OEFENING 1.
Vorige maand ging de echtscheiding van Paul en An in kracht van gewijsde. Paul is kinesist;
An werkte aanvankelijk full time en later part time, als bediende bij de Bank van Hier. Ze
hebben twee kinderen. De echtgenoten waren gehuwd in 1987 en opteerden ervoor geen
huwelijkscontract af te sluiten.
Er moet nu worden overgegaan tot vereffening en verdeling van het stelsel.
Het echtpaar woonde in een groot herenhuis in de stad - maar toch kort bij de grote
invalswegen, dat het echtpaar korte tijd na hun huwelijk had aangekocht van de grootouders
van An. Het huis wordt vandaag geschat op 750.000 €; het huisraad op 20.000 €.
Paul was kinesist. Aanvankelijk werkte hij in het plaatselijke revalidatiecentrum. Hij kreeg
echter grote naam en waagde het enkele jaren na het huwelijk een zelfstandige praktijk te
beginnen. Het echtpaar was van oordeel dat dat best kon gebeuren in de gezinswoning: ze
besloten de gezinswoning te renoveren en helemaal opnieuw in te richten. De hele
benedenverdieping werd ingenomen door de praktijk van Paul. Deze werken hebben ruim
200.000 € gekost en werden gefinancierd met enerzijds de overgespaarde inkomsten en
anderzijds een hypothecaire lening die ze maandelijks samen afbetaalden. Paul had
systematisch de nodige dure apparatuur aangekocht om steeds bij te blijven met de nieuwste
evoluties. De waarde daarvan bedraagt ongeveer 100.000 €, maar de aanschafswaarde ervan
lag evenwel ongeveer 55.000 € hoger.
Het echtpaar heeft behoorlijk wat gespaard, in het bijzonder omdat de praktijk van Paul zeer
rendabel was. An heeft een bank- en spaarrekening op haar naam bij de Bank van Hier,
waarop maandelijks haar loon wordt gestort. Op deze rekeningen staat (samen) 12.500 €. Ook
Paul heeft een rekening op zijn naam, waarop vandaag 35.000 € staat. Hij heeft daarnaast ook
een effectenportefeuille ter waarde van 125.000 €. Op een gemeenschappelijk lange-termijn-
rekening staat bovendien 50.000 €. Daarnaast heeft het echtpaar nog een ruim appartement
aan de kust (400.000 €) en een kleiner appartement in de stad (100.000 €). Dat laatste had An
in 2010 voor 3/4e geërfd van haar ouders en het overige 1/4 e had ze ingekocht van haar broer
voor een prijs van 20.000 €. De inkoop was gebeurd met spaargelden. De bedoeling van de
aankoop van het appartement was dat de kinderen daar ‘op kot’ konden gaan.
Het echtpaar had al een tiental jaar geleden besloten om feitelijk gescheiden te gaan leven.
Toen ze hem had meegedeeld dat ze hem wilde verlaten en hij beter elders onderdak kon gaan
zoeken, had Paul An hardhandig aangepakt, in die mate zelfs dat ze meer dan een week niet
kon gaan werken. An had nochtans geen klacht ingediend om de situatie niet nog meer te
laten escaleren.
Bij voorlopige maatregel bekwam An dat ze met de kinderen in de gezinswoning kon blijven
wonen, zodat Paul een ander onderkomen moest zoeken. Paul is dan verhuisd naar het klein
appartementje in de stad, dat eigenlijk voor de kinderen was bedoeld. Omdat zijn praktijk er
nog steeds was gevestigd, kwam hij wel nog dagelijks in de gezinswoning en zag er An en de
kinderen. Dat was voor iedereen onhoudbaar.
An komt bij u te rade en vraagt u wat haar rechten zijn in de volgende van elkaar
onafhankelijke hypotheses.
, 1. a. Welke vermogensrechtelijke aanspraken kan ze laten gelden?
b. De ligging van zijn praktijk is voor Paul strategisch zeer belangrijk, zodat hij dan
ook ten stelligste hoopt dat hij recht zal krijgen op de woning en de praktijk. Hij biedt
An zelfs aan om er 900.000 € voor te betalen (in plaats van de prijs uit het
schattingsverslag van 750.000 €). An wil te allen prijze vermijden dat Paul enig recht
kan laten gelden in de gezinswoning. Moet zij bevreesd zijn dat dit toch zou gebeuren?
a. Na ontbinding: vereffening en verdeling (daaruit afleiden wat de
vermogensrechtelijke aanspraken zijn).
Huwelijk is ontbonden, zijn gescheiden uit de echt
Nu het stelsel vereffenen en verdelen (welke goederen in welk vermogen)
5 stappen:
1. Statuut van goederen bepalen
Herenhuis tijdens huwelijk aangekocht (750.000 euro in GV)
Werken in huis (200.000 euro)
Huisraad (20.000 euro in GV)
Beroepsgoederen van meneer (100.000 euro in EV ogv 2.3.19 BW, titre) –
2.3.22 BW: finance, de waarde van die goederen zijn wel in GV
Bank- en spaarrekeningen in GV (beroepsinkomsten van man, niet relevant
dat rekening slechts op een naam staat)
12.500, 35.000, 125.000 en 50.000 euro in GV
Appartement aan zee (GV; aangekocht tijdens huwelijk – vermoeden van
gemeenschappelijkheid) – 400.000
Appartement in de stad (EV – 2.3.18, 3° BW) – 100.000
Vergoeding betalen bij ontbinding van het stelsel, aangezien ¼ is betaald
met spaargelden uit de gemeenschap
EV meneer: 100.000; recht op beroepsgoederen
EV mevrouw: 400.000 (appartement stad)
GV: 1.492.500
2. Opmaken van vergoedingsrekening
EV van mevrouw aan GV
20.000 (1/4 van het appartement dat betaald is met spaargeld uit het GV)
Minstens bedrag dat uit GV is verdwenen (vergoedingsgerechtigde
vermogen)
Art 2.3.46 BW – verkrijging, instandhouding, verbetering van een goed
evt meerwaarde van dat goed
Vanuit EV van mevrouw een vergoeding betalen van 25.000 euro
3. Verrekening van de gemeenschappelijke lasten
4. Verrekening van betaling van de vergoedingen
5. Verdeling van de netto-baten
GV: 1.492.500 + 25.000 vergoeding van mevrouw = 1.517.500 – gedeeld
door 2 = 758.750 euro
Vorige maand ging de echtscheiding van Paul en An in kracht van gewijsde. Paul is kinesist;
An werkte aanvankelijk full time en later part time, als bediende bij de Bank van Hier. Ze
hebben twee kinderen. De echtgenoten waren gehuwd in 1987 en opteerden ervoor geen
huwelijkscontract af te sluiten.
Er moet nu worden overgegaan tot vereffening en verdeling van het stelsel.
Het echtpaar woonde in een groot herenhuis in de stad - maar toch kort bij de grote
invalswegen, dat het echtpaar korte tijd na hun huwelijk had aangekocht van de grootouders
van An. Het huis wordt vandaag geschat op 750.000 €; het huisraad op 20.000 €.
Paul was kinesist. Aanvankelijk werkte hij in het plaatselijke revalidatiecentrum. Hij kreeg
echter grote naam en waagde het enkele jaren na het huwelijk een zelfstandige praktijk te
beginnen. Het echtpaar was van oordeel dat dat best kon gebeuren in de gezinswoning: ze
besloten de gezinswoning te renoveren en helemaal opnieuw in te richten. De hele
benedenverdieping werd ingenomen door de praktijk van Paul. Deze werken hebben ruim
200.000 € gekost en werden gefinancierd met enerzijds de overgespaarde inkomsten en
anderzijds een hypothecaire lening die ze maandelijks samen afbetaalden. Paul had
systematisch de nodige dure apparatuur aangekocht om steeds bij te blijven met de nieuwste
evoluties. De waarde daarvan bedraagt ongeveer 100.000 €, maar de aanschafswaarde ervan
lag evenwel ongeveer 55.000 € hoger.
Het echtpaar heeft behoorlijk wat gespaard, in het bijzonder omdat de praktijk van Paul zeer
rendabel was. An heeft een bank- en spaarrekening op haar naam bij de Bank van Hier,
waarop maandelijks haar loon wordt gestort. Op deze rekeningen staat (samen) 12.500 €. Ook
Paul heeft een rekening op zijn naam, waarop vandaag 35.000 € staat. Hij heeft daarnaast ook
een effectenportefeuille ter waarde van 125.000 €. Op een gemeenschappelijk lange-termijn-
rekening staat bovendien 50.000 €. Daarnaast heeft het echtpaar nog een ruim appartement
aan de kust (400.000 €) en een kleiner appartement in de stad (100.000 €). Dat laatste had An
in 2010 voor 3/4e geërfd van haar ouders en het overige 1/4 e had ze ingekocht van haar broer
voor een prijs van 20.000 €. De inkoop was gebeurd met spaargelden. De bedoeling van de
aankoop van het appartement was dat de kinderen daar ‘op kot’ konden gaan.
Het echtpaar had al een tiental jaar geleden besloten om feitelijk gescheiden te gaan leven.
Toen ze hem had meegedeeld dat ze hem wilde verlaten en hij beter elders onderdak kon gaan
zoeken, had Paul An hardhandig aangepakt, in die mate zelfs dat ze meer dan een week niet
kon gaan werken. An had nochtans geen klacht ingediend om de situatie niet nog meer te
laten escaleren.
Bij voorlopige maatregel bekwam An dat ze met de kinderen in de gezinswoning kon blijven
wonen, zodat Paul een ander onderkomen moest zoeken. Paul is dan verhuisd naar het klein
appartementje in de stad, dat eigenlijk voor de kinderen was bedoeld. Omdat zijn praktijk er
nog steeds was gevestigd, kwam hij wel nog dagelijks in de gezinswoning en zag er An en de
kinderen. Dat was voor iedereen onhoudbaar.
An komt bij u te rade en vraagt u wat haar rechten zijn in de volgende van elkaar
onafhankelijke hypotheses.
, 1. a. Welke vermogensrechtelijke aanspraken kan ze laten gelden?
b. De ligging van zijn praktijk is voor Paul strategisch zeer belangrijk, zodat hij dan
ook ten stelligste hoopt dat hij recht zal krijgen op de woning en de praktijk. Hij biedt
An zelfs aan om er 900.000 € voor te betalen (in plaats van de prijs uit het
schattingsverslag van 750.000 €). An wil te allen prijze vermijden dat Paul enig recht
kan laten gelden in de gezinswoning. Moet zij bevreesd zijn dat dit toch zou gebeuren?
a. Na ontbinding: vereffening en verdeling (daaruit afleiden wat de
vermogensrechtelijke aanspraken zijn).
Huwelijk is ontbonden, zijn gescheiden uit de echt
Nu het stelsel vereffenen en verdelen (welke goederen in welk vermogen)
5 stappen:
1. Statuut van goederen bepalen
Herenhuis tijdens huwelijk aangekocht (750.000 euro in GV)
Werken in huis (200.000 euro)
Huisraad (20.000 euro in GV)
Beroepsgoederen van meneer (100.000 euro in EV ogv 2.3.19 BW, titre) –
2.3.22 BW: finance, de waarde van die goederen zijn wel in GV
Bank- en spaarrekeningen in GV (beroepsinkomsten van man, niet relevant
dat rekening slechts op een naam staat)
12.500, 35.000, 125.000 en 50.000 euro in GV
Appartement aan zee (GV; aangekocht tijdens huwelijk – vermoeden van
gemeenschappelijkheid) – 400.000
Appartement in de stad (EV – 2.3.18, 3° BW) – 100.000
Vergoeding betalen bij ontbinding van het stelsel, aangezien ¼ is betaald
met spaargelden uit de gemeenschap
EV meneer: 100.000; recht op beroepsgoederen
EV mevrouw: 400.000 (appartement stad)
GV: 1.492.500
2. Opmaken van vergoedingsrekening
EV van mevrouw aan GV
20.000 (1/4 van het appartement dat betaald is met spaargeld uit het GV)
Minstens bedrag dat uit GV is verdwenen (vergoedingsgerechtigde
vermogen)
Art 2.3.46 BW – verkrijging, instandhouding, verbetering van een goed
evt meerwaarde van dat goed
Vanuit EV van mevrouw een vergoeding betalen van 25.000 euro
3. Verrekening van de gemeenschappelijke lasten
4. Verrekening van betaling van de vergoedingen
5. Verdeling van de netto-baten
GV: 1.492.500 + 25.000 vergoeding van mevrouw = 1.517.500 – gedeeld
door 2 = 758.750 euro