Politiële en gerechtelijke organisatie
THEMA 1: opsporing -> Deel 1: politie
1. De geschiedenis van het Belgische politiewezen (1794 – 1987)
Inleiding
Waarom stilstaan bij geschiedenis?
Het verleden helpt om het heden van de politieorganisatie te begrijpen.
Het huidige politiewerk is gevormd door keuzes uit het verleden, en beïnvloedt de
toekomstige organisatie.
3 voorafgaande bemerkingen
De geschiedenis van het politiewerk is veelzijdig en complex, en we behandelen slechts
een selectief gedeelte in deze cursus.
Het politiewerk gaat niet enkel over misdaadbestrijding, maar omvat meer aspecten.
De geschiedenis van de politie kan niet losgekoppeld worden van de bredere Belgische
politieke en sociale context.
1.1De Franse en Hollandse erfenis (1794-1830)
De Franse tijd
Tot de hervorming zal het Belgische politiewerk sterk beïnvloed blijven door het Franse
model.
Frans model:
o 4 kenmerken
Burgerlijke Republiek (1794-1799):
De politie kwam uit de burgerij.
Doel: orde handhaven.
Napoleontisch Regime (1799-1814):
De politie werd een “politiestaat”
Doel: orde en politieke controle.
Militarisering:
Politie heeft militaire discipline en hiërarchie.
Eén leidinggevende, rest voert uit zonder veel eigen invloed.
Centralisering:
Alles wordt centraal aangestuurd.
Iedereen weet wie de leiding heeft en wat hun taak is.
Scheiding tussen administratieve en gerechtelijke politie:
Duidelijk onderscheid gemaakt tussen administratieve en
gerechtelijke politie.
, Joseph Fouché en de 'haute police':
o Een belangrijke figuur die het idee van de 'haute police' (hoogwaardige politie)
promootte.
o Haule police
Politie die sterk was gericht op politieke controle en het handhaven van de
OO
Verschil met police basse, die zich richt op criminaliteit.
o Fouché werd minister van Algemene Politie in 1799.
o Oprichting Police Secrète:
Ook wel Openbare Veiligheid genoemd.
Taak: Inlichtingen verzamelen via informanten en infiltranten.
Reden:
Behoefte aan politieke informatie.
Politie werd een instrument voor machthebbers.
o Fouché's visie:
Politie had een bredere taak dan misdaadbestrijding.
Het was essentieel voor politieke controle en stabilitei
Verschillende corpsen in de organisatie van de politie
o Corps de la Gendarmerie Nationale (1798-1809):
Later omgevormd naar Gendarmerie Impériale (elitekorps).
o Police Municipale (gemeentelijke politie):
Bestond vanaf 1789.
Taken:
Zorgen voor verkeer en openbare veiligheid.
Handhaven van orde bij festiviteiten.
Controleren van maten en gewichten.
Behandelen van branden, besmettelijke ziekten, etc.
Voorkomen van ongelukken door geesteszieken en wilde dieren.
2 belangrijke taken: Administratief en gerechtelijk.
Belang van lokale overheid:
Burgemeester speelde een cruciale rol.
o Garde Nationale (1800-1810):
Voorloper van de burgerwacht.
Taken: Openbare orde en grens/kustbewaking.
, 1.2Hollandse tijd – Interbellum
Franse invloeden:
o Veel van het Franse systeem werd overgenomen, maar milder uitgevoerd.
o Minder strikte ‘politiestaat’.
Haute Police:
o Het verzamelen van politieke informatie bleef belangrijk.
o Behouden van het idee van 'Haute Police':
Politieorganisatie
o Maréchaussée:
Centrale politie eenheid.
De naam ‘gendarmerie’ werd veranderd vanwege negatieve associaties.
Het werd het belangrijkste politiebestuur in de Nederlanden.
o Gemeentelijke politie:
Bestond uit commissarissen en veldwachters.
Meer autonomie voor gemeenten vanaf 1815.
Minder autonomie vanaf 1825.
o Burgerwacht of ‘schutterij’:
Zorgde voor grens- en kustbewaking.
Naar een nationaal gecentraliseerd politiesysteem (1830-1885)
1830: Belgische onafhankelijkheid:
o België wil een sterke, gecentraliseerde staat.
o Gemeenten krijgen meer macht, vooral de burgemeester.
1831: Grondwet:
o De grondwet legt de basis voor de organisatie van het land en de politie.
2e helft 19e eeuw: Industriële ontwikkeling:
o Steden groeien door de industriële revolutie.
Industriële crisis (1873-1885):
o Slechte werkomstandigheden zorgen voor stakingen en onrust.
o De politie wordt ingezet om de werkende klasse te controleren en te
disciplineren.
De verschillende politie-instanties (1830-1885)
, 1) De ‘Gendarmerie nationale’ (rijkswacht)
o 1830: Ontbinding Maréchaussée, vervanging door Gendarmerie nationale
o Klein in het begin, vooral actief op het platteland
o Beperkt aantal manschappen (±1200 in 1830, 2000 in 1883)
o Strikte discipline
2) Het leger
o Handhaving van orde bij stakingen en protesten
3) De burgerwacht
o 1830: Decreet voor burgerwachten op gemeentelijk niveau
o Actief in steden
o Opgezet door burgerij uit wantrouwen in overheid
o Verliest invloed in de loop van de 19e eeuw
o Verdwijnt uiteindelijk snel
4) Lokale/Gemeentepolitie
o Grootste politiecorps
o In landelijke gebieden: veldwachters
o In grotere gemeenten: gemeentepolitie (meestal bekritiseerd)
o Gemeentewet 1836: Burgemeester krijgt politiebevoegdheid en mag eigen
beleid maken
o Taak: Toepassen van politieregels (bv. herbergen, vreemdelingen, bedelaars)
Eerste pleidooien voor gerechtelijke politie
- 1871: Voorstel voor oprichting gerechtelijke politie door Prins en Pergameni
- 1872: Speciale afdeling opgericht in Brussel
- 1880: Afgemaakt wegens te weinig steun en budgetproblemen
- Geen resultaat door gemeentelijke autonomie
5) Oprichting openbare veiligheid
o 1830: Einde van ‘haute police’, maar openbare veiligheidsdienst blijft
o Bevoegdheden officieel pas in 1998 vastgelegd
Militarisering
Eind jaren 1880: Negatief beeld van de politie
o “Politie is gebrekkig, te weinig agenten en lage kwaliteit” (De Valkeneer, 2016)
Verhoogde militarisering door sociale onrust
o Veel stakingen, dodelijke slachtoffers
o Politieke onrust, oprichting van de Belgische Werklieden Partij (1885)
Politiek van ‘sociaal verweer’
o Sterker politieapparaat, vooral de gendarmerie
o Meer sociale wetgeving
De verschillende politie-instanties (1886-1914)
Algemeen - Wat deed de politie?
THEMA 1: opsporing -> Deel 1: politie
1. De geschiedenis van het Belgische politiewezen (1794 – 1987)
Inleiding
Waarom stilstaan bij geschiedenis?
Het verleden helpt om het heden van de politieorganisatie te begrijpen.
Het huidige politiewerk is gevormd door keuzes uit het verleden, en beïnvloedt de
toekomstige organisatie.
3 voorafgaande bemerkingen
De geschiedenis van het politiewerk is veelzijdig en complex, en we behandelen slechts
een selectief gedeelte in deze cursus.
Het politiewerk gaat niet enkel over misdaadbestrijding, maar omvat meer aspecten.
De geschiedenis van de politie kan niet losgekoppeld worden van de bredere Belgische
politieke en sociale context.
1.1De Franse en Hollandse erfenis (1794-1830)
De Franse tijd
Tot de hervorming zal het Belgische politiewerk sterk beïnvloed blijven door het Franse
model.
Frans model:
o 4 kenmerken
Burgerlijke Republiek (1794-1799):
De politie kwam uit de burgerij.
Doel: orde handhaven.
Napoleontisch Regime (1799-1814):
De politie werd een “politiestaat”
Doel: orde en politieke controle.
Militarisering:
Politie heeft militaire discipline en hiërarchie.
Eén leidinggevende, rest voert uit zonder veel eigen invloed.
Centralisering:
Alles wordt centraal aangestuurd.
Iedereen weet wie de leiding heeft en wat hun taak is.
Scheiding tussen administratieve en gerechtelijke politie:
Duidelijk onderscheid gemaakt tussen administratieve en
gerechtelijke politie.
, Joseph Fouché en de 'haute police':
o Een belangrijke figuur die het idee van de 'haute police' (hoogwaardige politie)
promootte.
o Haule police
Politie die sterk was gericht op politieke controle en het handhaven van de
OO
Verschil met police basse, die zich richt op criminaliteit.
o Fouché werd minister van Algemene Politie in 1799.
o Oprichting Police Secrète:
Ook wel Openbare Veiligheid genoemd.
Taak: Inlichtingen verzamelen via informanten en infiltranten.
Reden:
Behoefte aan politieke informatie.
Politie werd een instrument voor machthebbers.
o Fouché's visie:
Politie had een bredere taak dan misdaadbestrijding.
Het was essentieel voor politieke controle en stabilitei
Verschillende corpsen in de organisatie van de politie
o Corps de la Gendarmerie Nationale (1798-1809):
Later omgevormd naar Gendarmerie Impériale (elitekorps).
o Police Municipale (gemeentelijke politie):
Bestond vanaf 1789.
Taken:
Zorgen voor verkeer en openbare veiligheid.
Handhaven van orde bij festiviteiten.
Controleren van maten en gewichten.
Behandelen van branden, besmettelijke ziekten, etc.
Voorkomen van ongelukken door geesteszieken en wilde dieren.
2 belangrijke taken: Administratief en gerechtelijk.
Belang van lokale overheid:
Burgemeester speelde een cruciale rol.
o Garde Nationale (1800-1810):
Voorloper van de burgerwacht.
Taken: Openbare orde en grens/kustbewaking.
, 1.2Hollandse tijd – Interbellum
Franse invloeden:
o Veel van het Franse systeem werd overgenomen, maar milder uitgevoerd.
o Minder strikte ‘politiestaat’.
Haute Police:
o Het verzamelen van politieke informatie bleef belangrijk.
o Behouden van het idee van 'Haute Police':
Politieorganisatie
o Maréchaussée:
Centrale politie eenheid.
De naam ‘gendarmerie’ werd veranderd vanwege negatieve associaties.
Het werd het belangrijkste politiebestuur in de Nederlanden.
o Gemeentelijke politie:
Bestond uit commissarissen en veldwachters.
Meer autonomie voor gemeenten vanaf 1815.
Minder autonomie vanaf 1825.
o Burgerwacht of ‘schutterij’:
Zorgde voor grens- en kustbewaking.
Naar een nationaal gecentraliseerd politiesysteem (1830-1885)
1830: Belgische onafhankelijkheid:
o België wil een sterke, gecentraliseerde staat.
o Gemeenten krijgen meer macht, vooral de burgemeester.
1831: Grondwet:
o De grondwet legt de basis voor de organisatie van het land en de politie.
2e helft 19e eeuw: Industriële ontwikkeling:
o Steden groeien door de industriële revolutie.
Industriële crisis (1873-1885):
o Slechte werkomstandigheden zorgen voor stakingen en onrust.
o De politie wordt ingezet om de werkende klasse te controleren en te
disciplineren.
De verschillende politie-instanties (1830-1885)
, 1) De ‘Gendarmerie nationale’ (rijkswacht)
o 1830: Ontbinding Maréchaussée, vervanging door Gendarmerie nationale
o Klein in het begin, vooral actief op het platteland
o Beperkt aantal manschappen (±1200 in 1830, 2000 in 1883)
o Strikte discipline
2) Het leger
o Handhaving van orde bij stakingen en protesten
3) De burgerwacht
o 1830: Decreet voor burgerwachten op gemeentelijk niveau
o Actief in steden
o Opgezet door burgerij uit wantrouwen in overheid
o Verliest invloed in de loop van de 19e eeuw
o Verdwijnt uiteindelijk snel
4) Lokale/Gemeentepolitie
o Grootste politiecorps
o In landelijke gebieden: veldwachters
o In grotere gemeenten: gemeentepolitie (meestal bekritiseerd)
o Gemeentewet 1836: Burgemeester krijgt politiebevoegdheid en mag eigen
beleid maken
o Taak: Toepassen van politieregels (bv. herbergen, vreemdelingen, bedelaars)
Eerste pleidooien voor gerechtelijke politie
- 1871: Voorstel voor oprichting gerechtelijke politie door Prins en Pergameni
- 1872: Speciale afdeling opgericht in Brussel
- 1880: Afgemaakt wegens te weinig steun en budgetproblemen
- Geen resultaat door gemeentelijke autonomie
5) Oprichting openbare veiligheid
o 1830: Einde van ‘haute police’, maar openbare veiligheidsdienst blijft
o Bevoegdheden officieel pas in 1998 vastgelegd
Militarisering
Eind jaren 1880: Negatief beeld van de politie
o “Politie is gebrekkig, te weinig agenten en lage kwaliteit” (De Valkeneer, 2016)
Verhoogde militarisering door sociale onrust
o Veel stakingen, dodelijke slachtoffers
o Politieke onrust, oprichting van de Belgische Werklieden Partij (1885)
Politiek van ‘sociaal verweer’
o Sterker politieapparaat, vooral de gendarmerie
o Meer sociale wetgeving
De verschillende politie-instanties (1886-1914)
Algemeen - Wat deed de politie?