De zes behandelingsmodellen voor armoede van Maria De Bie
Modellen
1 tot 4 wijzen naar de sociaalpolitieke en de sociale beleidsdiscussie.
Model 1 (individueel schuldmodel): tussenkomst controlerend: toezien of binnen de
wettelijke grenzen geopereerd wordt, wat soms leidt tot een criminalisering van het
armoedeprobleem.
Model 2 (individuele ongevalmodel): wordt de maatschappelijke tussenkomst
begrensd tot bepaalde situaties en selectief toebedeeld via bijzondere opvangvormen
zoals publieke bijstand. De bedoeling is om corrigerend tussen te komen met het oog
op orde handhaving en arbeidsmarktregulering.
Model 3 (maatschappelijk ongevalmodel): armoede is een verdeelde
verantwoordelijkheid van het individu en de overheid. De overheid moet voorzien in
een aanbod van algemene voorzieningen die toelaten om te participeren. Het
individu wordt geacht actief te participeren.
Het institutioneel aanbod is gericht op de opvang van de gevolgen van
maatschappelijke uitsluiting en de preventie ervan.
Model 4 (structureel model): armoedebestrijding s een gedeelde verantwoordelijkheid
tussen individu en de overheid. Het gaat om het recht op maatschappelijke
dienstverlening teneinde een leven te kunnen leiden dat beantwoordt aan de
menselijke waardigheid. Het voorzieningsmodel wordt gezien als een structureel
aanbod waar deze afstemming tussen private en publieke verantwoordelijkheid
telkens opnieuw moet worden gerealiseerd.
Modellen 5 en 6 verwijzen naar de uitvoering van het sociaal beleid via concrete
interventies en voorzieningen op het mesoniveau. Hier wordt, niet in het minst op het
vlak van armoedebestrijding, gesteld dat participatief gewerkt wordt. Participatie
dekt verschillende benaderingen. In de beleidsuitvoering bestaan op het niveau van
concrete sociale interventies en voorzieningen 2 benaderingen:
- Methodische benadering (model 5)
- Structurele benadering (model 6)
Model 5 verwijst naar een residuele opstelling: curatief en preventief maatschappelijk
aanbod. Participatie is een methode om te leren deelnemen en deel hebben aan
beleid en zo toegang te krijgen tot diverse domeinen van maatschappelijke
integratie. De doelstelling van het sociaal beleid is maatschappelijke integratie te
verstaan als het kunnen functioneren als burger in de samenleving. Individueel en
maatschappelijk belang komen in consensus.
1
Modellen
1 tot 4 wijzen naar de sociaalpolitieke en de sociale beleidsdiscussie.
Model 1 (individueel schuldmodel): tussenkomst controlerend: toezien of binnen de
wettelijke grenzen geopereerd wordt, wat soms leidt tot een criminalisering van het
armoedeprobleem.
Model 2 (individuele ongevalmodel): wordt de maatschappelijke tussenkomst
begrensd tot bepaalde situaties en selectief toebedeeld via bijzondere opvangvormen
zoals publieke bijstand. De bedoeling is om corrigerend tussen te komen met het oog
op orde handhaving en arbeidsmarktregulering.
Model 3 (maatschappelijk ongevalmodel): armoede is een verdeelde
verantwoordelijkheid van het individu en de overheid. De overheid moet voorzien in
een aanbod van algemene voorzieningen die toelaten om te participeren. Het
individu wordt geacht actief te participeren.
Het institutioneel aanbod is gericht op de opvang van de gevolgen van
maatschappelijke uitsluiting en de preventie ervan.
Model 4 (structureel model): armoedebestrijding s een gedeelde verantwoordelijkheid
tussen individu en de overheid. Het gaat om het recht op maatschappelijke
dienstverlening teneinde een leven te kunnen leiden dat beantwoordt aan de
menselijke waardigheid. Het voorzieningsmodel wordt gezien als een structureel
aanbod waar deze afstemming tussen private en publieke verantwoordelijkheid
telkens opnieuw moet worden gerealiseerd.
Modellen 5 en 6 verwijzen naar de uitvoering van het sociaal beleid via concrete
interventies en voorzieningen op het mesoniveau. Hier wordt, niet in het minst op het
vlak van armoedebestrijding, gesteld dat participatief gewerkt wordt. Participatie
dekt verschillende benaderingen. In de beleidsuitvoering bestaan op het niveau van
concrete sociale interventies en voorzieningen 2 benaderingen:
- Methodische benadering (model 5)
- Structurele benadering (model 6)
Model 5 verwijst naar een residuele opstelling: curatief en preventief maatschappelijk
aanbod. Participatie is een methode om te leren deelnemen en deel hebben aan
beleid en zo toegang te krijgen tot diverse domeinen van maatschappelijke
integratie. De doelstelling van het sociaal beleid is maatschappelijke integratie te
verstaan als het kunnen functioneren als burger in de samenleving. Individueel en
maatschappelijk belang komen in consensus.
1