H1
Wetenschapskennis vs. ervaringskennis
● Evidence based practice
○ (Justitieel) ingrijpen moet gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek.
○ Je moet onderzocht hebben of dit echt werkt voordat je het daadwerkelijk inzet.
○ Kwantitatief (RCT, veranderingsonderzoek).
○ Kwalitatief onderzoek (n=1 studies, interviews, observaties).
○ Voorkomen dat justitiële interventies schadelijk zijn.
● Practice-based evidence
○ Het bewijs of de praktijkervaring is de basis.
○ Kennis en ervaring uit de praktijk kan ook waardevol zijn.
○ Sommige interventies zijn nog nooit onderzocht, maar worden wel toegepast.
Ontstaan van risicojustitie
● Klassieke strafrechtelijke beginselen:
○ Schuld;
○ Persoonlijke verantwoordelijkheid;
○ Beschermingsgedachte.
● Verwetenschappelijking van justitiebeleid:
○ Risicotaxatie (risico op recidive);
○ Efficiënte sociale controle.
● Aandachtspunten:
○ (On)betrouwbaarheid van risicotaxatie-instrumenten.
○ (On)betrouwbaarheid van de voorspelling van gedrag (recidive).
H2
Ketensamenwerking
● ZSM-benadering. Zorgvuldig, Snel en Maatwerk.
○ Veel voorkomende criminaliteit wordt op een snelle, effectieve en daadkrachtige
manier afgedaan.
○ Partners om de tafel.
○ OvJ neemt beslissing over afdoening of doorverwijzing naar JCO.
○ In die snelle afdoening zit ook een bepaalde kwetsbaarheid.
● JCO. Justitieel Casus Overleg.
○ Meer onderzoek nodig door de politie of Raad voor de Kinderbescherming.
○ Overleg aanvullend of verdiepend op overleg in ZSM.
● Veiligheidshuis
○ Ingezet bij complexe, ketenoverstijgende problematiek.
○ Partners worden afgestemd op casus.
Ketenpartners
● Politie.
○ Reactie op zichtbaar gedrag en op delicten.
○ Reprimand: boete/halt/sepot.
○ PVM: proces-verbaal minderjarige.
, ○ LIJ: landelijk instrumentarium jeugd; bij midden of hoog recidiverisico inschakelen
van de RvdK.
○ Doorverwijzing naar ZSM.
● Raad van de Kinderbescherming.
○ Adviseren aan de OvJ, de R-C, de Raadkamer, de kinderrechter of de rechtbank.
○ Doet onderzoek en praat met partijen, stelt op basis daarvan een rapport op waarin zij
aangeven wat de beste uitkomst is.
● OM
○ Opsporen en vervolgen van strafbare feiten en uitvoeren van de straffen.
○ OvJ bepaalt op basis van PVM of er sprake is van bewijs en strafbaar feit.
● Jeugdreclassering/gecertificeerde instelling.
○ Vorm van begeleiding opgelegd aan jongeren die in aanraking gekomen zijn met
justitie.
○ Doel: terugdringen van recidive en veranderen van gedrag.
H3
De ontwikkeling van taakstraffen
● Maximaal 240 uur, vervangende detentie als iemand niet bereid is de taakstraf te vervullen.
● Het is een pedagogische uitbreiding van het sanctiepakket.
● Werkstraf: uitvoeren van het werk staat centraal. De gedachte is dat de jongere iets terug
doet voor de samenleving.
● Leerstraf: het leren van een vaardigheid staat centraal. De gedachte is dat er na bijvoorbeeld
bepaalde agressie, geleerd wordt daarmee om te gaan. Beter persoonlijk functioneren.
Enorme toename van taakstraffen, oorzaken:
● Nieuw en veelbelovend alternatief.
● (Te) hoge verwachtingen m.b.t. recidive (niet altijd uitgekomen).
● Idee dat jeugdcriminaliteit voortdurend toeneemt.
● Instellingen hebben belang bij de inzet van taakstraffen.
● Soms worden problemen uitvergroot om het toepassen van een taakstraf te rechtvaardigen. In
plaats van seponeren, wordt er een taakstraf opgelegd.
Aandachtspunten bij taakstraffen
● De meeste jeugddelicten zijn gezond en voorbijgaand opgroeigedrag.
● Voor betekenisvolle straf is strafaanvaarding nodig. Erkennen dat er iets verkeerd gedaan is.
● De uitvoering van de werkstraf in de praktijk soms te weinig serieus.
● Bij groepswerkstraf is er het risico van negatieve onderlinge beïnvloeding.
● Bij leerstraf waren er oorspronkelijk nauwelijks criteria. Te weinig aandacht voor afstemming
tussen jeugdige, recidiverisico en criminogene factor.
, H4
Jeugdreclassering
● = pedagogische ondersteuning bij jeugdigen van 12 tot 23 jaar, die met justitie in aanraking
zijn gekomen.
● Kan in alle fasen van het strafproces plaatsvinden.
● Ongeveer tweederde lijkt niet te recidiveren.
● Kader kan verplicht zijn: strafrechtelijke gevolgen.
● Kader kan vrijwillig zijn: minder dwingend, maar wel strafrechtelijke consequenties.
● Doelgroepen:
○ Harde kern aanpak: forse delictgeschiedenis, laatste kans.
○ CRIEM-aanpak: first-offenders met een migratieachtergrond en integratie gezin
bevorderen.
○ Gedragsbeïnvloedende maatregel: naast straf een aanpak van gedragsproblemen.
○ Aanpak schoolverzuim: oplossingsgerichte aanpak tussen jongere, ouders en school.
Werkzame mechanismen
● Eigen kracht.
○ Aansluiten bij competenties van de jongere, het gezin of de bredere sociale context.
○ Meer met het gezin en minder over het gezin praten.
● Veiligheid.
○ De jongere zelf en/of zijn omgeving moeten veilig zijn.
● Motivatie.
○ Meestal afwezig, gezien het gedwongen karakter.
○ Toch belangrijk om te versterken.
○ Betrekken van belangrijke personen voor het versterken van de motivatie.
H5
Justitiële jeugdinrichtingen
● JJI = vrijheidsbenemende sancties die zijn opgelegd in het kader van het jeugdstrafrecht,
worden ten uitvoer gebracht in deze inrichtingen.
● Het doel van deze inrichtingen is opvang en behandeling.
● De beveiliging kan op twee manieren:
○ Gesloten inrichting (normaal beveiligd).
○ Open inrichting (beperkte beveiliging).
● In het verleden is er toegewerkt naar een scheiding van straf- en civielrechtelijk geplaatste
jongeren.
Jongeren in de inrichtingen (cijfers uit 2014)
● Vermogensdelicten met geweld = 51%.
● Geweldsmisdrijven = 20%.
● Vermogensdelicten zonder geweld = 12%.
● Zedenmisdrijf = 10%.
● Vernieling en openbare orde delicten, drugs of wapens = 4%.
Wetenschapskennis vs. ervaringskennis
● Evidence based practice
○ (Justitieel) ingrijpen moet gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek.
○ Je moet onderzocht hebben of dit echt werkt voordat je het daadwerkelijk inzet.
○ Kwantitatief (RCT, veranderingsonderzoek).
○ Kwalitatief onderzoek (n=1 studies, interviews, observaties).
○ Voorkomen dat justitiële interventies schadelijk zijn.
● Practice-based evidence
○ Het bewijs of de praktijkervaring is de basis.
○ Kennis en ervaring uit de praktijk kan ook waardevol zijn.
○ Sommige interventies zijn nog nooit onderzocht, maar worden wel toegepast.
Ontstaan van risicojustitie
● Klassieke strafrechtelijke beginselen:
○ Schuld;
○ Persoonlijke verantwoordelijkheid;
○ Beschermingsgedachte.
● Verwetenschappelijking van justitiebeleid:
○ Risicotaxatie (risico op recidive);
○ Efficiënte sociale controle.
● Aandachtspunten:
○ (On)betrouwbaarheid van risicotaxatie-instrumenten.
○ (On)betrouwbaarheid van de voorspelling van gedrag (recidive).
H2
Ketensamenwerking
● ZSM-benadering. Zorgvuldig, Snel en Maatwerk.
○ Veel voorkomende criminaliteit wordt op een snelle, effectieve en daadkrachtige
manier afgedaan.
○ Partners om de tafel.
○ OvJ neemt beslissing over afdoening of doorverwijzing naar JCO.
○ In die snelle afdoening zit ook een bepaalde kwetsbaarheid.
● JCO. Justitieel Casus Overleg.
○ Meer onderzoek nodig door de politie of Raad voor de Kinderbescherming.
○ Overleg aanvullend of verdiepend op overleg in ZSM.
● Veiligheidshuis
○ Ingezet bij complexe, ketenoverstijgende problematiek.
○ Partners worden afgestemd op casus.
Ketenpartners
● Politie.
○ Reactie op zichtbaar gedrag en op delicten.
○ Reprimand: boete/halt/sepot.
○ PVM: proces-verbaal minderjarige.
, ○ LIJ: landelijk instrumentarium jeugd; bij midden of hoog recidiverisico inschakelen
van de RvdK.
○ Doorverwijzing naar ZSM.
● Raad van de Kinderbescherming.
○ Adviseren aan de OvJ, de R-C, de Raadkamer, de kinderrechter of de rechtbank.
○ Doet onderzoek en praat met partijen, stelt op basis daarvan een rapport op waarin zij
aangeven wat de beste uitkomst is.
● OM
○ Opsporen en vervolgen van strafbare feiten en uitvoeren van de straffen.
○ OvJ bepaalt op basis van PVM of er sprake is van bewijs en strafbaar feit.
● Jeugdreclassering/gecertificeerde instelling.
○ Vorm van begeleiding opgelegd aan jongeren die in aanraking gekomen zijn met
justitie.
○ Doel: terugdringen van recidive en veranderen van gedrag.
H3
De ontwikkeling van taakstraffen
● Maximaal 240 uur, vervangende detentie als iemand niet bereid is de taakstraf te vervullen.
● Het is een pedagogische uitbreiding van het sanctiepakket.
● Werkstraf: uitvoeren van het werk staat centraal. De gedachte is dat de jongere iets terug
doet voor de samenleving.
● Leerstraf: het leren van een vaardigheid staat centraal. De gedachte is dat er na bijvoorbeeld
bepaalde agressie, geleerd wordt daarmee om te gaan. Beter persoonlijk functioneren.
Enorme toename van taakstraffen, oorzaken:
● Nieuw en veelbelovend alternatief.
● (Te) hoge verwachtingen m.b.t. recidive (niet altijd uitgekomen).
● Idee dat jeugdcriminaliteit voortdurend toeneemt.
● Instellingen hebben belang bij de inzet van taakstraffen.
● Soms worden problemen uitvergroot om het toepassen van een taakstraf te rechtvaardigen. In
plaats van seponeren, wordt er een taakstraf opgelegd.
Aandachtspunten bij taakstraffen
● De meeste jeugddelicten zijn gezond en voorbijgaand opgroeigedrag.
● Voor betekenisvolle straf is strafaanvaarding nodig. Erkennen dat er iets verkeerd gedaan is.
● De uitvoering van de werkstraf in de praktijk soms te weinig serieus.
● Bij groepswerkstraf is er het risico van negatieve onderlinge beïnvloeding.
● Bij leerstraf waren er oorspronkelijk nauwelijks criteria. Te weinig aandacht voor afstemming
tussen jeugdige, recidiverisico en criminogene factor.
, H4
Jeugdreclassering
● = pedagogische ondersteuning bij jeugdigen van 12 tot 23 jaar, die met justitie in aanraking
zijn gekomen.
● Kan in alle fasen van het strafproces plaatsvinden.
● Ongeveer tweederde lijkt niet te recidiveren.
● Kader kan verplicht zijn: strafrechtelijke gevolgen.
● Kader kan vrijwillig zijn: minder dwingend, maar wel strafrechtelijke consequenties.
● Doelgroepen:
○ Harde kern aanpak: forse delictgeschiedenis, laatste kans.
○ CRIEM-aanpak: first-offenders met een migratieachtergrond en integratie gezin
bevorderen.
○ Gedragsbeïnvloedende maatregel: naast straf een aanpak van gedragsproblemen.
○ Aanpak schoolverzuim: oplossingsgerichte aanpak tussen jongere, ouders en school.
Werkzame mechanismen
● Eigen kracht.
○ Aansluiten bij competenties van de jongere, het gezin of de bredere sociale context.
○ Meer met het gezin en minder over het gezin praten.
● Veiligheid.
○ De jongere zelf en/of zijn omgeving moeten veilig zijn.
● Motivatie.
○ Meestal afwezig, gezien het gedwongen karakter.
○ Toch belangrijk om te versterken.
○ Betrekken van belangrijke personen voor het versterken van de motivatie.
H5
Justitiële jeugdinrichtingen
● JJI = vrijheidsbenemende sancties die zijn opgelegd in het kader van het jeugdstrafrecht,
worden ten uitvoer gebracht in deze inrichtingen.
● Het doel van deze inrichtingen is opvang en behandeling.
● De beveiliging kan op twee manieren:
○ Gesloten inrichting (normaal beveiligd).
○ Open inrichting (beperkte beveiliging).
● In het verleden is er toegewerkt naar een scheiding van straf- en civielrechtelijk geplaatste
jongeren.
Jongeren in de inrichtingen (cijfers uit 2014)
● Vermogensdelicten met geweld = 51%.
● Geweldsmisdrijven = 20%.
● Vermogensdelicten zonder geweld = 12%.
● Zedenmisdrijf = 10%.
● Vernieling en openbare orde delicten, drugs of wapens = 4%.