100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Globale Economie Samenvatting - TEW & Handelsingenieur - 17/20 eerste zit

Beoordeling
4.6
(30)
Verkocht
205
Pagina's
67
Geüpload op
02-02-2021
Geschreven in
2019/2020

Deze samenvatting omvat alle leerstof uit de lessen de Globale Economie, gegeven aan de eerstejaars studenten Handelsingenieur en Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW) door André Decoster of Jozef Konings. Ik scoorde met deze samenvatting een 17/20 in mijn eerste zit. Deze samenvatting is gebaseerd op notities uit de lessen, aangevuld met het boek "Economie. Een inleiding", door Erwin Ooghe en André Decoster

Meer zien Lees minder
Instelling
Vak













Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
2 februari 2021
Aantal pagina's
67
Geschreven in
2019/2020
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

DE GLOBALE ECONOMIE
Simon Kuhn


HOOFDSTUK 18. MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE
INLEIDING

De macro-economie verkrijgt men niet door louter een optelsom te maken van de micro-economische
activiteiten. Volgende redenen verklaren waarom het geheel meer inhoudt dan de som van de delen:

1. verband tussen de markten van finale goederen en markten van productiefactoren
→ veranderingen in de ene markt, brengen veranderingen teweeg in de andere markt
⇒ wet van Say (paragraaf 1)

2. het gebruik van geld speelt een grotere rol op macro-economisch vlak
→ ontregelingen van de geldstroom kunnen desastreuze effecten hebben op de wereldmarkt
⇒ paragraaf 2

3. over verschillende markten heen is een informatie- en coördinatieprobleem onvermijdelijk
→ de macro-economische analyse bestudeert ook de negatieve impact van deze aspecten
⇒ paragraaf 3

1. ECONOMISCHE KRINGLOOP & WET VAN SAY

De macro-economische analyse probeert te begrijpen hoe de som van transacties over verschillende
markten heen samen evolueert en verandert. We nemen aan dat er N verschillende goederen en
diensten worden aangeboden:




Toch is macro-economie meer dan de optelsom van de hoeveelheden met hun prijzen
ONDERZIJDE = bestedingszijde (door consument)
→ bedrijven verkopen producten aan consumenten
→ totale opbrengst over alle markten heen: P Q

BOVENZIJDE = inkomenszijde (voor consument)
→ consumenten verkopen hun productiefactoren (arbeid / kapitaal)
en worden vergoed met lonen of dividenden

De totale opbrengsten worden zo integraal uitbetaald aan de
consumenten → samenhang tussen productie en inkomen
⇒ terugkoppelmechanismen


Omdat productie vanzelf tot een vraag naar goederen en diensten leidt, geldt de Wet van Say:
"Elk aanbod creëert zijn eigen vraag" waaruit 2 inzichten af te leiden zijn:
1. in de macro-analyse zijn er terugkoppelmechanismen die afwezig zijn in de micro-economie
2. het klassieke "evenwichtsdenken" werkt niet wanneer consumenten ook sparen
m.a.w. volgens de wet van Say is sparen niet mogelijk

Opmerkingen:
1) Sparen zorgt voor een "spaarlek" omdat er minder wordt uitgegeven en dus minder inkomen
wordt gecreëerd waardoor men minder kan sparen (cfr. infra)
2) De micro-economische analyse is te beperkt op macro-economisch vlak:
Stel P ↑ dan zal Q niet noodzakelijk helemaal afnemen want:
P ↑ → inkomen ↑ → koopkracht ↑ → gevraagde hoeveelheid ↑ op korte termijn

,2. HET BELANG VAN GELD
Alle transacties die plaatsgrijpen in de markten van finale goederen en diensten en in de markten van
productiefactoren maken gebruik van een algemeen ruilmiddel: geld.
In de micro-economische analyse kunnen we ervan uitgaan dat, omdat de
geldstroom en de reële stroom dezelfde onderliggende realiteit weergeven,
geld neutraal is. Met andere woorden, geld heeft geen effect op de economische
kringloop (factor- en goederenmarkt)

In de macro-economie interpreteren we het nieuwe inzicht dat
geld NIET neutraal is en wel degelijk effecten heeft op reële grootheden.




- M (= hoeveelheid geld) en P (= som van prijzen, BBP-deflator) zijn voorraadvariabelen en zijn
dus gemeten op één bepaald tijdstip.
- Q (= som van hoeveelheden, reëel BBP) en V (= omloopsnelheid van geld) zijn
stroomvariabelen en zijn dus gemeten over een bepaald tijdsinterval

⇒ PQ = MV (identiteit van Fisher)
⇒ de nominale waarde van de stroom van goederen en diensten op elk ogenblik moet gelijk zijn aan
de geldstroom die gebruikt wordt om deze transacties mogelijk te maken



3. INFORMATIE- EN COÖRDINATIEPROBLEMEN
Bij volmaakte mededinging:
het prijsmechanisme coördineert de markt bij bv. een vraagoverschot door de prijs
te doen stijgen en de gevraagde hoeveelheid te verlagen.

In de werkelijkheid:
informatieproblemen bij onvolmaakte mededinging zorgen ervoor dat het
coördinatiemechanisme vaak niet perfect functioneert.

VOORBEELD 1: INVESTERINGEN
Bij een onzekerheid tijdens het investeren kijken veel bedrijven naar hun directe concurrentie.
Als die investeren, zal de volgende onderneming volgen en stijgt de productie
→ optimisten worden bevestigd in hun optimisme ⇒ investeringsboom

Hetzelfde kan ook in tegengestelde richting gebeuren wanneer één bedrijf de productie terugschroeft
en de rest volgt → pessimisten worden bevestigd in hun pessimisme ⇒ investeringsbust

Kortom, informatieproblemen resulteren in coördinatieproblemen.
→ cyclische bewegingen in de productie (vlagen van optimisme en pessimisme)
→ Keynes: Animal Spirits want bedrijven/investeerders kijken naar elkaar (= bandwagon effect)

VOORBEELD 2: SPAARDERS
Stel dat men meer wil sparen:
→ vraag (= consumptie) neemt af
→ aanbod (= productie) neemt af
→ inkomen neemt af (want aanbod → totale opbrengst = inkomensverdeling)
→ men kan minder sparen!

De individuele spaarder houdt geen rekening met collectieve effect van "meer willen sparen".
Kortom, individuele rationaliteit kan leiden tot negatieve collectieve uitkomsten.
→ Keynes: spaarparadox

,VAN KEYNES NAAR DE KLASSIEKEN EN TERUG

KLASSIEKEN
→ Adam Smith, Thomas Malthus, Ricardo,...
→ evenwichtsbenadering (Wet van Say)
MAAR waarom geen evenwichtsherstel tijdens de Grote Depressie?

KEYNESIANEN
→ Keynes, Hicks,...
→ onevenwichtsbenadering (door marktimperfecties)
→ marktmechanisme stimuleren met beleidsbeslissingen (budgettair)

MONETARISTEN
→ monetair beleid is efficiënter dan het budgettair beleid

NIEUW-KLASSIEKEN
→ Robert Lucas, Thomas Sargent, Finn Kydland, Edward Prescott,...
- Terug naar klassieke evenwichtsdenken
- Goed functionerende markten (micro-economische onderbouwing)
→ Resultaat: Real Business cycle (RBC) theorie (jaren 80)



HOOFDSTUK 19. DE NATIONALE REKENINGEN
BRUTO BINNENLANDS PRODUCT

Bruto Binnenlands Product = de totale waarde van wat er binnen een economie gedurende een
bepaalde periode geproduceerd wordt.
→ slaat op finale goederen
→ maatstaf voor economische gezondheid en activiteit

BRUTO: er wordt geen rekening gehouden met depreciatie van de kapitaalstock
⇔ Netto Binnenlands Product

BINNENLANDS: bbp is een territoriaal concept
→ het gaat om wat binnen bepaalde geografische grenzen wordt geproduceerd
⇔ Bruto Nationaal Product slaat eerder op de inwoners dan het territorium
zo zal een Belg die in Nederland werkt het BBP van Nederland en het BNP van België
beïnvloeden, maar niet andersom.

PRODUCT: bbp meet de creatie van "toegevoegde waarde" tijdens het productieproces
→ productie = besteding = inkomen = toegevoegde waarde

Monetaire benadering?
- bbp bevat uiteenlopende goederen en diensten (staal, bananen,...)
- het is niet ideaal en zelfs onmogelijk om verschillende fysieke eenheden bij elkaar op te tellen
⇒ alle goederen / diensten uitgedrukt met de marktprijs

Finale goederen?
- intermediaire goederen: goederen die dienen als input bij de productie van andere goederen
- moesten we intermediaire goederen optellen krijgen we dubbeltellingen
⇒ bij de berekening van het bbp maken we enkel gebruik van finale goederen

Export en import?
- export: altijd finale goederen want er wordt geen waarde meer toegevoegd in ons land
- import: soms finale goederen, soms intermediaire goederen → aftrekken van bbp

,Het bbp berekenen kan vanuit 3 perspectieven. De uiteindelijke uitkomst moet uiteraard idem zijn.
1) productiebenadering
→ produceren = creëren van toegevoegde waarde = "oorsprong van het bbp"
⇒ som van alle toegevoegde waarden binnen dezelfde economie (territoriaal)

2) inkomensbenadering
→ toegevoegde waarde = inkomen
⇒ "verdeling" van de toegevoegde waarde over de productiefactoren

3) bestedingsbenadering
→ inkomen = mogelijkheid tot consumptie
⇒ som van marktwaarden van alle finale goederen + waarde export - waarde import

PRODUCTIEBENADERING
= som van omzet van alle ondernemingen (PQ)
+ voorraadwijzigingen → we meten de totale productie, niet de verkoop
- waarde van lopende inputs en intermediaire goederen / diensten
(+ toegevoegde waarde van de overheid + kadastraal inkomen)

Opmerkingen:
1) Het bbp zou gelijk zijn aan de totale winst als alle productie verkocht zou worden.
2) bbp = som van alle bruto toegevoegde waarden in dezelfde economie
3) De productiebenadering omvat ook de toegevoegde waarde van alle niet-verkochte goederen

Toegevoegde waarde van de overheid?
Publieke goederen worden per definitie niet verkocht → er bestaat geen marktprijs voor
→ de overheid realiseert geen exploitatie-overschot (geen "winst" naast de vergoeding voor arbeid)
→ benadering van publieke goederen aan kostprijs
⇒ toegevoegde waarde door de overheid = lonen die de overheid uitkeert (politie,...)

Uitkeringen (pensioenen, kinderbijslag,...) zijn transfers en zijn slechts een herverdeling van elders
gecreëerde toegevoegde waarde. Dus net alle overheidsuitgaven dragen bij tot het BBP.

Toegevoegde waarde van het gezin?
- groenten kweken, kinderen opvoeden,... → wordt opnieuw niet verkocht op een markt
- geen mogelijkheid om lonen uit te keren → huiselijke productie wordt amper opgenomen in het bbp
- uitzondering: kadastraal inkomen

Verder is het bbp een sterk concept, maar in de realiteit wel chaotisch:
- zwartwerk en andere illegale praktijken worden niet opgenomen in het bbp
- dubbeltarieven
- overheidsproductie en huiselijke productie wordt niet correct gereflecteerd door het bbp

⇒ De productiebenadering van het bbp ( BBPprod ) berekent dus de binnenlandse productie als de
totale bruto toegevoegde waarde gerealiseerd binnen de verschillende ondernemingen, door de
overheid en (in zéér beperkte mate) door de gezinnen.


EVOLUTIE VAN HET BBP
In Europa en België:
- bijdrage van landbouw is verwaarloosbaar
- vooral diensten worden belangrijker

Azië en China:
- geen desindustrialisering (groot belang aan
landbouw en industrie)

,INKOMENSBENADERING
In een productieproces kan alleen waarde worden toegevoegd aan de intermediaire inputs door het
inzetten van productiefactoren arbeid en kapitaal.
De gerealiseerde toegevoegde waarde wordt verdeeld over de eigenaars van de productiefactoren.

⇒ optellen van de uitgekeerde factorvergoedingen = tweede manier om bbp te berekenen.
BBPink = Yarb + Yven + Tind
- Yarb = inkomen uit arbeid → factorvergoeding over eigenaars van arbeid (werknemers)

- Tind = netto indirecte belastingen = bruto indirecte belastingen - subsidies
→ marktprijzen bevatten indirecte accijnzen die niet uitgekeerd worden
maar wel deel uitmaken van de toegevoegde waarde

- Yven = bruto-exploitatieoverschot + gemengd inkomen
→ bruto: depreciatie wordt bij het bbp niet in rekening gebracht
→ exploitatieoverschot: vermogensinkomens (interesten & dividenden)
→ gemengd inkomen: wanneer onderscheid L & K niet gemaakt kan worden

Opmerkingen:
1) Het bruto-exploitatieoverschot wordt volledig gerealiseerd door bedrijven want overheden kunnen
per definitie geen exploitatieoverschot teweeg brengen.
2) bbp tegen marktprijzen =/= uitgekeerde factorvergoedingen (indirecte belastingen zijn cruciaal)

BESTEDINGSBENADERING
We kunnen het bbp ook uit het perspectief van consumptie bekijken.
→ om dubbeltellingen te vermijden: enkel finale goederen
→ finale goederen kunnen opgesplitst worden in consumptiegoederen en investeringsgoederen

+ consumptie van gezinnen: C (private consumptie)
+ consumptie van de overheid: G (=/= totale toegevoegde waarde van overheidsproductie)
+ investeringen: I (voornamelijk bedrijven en overheid, maar ook consumenten met bv. huizen)
⇒ C + G + I = bruto binnenlandse vraag / absorptie

+ export naar het buitenland: E
- import uit het buitenland: Z
⇒ BBP - E + Z = C + G + I (want binnenlandse absorptie omvat eigenlijk al E en Z)
⇒ BBPbest = C + G + I + E - Z

Opmerkingen:
1) Sommige investeringsgoederen (auto, meubilair,..) worden als consumptiegoed tot C gerekend
2) G consumeert haar eigen output, maar niet de geproduceerde investeringsgoederen
3) Transfers zijn herverdelingen van de toegevoegde waarde, maar geen creatie
4) Investeringen: - vaste kapitaalvorming ("de" investering zoals wij dat kennen)
- voorraadvorming (voorraadoverschot is ook een soort investering)
5) Inetto = Ibruto - Depreciatie
6) Het niveau van netto-export zegt niets over de grootte van de handelsbalans
→ import/export-ratio van totaal BBP is meer betekenisvol
7) NBP = BBP - Dep. = C + G + Inetto + E - Z


C: 50 - 60% ⇒ gezinsconsumptie is enorm belangrijk in de Belgische economie
G: 15 - 25% ⇒ toename tijdens recessie in 2009
I: 20 - 30% ⇒ afname tijden recessie in 2009
E-Z: laag percentage, af en toe een handelstekort

1982: devaluatie van de Belgische frank → grotere export van België uit
We zien ook dat import/export-ratio een goede indicator is van de openheid van een economie ⇒ hoe
kleiner het grondgebied, hoe opener de economie

, We kunnen besluiten dat:
→ toegevoegde waarde = inkomen = besteding
→ BBP prod = BBP ink = BBP best



HET NATIONAAL INKOMEN
Nationaal inkomen: totaal verdiende inkomen van een bepaald land in een bepaalde periode.

Nationaal: in tegenstelling tot het territoriale concept bij BBP, wordt het NI berekend op basis
van de nationaliteit.
→ een "Belg" wordt algemeen gezien als iemand die bed & keukentafel in België heeft staan

NATIONAAL INKOMEN
- Inwoners krijgen ook factorvergoedingen van factoren die ze inzetten in het buitenland
- Inwoners ontvangen soms ook transfers van buiten de landsgrenzen
- Een deel van het binnenlandse inkomen stroomt soms naar het buitenland
⇒ nood aan een begrip dat deze uitzonderingen omvat:
→ bruto nationaal inkomen (bni)
→ netto nationaal inkomen (nni)
→ netto nationaal beschikbaar inkomen (nnbi)

Voorbeelden:
1) loon van inwoner Amsterdam die in Antwerpen werkt:
→ invloed op Belgisch BBP en Nederlands BNI
2) dividenden van Microsoft aan Belgische aandeelhouders:
→ invloed op Belgisch BNI maar niet op Belgisch BBP

1. Bruto Nationaal Inkomen
BNI = Bruto Binnenlands Product (BBP)
+ instroom van factorvergoedingen uit het buitenland (FIBin)
- uitstroom van factorvergoedingen naar het buitenland (FIBuit)

BNI = BBP + (FIBin - FIBuit)
= BBP + NFIB
met NFIB = netto factorinkomens

Afhankelijk van de relatieve grootte van inkomende en uitgaande factorinkomens, kan het netto
factorinkomen positief of negatief zijn.
→ België heeft een NFIB van 0,2 ⇒ bbp is bijna gelijk aan bni
→ Luxemburg heeft een NFIB van -44,1 ⇒ grote uitstroom van geld naar het buitenland
→ Japan heeft een NFIB van 4,0 ⇒ grote instroom van geld uit het buitenland

Concreet: BBP > BNI ⇒ NFIB < 0 ⇒ buitenlandse investeerders, inkomende arbeid
BBP < BNI ⇒ NFIB > 0 ⇒ buitenlandse investeringen, uitgaande arbeid

2. Netto Nationaal Inkomen

NNI = BNI - Dep.
= BBP + NFIB - Dep.
$9.60
Krijg toegang tot het volledige document:
Gekocht door 205 studenten

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Beoordelingen van geverifieerde kopers

7 van 30 beoordelingen worden weergegeven
9 maanden geleden

2 jaar geleden

1 jaar geleden

2 jaar geleden

2 jaar geleden

11 maanden geleden

2 jaar geleden

4.6

30 beoordelingen

5
18
4
12
3
0
2
0
1
0
Betrouwbare reviews op Stuvia

Alle beoordelingen zijn geschreven door echte Stuvia-gebruikers na geverifieerde aankopen.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
simkuhn Katholieke Universiteit Leuven
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
2018
Lid sinds
5 jaar
Aantal volgers
795
Documenten
33
Laatst verkocht
1 week geleden
Simon Kuhn\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\

4.5

292 beoordelingen

5
184
4
87
3
9
2
3
1
9

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen