Begrip Definitie
Openingscollege Gezondheidspsychologie
Geschiedenis gezondheidspsychologie ~1850: Grote epidemieën: aanpak verbetering hygiëne, woonomstandigheden
etc.
~1900: Biomedische ontwikkelingen: o.a. antibiotica en vaccinatieprogramma’s.
~1970: Chronische ziekte → link met leefstijl (menselijk gedrag), belang van
preventie en (beter) leren omgaan met ziekte.
Psychologie - Een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd
als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van
hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
- Doel: gedrag verklaren en van daaruit voorspellen en beïnvloeden.
- Richt zich op het individu.
Distale factoren - Beïnvloeden proximale factoren en staan dus verder van het gedrag af.
- E.g. demografisch, beleid, biologisch, cultureel, omgeving.
Proximale (= psychologische, - Beïnvloeden gedrag.
psychosociale) factoren - Wat speelt er zich in het hoofd van het individu af?
- Makkelijker te beïnvloeden dan distale factoren.
Sociale psychologie - De wetenschappelijke studie naar hoe (menselijke) gedachten, gevoelens
en gedragingen worden beïnvloed door werkelijke of ingebeelde
anderen.
- Hier is (naast klinische psychologie) gezondheidspsychologie uit
voortgekomen.
Gezondheidspsychologie - Ontstaan eind jaren ’70
- Twee hoofdstromingen:
1) Behavioural health psychology: gericht op gezondheidsgedrag
(preventie/leefstijl) → gezonde populatie, gebruik kennis sociale
psychologie.
2) Clinical health psychology: gericht op omgaan met ziekte →
populatie mensen die met ziekte te maken heeft.
Theorie - Een beschrijving van een aantal samenhangende verschijnselen. De
theorie verklaart hoe de verschijnselen samenhangen en voorspelt hoe
de verschijnselen veranderen als de omstandigheden worden gevarieerd.
- Wetenschappelijke theorie is onderzoekbaar (empirische cyclus:
waarneming → hypothese → toetsing → verificatie of falsificatie).
Model Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Concept Abstract element dat wordt beschreven in een theorie (e.g. attitude).
Gedragsmodellen en het verklaren van gezondheidsgedrag
Leertheorie: Behaviorisme Mensen leren gedrag door het leggen van associaties.
- Classical conditioning: associate an involuntary response and a stimulus.
- Operant conditioning: associate a voluntary behavior and a consequence
(positive or negative).
- Weinig rekening met processen die in het hoofd afspelen (proximale
variabelen).
Sociaal-Cognitieve theorie Gedrag wordt bepaald door de verwachting die men van een bepaald gedrag
heeft.
- Modelling of observational learning (leren door gedrag te observeren)
- Self-efficacy/Perceived Behavioral Control: de verwachting dat men in
staat is om een bepaald gedrag uit te voeren.
, Health Belief Model (HBM) - Modifying factors → Individual factors → Actions
- Perceived Susceptibility to Disease + Perceived Severity of Disease =
Perceived Threat
- Perceived Threat + Perceived Benefits of Preventive Action + Perceived
Barriers to Preventive Action + Perceived Self-efficacy + Cues to Action =
Behaviour
- Verzameling van concepten (variabelen) die mogelijk gezondheidsgedrag
verklaren. Hoeven niet per sé samen genomen te worden om gedrag te
voorspellen.
Protection Motivation Theory (PMT)
- Te kleine voorspellende waarde; andere factoren voorspellen gedrag
beter.
TPB (Theory of Planned behaviour) - Gedrag is het best te voorspellen door aan mensen te vragen of ze van
plan zijn om een bepaald gedrag te vertonen (gedragsintentie).
- Attitude Toward Behaviour, Subjective Norm, Perceived Behavioral
Control → Intention → Behaviour
Attitude - Houding van mensen t.a.v. een bepaald gedrag (of onderwerp)
o Voor- en nadelen
o Verwachtingen (behavioral beliefs) (gedragsuitkomsten)
o Gedragsevaluatie (waarde gedragsuitkomsten)
Subjectieve sociale normen Wat men denkt dat anderen ervan vinden dat je het gedrag uitvoert (what others
think).
Self-Efficacy - Het hebben van gedrag-specifieke vaardigheden.
- Gedrag-specifiek: géén consequenties voor ander gedrag.
- Performance accomplishments (i.e. past experience), vicarious
experience (i.e. modelling by others), social persuasion (i.e. coaching and
evaluative feedback), physiological and emotional states.
Zelfvertrouwen (self-confidence) Het gevoel dat je over het algemeen kunt bereiken wat je wilt bereiken, globale
self-efficacy, niet gedrag-specifiek.
Perceived Behavioral Control Het hebben van kennis, vaardigheden en zelfvertrouwen.
Intention-Behavior Gap Intenties leiden niet altijd tot gedrag. Verklaring:
- Motivatie – intrinsieke vs extrinsieke
- Trigger – self-monitoring/bewustwording
- Response – emotional and behavioral denial
- Capaciteit – planning, paying attention, inhibiting responses, problem
solving
- Het proces – setting DO goals to achieve BE goals; implementation
intentions (als-dan plannen), action goal setting, action plans
SOC model (Stages of Change Model) - Gedragsveranderingsmodel
- Beschrijft het proces van gedragsverandering.
1. Precontemplatie: onbewust van probleem
Self-monitoring (vergroten bewustwording probleem), attitude
verandering (voor- en nadeel gedrag), motivational interviewing
(motivatie tot verandering verhogen)
2. Contemplatie: bewust van probleem, geen concrete plannen om gedrag
te veranderen (<6 m)
Beslissingsbalans (redenen om wel en niet te veranderen tegen elkaar
Openingscollege Gezondheidspsychologie
Geschiedenis gezondheidspsychologie ~1850: Grote epidemieën: aanpak verbetering hygiëne, woonomstandigheden
etc.
~1900: Biomedische ontwikkelingen: o.a. antibiotica en vaccinatieprogramma’s.
~1970: Chronische ziekte → link met leefstijl (menselijk gedrag), belang van
preventie en (beter) leren omgaan met ziekte.
Psychologie - Een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd
als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van
hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.
- Doel: gedrag verklaren en van daaruit voorspellen en beïnvloeden.
- Richt zich op het individu.
Distale factoren - Beïnvloeden proximale factoren en staan dus verder van het gedrag af.
- E.g. demografisch, beleid, biologisch, cultureel, omgeving.
Proximale (= psychologische, - Beïnvloeden gedrag.
psychosociale) factoren - Wat speelt er zich in het hoofd van het individu af?
- Makkelijker te beïnvloeden dan distale factoren.
Sociale psychologie - De wetenschappelijke studie naar hoe (menselijke) gedachten, gevoelens
en gedragingen worden beïnvloed door werkelijke of ingebeelde
anderen.
- Hier is (naast klinische psychologie) gezondheidspsychologie uit
voortgekomen.
Gezondheidspsychologie - Ontstaan eind jaren ’70
- Twee hoofdstromingen:
1) Behavioural health psychology: gericht op gezondheidsgedrag
(preventie/leefstijl) → gezonde populatie, gebruik kennis sociale
psychologie.
2) Clinical health psychology: gericht op omgaan met ziekte →
populatie mensen die met ziekte te maken heeft.
Theorie - Een beschrijving van een aantal samenhangende verschijnselen. De
theorie verklaart hoe de verschijnselen samenhangen en voorspelt hoe
de verschijnselen veranderen als de omstandigheden worden gevarieerd.
- Wetenschappelijke theorie is onderzoekbaar (empirische cyclus:
waarneming → hypothese → toetsing → verificatie of falsificatie).
Model Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Concept Abstract element dat wordt beschreven in een theorie (e.g. attitude).
Gedragsmodellen en het verklaren van gezondheidsgedrag
Leertheorie: Behaviorisme Mensen leren gedrag door het leggen van associaties.
- Classical conditioning: associate an involuntary response and a stimulus.
- Operant conditioning: associate a voluntary behavior and a consequence
(positive or negative).
- Weinig rekening met processen die in het hoofd afspelen (proximale
variabelen).
Sociaal-Cognitieve theorie Gedrag wordt bepaald door de verwachting die men van een bepaald gedrag
heeft.
- Modelling of observational learning (leren door gedrag te observeren)
- Self-efficacy/Perceived Behavioral Control: de verwachting dat men in
staat is om een bepaald gedrag uit te voeren.
, Health Belief Model (HBM) - Modifying factors → Individual factors → Actions
- Perceived Susceptibility to Disease + Perceived Severity of Disease =
Perceived Threat
- Perceived Threat + Perceived Benefits of Preventive Action + Perceived
Barriers to Preventive Action + Perceived Self-efficacy + Cues to Action =
Behaviour
- Verzameling van concepten (variabelen) die mogelijk gezondheidsgedrag
verklaren. Hoeven niet per sé samen genomen te worden om gedrag te
voorspellen.
Protection Motivation Theory (PMT)
- Te kleine voorspellende waarde; andere factoren voorspellen gedrag
beter.
TPB (Theory of Planned behaviour) - Gedrag is het best te voorspellen door aan mensen te vragen of ze van
plan zijn om een bepaald gedrag te vertonen (gedragsintentie).
- Attitude Toward Behaviour, Subjective Norm, Perceived Behavioral
Control → Intention → Behaviour
Attitude - Houding van mensen t.a.v. een bepaald gedrag (of onderwerp)
o Voor- en nadelen
o Verwachtingen (behavioral beliefs) (gedragsuitkomsten)
o Gedragsevaluatie (waarde gedragsuitkomsten)
Subjectieve sociale normen Wat men denkt dat anderen ervan vinden dat je het gedrag uitvoert (what others
think).
Self-Efficacy - Het hebben van gedrag-specifieke vaardigheden.
- Gedrag-specifiek: géén consequenties voor ander gedrag.
- Performance accomplishments (i.e. past experience), vicarious
experience (i.e. modelling by others), social persuasion (i.e. coaching and
evaluative feedback), physiological and emotional states.
Zelfvertrouwen (self-confidence) Het gevoel dat je over het algemeen kunt bereiken wat je wilt bereiken, globale
self-efficacy, niet gedrag-specifiek.
Perceived Behavioral Control Het hebben van kennis, vaardigheden en zelfvertrouwen.
Intention-Behavior Gap Intenties leiden niet altijd tot gedrag. Verklaring:
- Motivatie – intrinsieke vs extrinsieke
- Trigger – self-monitoring/bewustwording
- Response – emotional and behavioral denial
- Capaciteit – planning, paying attention, inhibiting responses, problem
solving
- Het proces – setting DO goals to achieve BE goals; implementation
intentions (als-dan plannen), action goal setting, action plans
SOC model (Stages of Change Model) - Gedragsveranderingsmodel
- Beschrijft het proces van gedragsverandering.
1. Precontemplatie: onbewust van probleem
Self-monitoring (vergroten bewustwording probleem), attitude
verandering (voor- en nadeel gedrag), motivational interviewing
(motivatie tot verandering verhogen)
2. Contemplatie: bewust van probleem, geen concrete plannen om gedrag
te veranderen (<6 m)
Beslissingsbalans (redenen om wel en niet te veranderen tegen elkaar