HOOFDSTUK 1: WAT IS MAATSCHAPPIJLEER
Hfd 1
● Maatschappelijk vraagstuk:
1. Grote groepen in de samenleving ondervinden de gevolgen →
macroniveau.
2. Tegengestelde belangen spelen mee → een voor- of nadeel dat iemand ergens
bij heeft (dilemma = lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal
duidelijke nadelen hebben).
3. Een gemeenschappelijke oplossing is nodig.
● AWB-schema: actoren, waarden (uitgangspunten om na te streven), belangen.
- Verandering van normen en waarden noem je de dynamiek van de
samenleving → afhankelijk van plaats, de tijd en de groep.
● De vier thema´s:
1. Rechtsstaat.
2. Parlementaire democratie.
3. Pluriforme samenleving.
4. Verzorgingsstaat.
● Kernconcepten:
1. Waarden en normen.
2. Belangen.
3. Macht → het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
4. Sociale ongelijkheid → ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen
en politieke macht.
5. Sociale cohesie → de mate waarin mensen door onderlinge bindingen het gevoel
hebben bij elkaar te horen.
- Interdependentie: mensen die afhankelijk van elkaar zijn.
Hfd 2
● Betrouwbaarheid binnen onze informatiesamenleving:
- Kritisch kijken: de zender, het doel, is actualiteit, bronnen, hoor en wederhoor
(verschillende kanten bekeken).
- Selectieve waarneming komt voort uit een referentiekader (alles wat je bezit aan
kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten) → nieuwe informatie
past zich aan je referentiekader aan = selectieve perceptie.
- Persvrijheid = journalisten hebben dan de vrijheid om te publiceren zonder
gehinderd te worden door de overheid.
- Manipulatie = het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten zonder dat
de ontvanger dit merkt → propaganda = bewust geven van eenzijdige informatie
om mensen te beïnvloeden.
- Indoctrinatie = systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen worden
opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze kritiekloos accepteert.
, - Stereotype = vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde
kenmerken toeschrijft.
- Vooroordeel = een vooropgezette en voorbarige mening over iets of iemand zonder
kennis van zaken → discriminatie = het anders behandelen van individuen of
groepen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
● Theorieën rondom de invloed van de media:
1. Cultivatietheorie → verwisseling van de werkelijkheid d.m.v. de media.
2. Agendasettingtheorie → de media bepaalt welke onderwerpen er
besproken worden.
3. Framingtheorie → de invalshoek waarop de media (journalist) informatie
overbrengt.
4. Mediawijsheid → betrouwbaarheid van de informatie (privacy).
Hfd 1
● Maatschappelijk vraagstuk:
1. Grote groepen in de samenleving ondervinden de gevolgen →
macroniveau.
2. Tegengestelde belangen spelen mee → een voor- of nadeel dat iemand ergens
bij heeft (dilemma = lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal
duidelijke nadelen hebben).
3. Een gemeenschappelijke oplossing is nodig.
● AWB-schema: actoren, waarden (uitgangspunten om na te streven), belangen.
- Verandering van normen en waarden noem je de dynamiek van de
samenleving → afhankelijk van plaats, de tijd en de groep.
● De vier thema´s:
1. Rechtsstaat.
2. Parlementaire democratie.
3. Pluriforme samenleving.
4. Verzorgingsstaat.
● Kernconcepten:
1. Waarden en normen.
2. Belangen.
3. Macht → het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
4. Sociale ongelijkheid → ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen
en politieke macht.
5. Sociale cohesie → de mate waarin mensen door onderlinge bindingen het gevoel
hebben bij elkaar te horen.
- Interdependentie: mensen die afhankelijk van elkaar zijn.
Hfd 2
● Betrouwbaarheid binnen onze informatiesamenleving:
- Kritisch kijken: de zender, het doel, is actualiteit, bronnen, hoor en wederhoor
(verschillende kanten bekeken).
- Selectieve waarneming komt voort uit een referentiekader (alles wat je bezit aan
kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten) → nieuwe informatie
past zich aan je referentiekader aan = selectieve perceptie.
- Persvrijheid = journalisten hebben dan de vrijheid om te publiceren zonder
gehinderd te worden door de overheid.
- Manipulatie = het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten zonder dat
de ontvanger dit merkt → propaganda = bewust geven van eenzijdige informatie
om mensen te beïnvloeden.
- Indoctrinatie = systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen worden
opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze kritiekloos accepteert.
, - Stereotype = vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde
kenmerken toeschrijft.
- Vooroordeel = een vooropgezette en voorbarige mening over iets of iemand zonder
kennis van zaken → discriminatie = het anders behandelen van individuen of
groepen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
● Theorieën rondom de invloed van de media:
1. Cultivatietheorie → verwisseling van de werkelijkheid d.m.v. de media.
2. Agendasettingtheorie → de media bepaalt welke onderwerpen er
besproken worden.
3. Framingtheorie → de invalshoek waarop de media (journalist) informatie
overbrengt.
4. Mediawijsheid → betrouwbaarheid van de informatie (privacy).