Samenvatting
micro – macro economie
Examen januari
1
, Hoofdstuk1: WAT IS ECONOMIE? (P11-138)
Micro-economie = de studie van het gedrag van individuele economische
agenten (consumenten, bedrijven, organisaties, …)
1)
• Is een mens wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van
schaarse middelen
Waarom? Om betere beslissingen te nemen, om de problemen van de
wereld te begrijpen,
om beter het beleid te beoordelen
2)
Economisch probleem => meer behoeftes tegenover schaarse middelen!
Behoeftes: Aanvoelen van een tekort en het verlangen om die tekort in te vullen
Schaarse middelen: Omvatten alle materiële goederen en immateriële diensten,
ze hebben de eigenschap om een behoefte te opvangen op directe of indirecte
wijze.
Niet-schaarse goederen = Vrije goederen (vb. lucht)
Keuzeprobleem= Centraal -> het maken van een keuze
• DE OPPORTUNITEITSKOST = waarde van het beste alternatief dat men
opgeeft door de keuze te maken
• 3 type probleem: probleem van allocatie van middelen, een
verdelingsprobleem en een stabilisatieprobleem
2
,3)
• Punt z: is een voorbeeld van
schaarste aan middelen, het is
niet beschikbaar met de huidige
hoeveelheid productiefactoren.
• Keuzeprobleem: Welke punt van
de curve zal in de economie
gekozen worden?
• Punt u: is economische efficiënter,
een gedeelte van de arbeid blijft
ongebruikt.
4)
Consumptie: Aanwending van economische goederen voor niet-productieve
doeleinden van inkomen
Productie: Scheppen of toevoegen c-van waarde aan economische goederen van
inkomen
Ceteris paribus: De overige omstandigheden blijven gelijk
Economie:
• Beschrijving van het gedrag van een economische agent (consumenten,
producenten, bedrijven).
• Beschrijving van de verbanden tussen economische grootheden:
consumenten producenten, overheid en buitenland.
2 oplossingssystemen:
Centrale planning:
Men kan vaststellen dat in een centrale geleide economie worden de beslissingen
vastgelegd in een plan.
Het marktmechanisme:
“De markt is een theoretische instelling waar vragers (consumenten) met
aanbieders (producenten) wordt geconfronteerd en ruilwaarde wordt
vastgelegd.”
• De prijsvorming staat centraal!!
• Het geld zowel voor outputmarkten (goederen en diensten) als voor
inputmarkten (productiefactoren)
3
, Prijsmechanisme 3 rollen:
1) Geeft de informatie van de relatieve schaarste en relatieve nut van de
verschillende goederen.
2) Geven signalen aan consumenten en producenten. Wanneer de prijs stijgt
gaan consumenten minder kopen en producenten meer produceren. Het
prijsmechanisme gaat ervoor zorgen dat er een consistentie is tussen die
2.
3) Het bepaalt ook het inkomensvermogen.
Adam Smith:
• Adam Smith (1723-1790) was een Schotse filosoof en werd beschouwd als
de vader van de moderne economie
• “INVISBLE HAND” = een automatische regelaar die vanzelf evenwicht in
het economische leven brengt
2 boeken:” The Theory of Moral Sentimenty”, “The Wealth of Nations”
Gevaren pure marktevenwicht:
1) Te sterke macht bij grote bedrijven
2) Er zijn goederen die door hun specifieke kenmerken moeilijk aan de markt
kunnen worden overgelaten
3) De productie gaat gepaard met een heel gamma ongeprijsde, en meestal
ongewenste, neveneffecten => Externe effecten
4) De inkomensverdeling die gebaseerd is op de marktwaarde van de
geleverde prestaties niet noodzakelijk sociaal aanvaardbaar wordt geacht
Hoe de economie organiseren?
Gemengde economie=
• Zichtbare hand: de overheid
4
micro – macro economie
Examen januari
1
, Hoofdstuk1: WAT IS ECONOMIE? (P11-138)
Micro-economie = de studie van het gedrag van individuele economische
agenten (consumenten, bedrijven, organisaties, …)
1)
• Is een mens wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van
schaarse middelen
Waarom? Om betere beslissingen te nemen, om de problemen van de
wereld te begrijpen,
om beter het beleid te beoordelen
2)
Economisch probleem => meer behoeftes tegenover schaarse middelen!
Behoeftes: Aanvoelen van een tekort en het verlangen om die tekort in te vullen
Schaarse middelen: Omvatten alle materiële goederen en immateriële diensten,
ze hebben de eigenschap om een behoefte te opvangen op directe of indirecte
wijze.
Niet-schaarse goederen = Vrije goederen (vb. lucht)
Keuzeprobleem= Centraal -> het maken van een keuze
• DE OPPORTUNITEITSKOST = waarde van het beste alternatief dat men
opgeeft door de keuze te maken
• 3 type probleem: probleem van allocatie van middelen, een
verdelingsprobleem en een stabilisatieprobleem
2
,3)
• Punt z: is een voorbeeld van
schaarste aan middelen, het is
niet beschikbaar met de huidige
hoeveelheid productiefactoren.
• Keuzeprobleem: Welke punt van
de curve zal in de economie
gekozen worden?
• Punt u: is economische efficiënter,
een gedeelte van de arbeid blijft
ongebruikt.
4)
Consumptie: Aanwending van economische goederen voor niet-productieve
doeleinden van inkomen
Productie: Scheppen of toevoegen c-van waarde aan economische goederen van
inkomen
Ceteris paribus: De overige omstandigheden blijven gelijk
Economie:
• Beschrijving van het gedrag van een economische agent (consumenten,
producenten, bedrijven).
• Beschrijving van de verbanden tussen economische grootheden:
consumenten producenten, overheid en buitenland.
2 oplossingssystemen:
Centrale planning:
Men kan vaststellen dat in een centrale geleide economie worden de beslissingen
vastgelegd in een plan.
Het marktmechanisme:
“De markt is een theoretische instelling waar vragers (consumenten) met
aanbieders (producenten) wordt geconfronteerd en ruilwaarde wordt
vastgelegd.”
• De prijsvorming staat centraal!!
• Het geld zowel voor outputmarkten (goederen en diensten) als voor
inputmarkten (productiefactoren)
3
, Prijsmechanisme 3 rollen:
1) Geeft de informatie van de relatieve schaarste en relatieve nut van de
verschillende goederen.
2) Geven signalen aan consumenten en producenten. Wanneer de prijs stijgt
gaan consumenten minder kopen en producenten meer produceren. Het
prijsmechanisme gaat ervoor zorgen dat er een consistentie is tussen die
2.
3) Het bepaalt ook het inkomensvermogen.
Adam Smith:
• Adam Smith (1723-1790) was een Schotse filosoof en werd beschouwd als
de vader van de moderne economie
• “INVISBLE HAND” = een automatische regelaar die vanzelf evenwicht in
het economische leven brengt
2 boeken:” The Theory of Moral Sentimenty”, “The Wealth of Nations”
Gevaren pure marktevenwicht:
1) Te sterke macht bij grote bedrijven
2) Er zijn goederen die door hun specifieke kenmerken moeilijk aan de markt
kunnen worden overgelaten
3) De productie gaat gepaard met een heel gamma ongeprijsde, en meestal
ongewenste, neveneffecten => Externe effecten
4) De inkomensverdeling die gebaseerd is op de marktwaarde van de
geleverde prestaties niet noodzakelijk sociaal aanvaardbaar wordt geacht
Hoe de economie organiseren?
Gemengde economie=
• Zichtbare hand: de overheid
4
