Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
PARTIM THORACALE EN
VAATHEELKUNDE
Examen: mcq en 2 open (theorie + casus)
INHOUDSTABEL
Vaatheelkunde 1 Algemeen
Vaatheelkunde 2 Occlusief lijden: Chronische ischemie onderste
ledematen
Vaatheelkunde 3 Occlusief lijden: Invasieve behandeling
arteriële ischemie onderste ledematen
Vaatheelkunde 4 Occlusief arterieel lijden: Acute ischemie
onderste ledematen
Vaatheelkunde 5 Niet-atherosclerotische occlusieve
vaataandoeningen
Vaatheelkunde 6 Aneurysmatisch lijden en dissectie
Vaatheelkunde 7 Thoracale heelkunde
PGO pathologie van de aorta
Klinische les P lijn MA 1
Geïntegreerd casusonderwijs: op de snijlijn tussen minimaal
invasieve en invasieve technieken (PRAKTISCH)
Vaatheelkunde: Veneus en lymfatisch lijden
~1~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
VAATHEELKUNDE 1 ALGEMEEN
Vaatstelsel
Semeiologie
Atherosclerose
Pathofysiologie
Cardiovasculaire risicofactoren
Preventie
Stollingsstoornissen en trombofilie worden behandeld in de lessen veneus lijden en
hematologie. Anticoagulantia, antiaggregantia en fibrinolytica komen aan bod in de
les cardiologie.
DEEL 1: VAATSTELSEL
Het vaatstelsel bestaat uit Arteriën, Capillairen, Venen en Lymfevaten.
Functies:
Niet trombogeen transport van bloed
Opslag van bloed
Uitwisseling v molecules en cellen tss vaatlumen en extravasculaire ruimte
1. ARTERIËN (SLAGADERS)
Arteriën zijn dikwandig en bestaan uit verschillende lagen → kan je ni makkelijk plat duwen
Bouw en Soorten Kenmerken en Functie
Arteriën
Bouw (binnen → 4. Endotheel, 3. Intima, 2. Media, 1. Adventitia.
buiten)
Grote elastische Aorta en vertakkingen.
arteriën Zorgen voor voortgeleiding van de polsgolf, onderhoud van de bloedstroom
en regulatie van de bloeddruk.
Middelgrote Bloedvaten naar verschillende organen.
musculaire arteriën Zetten uit tijdens systole en veren terug tijdens diastole. Atheromatose en
mediacalcinose treffen musculaire arteriën.
Kleine arteriën en In de organen en weefsels.
arteriolen Zorgen voor de perifere weerstand, wat de bloeddruk op peil houdt en de
weefsels beschermt tegen hypertensie
→ diffuse fibromusculaire verdikking en hyalinisatie
~2~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
ENDOTHEEL
Het endotheel is de heel dunne laag aan de binnenkant van de slagaders.
Functies Pathologie bij Verstoring (Endotheliale Dysfunctie)
Anti-thrombotisch Gaat klontering tegen door de aanmaak van anti-thrombogene en
protrombotische stoffen.
Regeling Vaattonus Reguleert de bloeddruk door de aanmaak van vaso-actieve stoffen (VC of VD)
op impulsen van het (para)sympathisch stelsel.
Herstel Migratie van Gladde Spier Cellen (GSC) uit de media bij beschadiging.
Gevolg v Verstoring Endotheliale dysfunctie → Intravasale trombose, atheromatose,
intimahyperplasie.
Anatomische Kernpunten Arteriën
Truncus brachiocephalicus → a subclavia + a carotis communis
Carotis communis → interna + externa
Het bloedvat dat geen zijtakken in de halsregio heeft → A. carotis interna.
De a. mesenterica superior verzorgt vooral de doorbloeding van de dunne darm
de a. mesenterica inferior is belangrijk voor de dikke darm.
Het aantal vertakkingen kan variëren per patiënt en deze arteriële takken splitsen
verder in interne takken.
Het bloedvat dat het kleine bekken bevloeit, is de A. iliaca interna.
Verstopping id a femoralis → kuitpijn
2. VENEN (ADERS)
Venen → dunwandig, weinig spiervezels, grotere diameter dan slagaders → tragere
bloedstroom → → → opslagfunctie en beïnvloeden het circulerend bloedvolume
ANATOMIE VAN DE VENEN
Veneus Systeem Componenten
opp Veneus Systeem Vena saphena magna (VSM), Vena saphena parva (VSP), opp venen.
Diep Veneus Systeem Onderbeen (ontdubbeld langs Aa): Vv gastrocnemii, Vv solei, V. poplitea, V. femoralis
sup en profunda, V. femoralis communis, V. iliaca.
Communicerende/ Verbindingen tss opp en diep systeem, waaronder Dodd, Boyd, en Cockett
Perforanten perforanten.
~3~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
FYSIOLOGIE VENEUZE BLOEDSTROOM
De bloedstroom in venen is afhankelijk van externe factoren. Kleppen laten bloedstroom
slechts toe in 1 richting: van oppervlakkig naar diep en van perifeer naar centraal.
Cardiale werking Resterende druk na passage door capillairen (vis a tergo) en
aanzuigeffect van het Re atrium bij ontlediging (vis a fronte).
Hydrostatische druk In principe in evenwicht tussen arterieel en veneus systeem (Fz)
Spierpomp Actief bij beweging in de onderste ledematen. Veneuze return is passief.
Drukveranderingen Intra-abdominale en intra-thoracale drukveranderingen door ademhaling.
Inademen: bloed uit benen en buik wordt omhooggeduwd.
Uitademen: bloed uit armen en bovenlichaam stroomt makkelijker terug
WERKING VAN DE SPIERPOMP
De spierpomp zorgt voor de unidirectionele stroom dankzij de kleppen.
Fase Resultaat
Spiercontractie Bloed wordt van perifeer (distaal) naar centraal (proximaal) gestuwd.
Spierrelaxatie Bloed kan NIET van proximaal naar distaal. Bloed stroomt van
oppervlakkig naar diep via perforanten of juncties.
VENEUZE KLINISCHE BEELDEN
(spider veins), spataders (varicose veins), zwelling van de voet/enkel, pigmentatie, witte
verkleuring, littekens van huidtransplantatie, en actieve veneuze beenzweren (active venous
leg ulcer)
3. LYMFESTELSEL
Het lymfestelsel verzamelt lymfe, dat voornamelijk bestaat uit eiwitten uit de interstitiële
ruimte, en brengt dit terug naar de veneuze circulatie.
Functies Verhindert oedeemvorming, speelt een belangrijke factor in de
bescherming tegen bacteriële infectie. Lymfebanen leiden naar
lymfeknopen die lymfe filteren (o.m. bacteriën).
Lymfeflow Vrijwel nul in rust, neemt toe met spieractiviteit.
Circulatieverhoudin 100% aanvoer is arterieel, 90% afloop is veneus, en 10% is overloop
g via de lymfe.
Drainage Het rechter bovenste kwadrant draineert via de rechter ductus
lymfaticus naar de rechter vena subclavia
Rest → ductus thoracicus → linker vene subclavia
~4~
PARTIM THORACALE EN
VAATHEELKUNDE
Examen: mcq en 2 open (theorie + casus)
INHOUDSTABEL
Vaatheelkunde 1 Algemeen
Vaatheelkunde 2 Occlusief lijden: Chronische ischemie onderste
ledematen
Vaatheelkunde 3 Occlusief lijden: Invasieve behandeling
arteriële ischemie onderste ledematen
Vaatheelkunde 4 Occlusief arterieel lijden: Acute ischemie
onderste ledematen
Vaatheelkunde 5 Niet-atherosclerotische occlusieve
vaataandoeningen
Vaatheelkunde 6 Aneurysmatisch lijden en dissectie
Vaatheelkunde 7 Thoracale heelkunde
PGO pathologie van de aorta
Klinische les P lijn MA 1
Geïntegreerd casusonderwijs: op de snijlijn tussen minimaal
invasieve en invasieve technieken (PRAKTISCH)
Vaatheelkunde: Veneus en lymfatisch lijden
~1~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
VAATHEELKUNDE 1 ALGEMEEN
Vaatstelsel
Semeiologie
Atherosclerose
Pathofysiologie
Cardiovasculaire risicofactoren
Preventie
Stollingsstoornissen en trombofilie worden behandeld in de lessen veneus lijden en
hematologie. Anticoagulantia, antiaggregantia en fibrinolytica komen aan bod in de
les cardiologie.
DEEL 1: VAATSTELSEL
Het vaatstelsel bestaat uit Arteriën, Capillairen, Venen en Lymfevaten.
Functies:
Niet trombogeen transport van bloed
Opslag van bloed
Uitwisseling v molecules en cellen tss vaatlumen en extravasculaire ruimte
1. ARTERIËN (SLAGADERS)
Arteriën zijn dikwandig en bestaan uit verschillende lagen → kan je ni makkelijk plat duwen
Bouw en Soorten Kenmerken en Functie
Arteriën
Bouw (binnen → 4. Endotheel, 3. Intima, 2. Media, 1. Adventitia.
buiten)
Grote elastische Aorta en vertakkingen.
arteriën Zorgen voor voortgeleiding van de polsgolf, onderhoud van de bloedstroom
en regulatie van de bloeddruk.
Middelgrote Bloedvaten naar verschillende organen.
musculaire arteriën Zetten uit tijdens systole en veren terug tijdens diastole. Atheromatose en
mediacalcinose treffen musculaire arteriën.
Kleine arteriën en In de organen en weefsels.
arteriolen Zorgen voor de perifere weerstand, wat de bloeddruk op peil houdt en de
weefsels beschermt tegen hypertensie
→ diffuse fibromusculaire verdikking en hyalinisatie
~2~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
ENDOTHEEL
Het endotheel is de heel dunne laag aan de binnenkant van de slagaders.
Functies Pathologie bij Verstoring (Endotheliale Dysfunctie)
Anti-thrombotisch Gaat klontering tegen door de aanmaak van anti-thrombogene en
protrombotische stoffen.
Regeling Vaattonus Reguleert de bloeddruk door de aanmaak van vaso-actieve stoffen (VC of VD)
op impulsen van het (para)sympathisch stelsel.
Herstel Migratie van Gladde Spier Cellen (GSC) uit de media bij beschadiging.
Gevolg v Verstoring Endotheliale dysfunctie → Intravasale trombose, atheromatose,
intimahyperplasie.
Anatomische Kernpunten Arteriën
Truncus brachiocephalicus → a subclavia + a carotis communis
Carotis communis → interna + externa
Het bloedvat dat geen zijtakken in de halsregio heeft → A. carotis interna.
De a. mesenterica superior verzorgt vooral de doorbloeding van de dunne darm
de a. mesenterica inferior is belangrijk voor de dikke darm.
Het aantal vertakkingen kan variëren per patiënt en deze arteriële takken splitsen
verder in interne takken.
Het bloedvat dat het kleine bekken bevloeit, is de A. iliaca interna.
Verstopping id a femoralis → kuitpijn
2. VENEN (ADERS)
Venen → dunwandig, weinig spiervezels, grotere diameter dan slagaders → tragere
bloedstroom → → → opslagfunctie en beïnvloeden het circulerend bloedvolume
ANATOMIE VAN DE VENEN
Veneus Systeem Componenten
opp Veneus Systeem Vena saphena magna (VSM), Vena saphena parva (VSP), opp venen.
Diep Veneus Systeem Onderbeen (ontdubbeld langs Aa): Vv gastrocnemii, Vv solei, V. poplitea, V. femoralis
sup en profunda, V. femoralis communis, V. iliaca.
Communicerende/ Verbindingen tss opp en diep systeem, waaronder Dodd, Boyd, en Cockett
Perforanten perforanten.
~3~
, Problemen van hart en bloedvaten → Partim Thoracale en Vaatheelkunde
FYSIOLOGIE VENEUZE BLOEDSTROOM
De bloedstroom in venen is afhankelijk van externe factoren. Kleppen laten bloedstroom
slechts toe in 1 richting: van oppervlakkig naar diep en van perifeer naar centraal.
Cardiale werking Resterende druk na passage door capillairen (vis a tergo) en
aanzuigeffect van het Re atrium bij ontlediging (vis a fronte).
Hydrostatische druk In principe in evenwicht tussen arterieel en veneus systeem (Fz)
Spierpomp Actief bij beweging in de onderste ledematen. Veneuze return is passief.
Drukveranderingen Intra-abdominale en intra-thoracale drukveranderingen door ademhaling.
Inademen: bloed uit benen en buik wordt omhooggeduwd.
Uitademen: bloed uit armen en bovenlichaam stroomt makkelijker terug
WERKING VAN DE SPIERPOMP
De spierpomp zorgt voor de unidirectionele stroom dankzij de kleppen.
Fase Resultaat
Spiercontractie Bloed wordt van perifeer (distaal) naar centraal (proximaal) gestuwd.
Spierrelaxatie Bloed kan NIET van proximaal naar distaal. Bloed stroomt van
oppervlakkig naar diep via perforanten of juncties.
VENEUZE KLINISCHE BEELDEN
(spider veins), spataders (varicose veins), zwelling van de voet/enkel, pigmentatie, witte
verkleuring, littekens van huidtransplantatie, en actieve veneuze beenzweren (active venous
leg ulcer)
3. LYMFESTELSEL
Het lymfestelsel verzamelt lymfe, dat voornamelijk bestaat uit eiwitten uit de interstitiële
ruimte, en brengt dit terug naar de veneuze circulatie.
Functies Verhindert oedeemvorming, speelt een belangrijke factor in de
bescherming tegen bacteriële infectie. Lymfebanen leiden naar
lymfeknopen die lymfe filteren (o.m. bacteriën).
Lymfeflow Vrijwel nul in rust, neemt toe met spieractiviteit.
Circulatieverhoudin 100% aanvoer is arterieel, 90% afloop is veneus, en 10% is overloop
g via de lymfe.
Drainage Het rechter bovenste kwadrant draineert via de rechter ductus
lymfaticus naar de rechter vena subclavia
Rest → ductus thoracicus → linker vene subclavia
~4~