Preventieve en maatschappelijke aspecten
HS1: inleiding
1. Gezondheid
Volgens WHO -> Gezondheid = toestand van fysisch, mentaal, en sociaal welzijn (niet enkel
afwezigheid van ziekte).
Fysisch: gezonde tanden zonder gaatjes, problemen, etc.
Mentaal: blij zijn met je tanden.
Sociaal: bv. afwijking waarbij de mond open hangt en men constant kwijlt -> moeilijk om
sociale contacten te leggen.
-> Hierbij rekening houden met persoon zelf en zijn/haar mogelijkheden (soms complicaties met
handicap, ouders die pushen, …)
Orale structuren moeten normaal functioneren voor gezondheid
Handicaps zoals Hazenlip: slecht in eten, drinken, …
Rauwkost = belangrijk om te eten maar gaat moeilijk bij bv. bejaarden met gebit & slechte
kauwfunctie! Een goede kauwfunctie draagt bij tot beter cognitief welzijn (preventie
dementie).
Mondaandoeningen kunnen smaakfunctie kapotmaken, wat het genot van eten en
drinken weg haalt. Deze mensen eten omdat ze moeten maar genieten nooit van een
etentje -> maakt het sociaal ook moeilijk.
Mond is ook belangrijk om je gevoelens te uitten (muziek, liefde, praten, etc.).
‘Orale structuren’ =/= enkel tanden maar alle structuren rond de tanden. -> Artsen houden zich
zelden bezig met de mond (kijken direct naar de keel), communicatie is daarom enorm belangrijk
(zowel naar Arts als patiënten toe).
2. Mondgezondheid en algemene gezondheid
2.1 Mondaandoeningen als basis van pijn en comfortverlies
Mondgezondheid en levenskwaliteit sterk met elkaar verbonden. (chemopatiënten ervaren
smaakverlies en droge mond, algemeen is dit ‘ergste’ symptoom)
Early Childhood Caries (ECC) -> mondaandoening bij jonge kinderen, veel last. Kind kan zelf
moeilijk aangeven dat hij/zij tandpijn heeft -> vaak langdurig last van symptomen.
Minder goed eten
Slecht slapen
Concentratieproblemen
Negatief gedrag
Foto dia: tandzenuwen liggen bloot -> duidelijk symptoom van kinderen die gesuikerde
vloeistof via zuigfles krijgen!
,Zuigfles + fopspeen gebruik is hoog in Vlaanderen maar is enorm slecht voor de mond!
Vanaf zo vroeg als 1 jaar beter drinkbeker leren gebruiken.
Fopspeen niet te lang blijven aanbieden, heeft impact op positie van de tong waardoor
kinderen later minder goed kunnen praten.
In Canada: ECC = 1/3 van dagoperaties bij kinderen tussen 1 en 5 jaar. Had allemaal voorkomen kunnen
worden! Niet aangeboren, start pas na het doorkomen van de tanden. (“slechte tanden zit in de familie” =
fout! Niet erfelijk, maar slechte gewoonten).
2.2 Impact van tandbederf bij jonge kinderen
Groot impact:
Eten slecht, groeien daarom slecht en gewicht neemt slecht toe.
Groeiachterstand -> ontwikkelingsachterstand.
Slechte voedingsgewoonten (krijgen vaak ‘comfort food’ om ze van de pijn te sussen
maar dit helpt absoluut niet) en gebreken aan bepaalde stoffen/vitaminen
Wordt geassocieerd met lage sociale status, maar als kinderen worden behandeld en opgevolgd:
catch-up fenomeen -> in 1,5 jaar is de groei en ontwikkeling terug op punt gesteld in dezelfde
sociale omgeving. Lage sociale status is dus geen oorzaak voor deze tandproblemen! Komen ook
voor bij kinderen van hooggeschoolde ouders.
2.3 Infectieuze verwikkelingen
Voor chirurgische ingrepen moet men infectievrij zijn (gescreend worden) -> mensen letten vaak niet
genoeg op de mond en verwaarlozen dit. Ingreep moet dan uitgesteld worden.
Via mond komen tijdens het kauwen enorm veel infecties binnen, mond:
Draagt 50% van alle commensalen (= onschadelijke gastkiemen) – 1000 species
Is ingangspoort voor infecties (oorzaak veel ziektes en zelfs overlijden in sommige
gevallen)
bij slechte mondgezondheid…
Komen deze in de bloedbaan terecht en zo komen er zelfs knie, lever, etc. infecties.
Kan iemand zich sneller verslikken zodat bacteriën in de luchtpijp terecht komen en
infectie veroorzaken.
Komt pneumonie bij ouderen sneller voor.
2.4 Mondpathologie & systemische aandoeningen
Cardiaal affect: atheroclerose = hartinfarcten.
Infectie via mond
OF toxines geproduceerd door bacteriën van infectie
OF systemische inflammatoire reactie
Diabetes:
Grotere kans op tandproblemen (parodontale aantasting)
andersom ook bij goede mondgezondheid beter om diabetes te controleren en bestrijden
(bij slechte mondgezondheid moeilijker om metabole controle goed te krijgen).
Men kan op röntgenfoto tanden ook in de wortels symptomen van diabetes aantreffen.
Vrouwen met slechte mondgezondheid hebben ook een grotere kans op miskraam,
vroeggeboorte, en laag geboortegewicht.
, 3. Vaak voorkomende mondaandoeningen
3.1 Tandbederf (cariës)
Wat?
= de oudste gekende aandoening van de mensheid + meest voorkomende/verspreide
aandoening. Bij kinderen #1 voorkomende pathologie. Vaak wordt er over gekeken maar verdient
dus wel veel aandacht.
= Resultaat ecologische shift in dentale biofilm (=tandplaque) die aanleiding geeft tot
onevenwicht in mineraalbalans tussen plaquevloeistof en tandopp.
- > 5,5 = kritische pH-waarde, hierboven komen
mineralen weer in tandglazuur terecht
Demineralisatie
= ecologische shift (verstoring biofilm).
Bacteriën in de beschermende biofilm krijgen suiker aangeboden (brandstof om te
vermenigvuldigen). Afval dat hierbij geproduceerd wordt is zuur.
Zuur dringt in het tandglazuur -> pH daalt -> mineraal onttrokken (die diffunderen naar speeksel)
-> netto verlies aan minderalen aan het tandoppervlak (veroorzaakt bederf)
Hoeveelheid bacteriën bepalen hoeveelheid zuur: dikte en sterkte biofilm zijn bepalend.
Remineralisatie
= wanneer men stopt met suiker eten (en dus zuren vormen). Biofilm herstelt zichzelf en geeft
mineralen die in biofilm bleven hangen terug aan tand (mineralen in speeksel zijn verloren).
Onttrekken mineralen = snel maar herstelling vraagt veel tijd! Analoog puzzel -> snel afgebroken
maar de stukjes terug leggen duurt lang. Zuurstoot gebeurt op enkele seconden, na suiker eten
‘snel tanden poetsen’ heeft dus geen nut, de suikers zitten al in de biofilm.
, -> Frequentie belangrijker dan hoeveelheid vanwege
hersteltijd! Beperk de momenten waarop je suiker eet zodat
de mond de schade kan herstellen.
Bovenaan: iemand die veel snacks eet, gaat op het einde van de
dag netto-mineraalverlies ondervinden. Onderaan: iemand die 3
maaltijden per dag eet, mineralen zijn in orde.
10% sucrose is genoeg om demineralisatie op te starten -> gaat niet enkel over snoepjes en
chocolade maar over enorm veel voedingssoorten (‘geen toegevoegde suiker’ bevat nog steeds
suiker!)
Gradaties
Klinisch beeld (verschillende graderingen, best zo vroeg mogelijk ingrijpen):
GRAAD 1: glazuurlaag/buitenlaag.
o Klein wit vlekje op de tand, bruin in groeven en contactpunten
o zonder pijn en reversibel (kan terug remineraliseren maar wit plekje kan blijven,
soort litteken op tand).
GRAAD 2: dentine (volgende laag).
o Gaatje/bruin-gele vlek, beperkte cavitatie
o gevoeligheid en restauratief (moet gereinigd worden en een vulling in komen).
GRAAD 3: pulpa.
o Ontsteking bij de bloedvaten en zenuwen
o acute pijn (uitzetting vanwege ontsteking en druk op zenuwen, pijnstillers en
antibiotica helpen niet!)
o kanaalbehandeling nodig (endodontie) -> tand openbreken, ontsmetten, zenuw
eruit halen en opvullen.
GRAAD 4: necrose.
o Verdere ontwikkeling graad 3: zenuwen sterven af en pijn gaat weg, er komt etter
en het groeit voorbij wortelpunt -> abcesvorming! (etter in tandvlees komt en
gaat, daardoor lijkt het soms minder ernstig dan het is).
o wortelkanaalbehandeling nodig of in ernstige gevallen tand verwijderen.
HS1: inleiding
1. Gezondheid
Volgens WHO -> Gezondheid = toestand van fysisch, mentaal, en sociaal welzijn (niet enkel
afwezigheid van ziekte).
Fysisch: gezonde tanden zonder gaatjes, problemen, etc.
Mentaal: blij zijn met je tanden.
Sociaal: bv. afwijking waarbij de mond open hangt en men constant kwijlt -> moeilijk om
sociale contacten te leggen.
-> Hierbij rekening houden met persoon zelf en zijn/haar mogelijkheden (soms complicaties met
handicap, ouders die pushen, …)
Orale structuren moeten normaal functioneren voor gezondheid
Handicaps zoals Hazenlip: slecht in eten, drinken, …
Rauwkost = belangrijk om te eten maar gaat moeilijk bij bv. bejaarden met gebit & slechte
kauwfunctie! Een goede kauwfunctie draagt bij tot beter cognitief welzijn (preventie
dementie).
Mondaandoeningen kunnen smaakfunctie kapotmaken, wat het genot van eten en
drinken weg haalt. Deze mensen eten omdat ze moeten maar genieten nooit van een
etentje -> maakt het sociaal ook moeilijk.
Mond is ook belangrijk om je gevoelens te uitten (muziek, liefde, praten, etc.).
‘Orale structuren’ =/= enkel tanden maar alle structuren rond de tanden. -> Artsen houden zich
zelden bezig met de mond (kijken direct naar de keel), communicatie is daarom enorm belangrijk
(zowel naar Arts als patiënten toe).
2. Mondgezondheid en algemene gezondheid
2.1 Mondaandoeningen als basis van pijn en comfortverlies
Mondgezondheid en levenskwaliteit sterk met elkaar verbonden. (chemopatiënten ervaren
smaakverlies en droge mond, algemeen is dit ‘ergste’ symptoom)
Early Childhood Caries (ECC) -> mondaandoening bij jonge kinderen, veel last. Kind kan zelf
moeilijk aangeven dat hij/zij tandpijn heeft -> vaak langdurig last van symptomen.
Minder goed eten
Slecht slapen
Concentratieproblemen
Negatief gedrag
Foto dia: tandzenuwen liggen bloot -> duidelijk symptoom van kinderen die gesuikerde
vloeistof via zuigfles krijgen!
,Zuigfles + fopspeen gebruik is hoog in Vlaanderen maar is enorm slecht voor de mond!
Vanaf zo vroeg als 1 jaar beter drinkbeker leren gebruiken.
Fopspeen niet te lang blijven aanbieden, heeft impact op positie van de tong waardoor
kinderen later minder goed kunnen praten.
In Canada: ECC = 1/3 van dagoperaties bij kinderen tussen 1 en 5 jaar. Had allemaal voorkomen kunnen
worden! Niet aangeboren, start pas na het doorkomen van de tanden. (“slechte tanden zit in de familie” =
fout! Niet erfelijk, maar slechte gewoonten).
2.2 Impact van tandbederf bij jonge kinderen
Groot impact:
Eten slecht, groeien daarom slecht en gewicht neemt slecht toe.
Groeiachterstand -> ontwikkelingsachterstand.
Slechte voedingsgewoonten (krijgen vaak ‘comfort food’ om ze van de pijn te sussen
maar dit helpt absoluut niet) en gebreken aan bepaalde stoffen/vitaminen
Wordt geassocieerd met lage sociale status, maar als kinderen worden behandeld en opgevolgd:
catch-up fenomeen -> in 1,5 jaar is de groei en ontwikkeling terug op punt gesteld in dezelfde
sociale omgeving. Lage sociale status is dus geen oorzaak voor deze tandproblemen! Komen ook
voor bij kinderen van hooggeschoolde ouders.
2.3 Infectieuze verwikkelingen
Voor chirurgische ingrepen moet men infectievrij zijn (gescreend worden) -> mensen letten vaak niet
genoeg op de mond en verwaarlozen dit. Ingreep moet dan uitgesteld worden.
Via mond komen tijdens het kauwen enorm veel infecties binnen, mond:
Draagt 50% van alle commensalen (= onschadelijke gastkiemen) – 1000 species
Is ingangspoort voor infecties (oorzaak veel ziektes en zelfs overlijden in sommige
gevallen)
bij slechte mondgezondheid…
Komen deze in de bloedbaan terecht en zo komen er zelfs knie, lever, etc. infecties.
Kan iemand zich sneller verslikken zodat bacteriën in de luchtpijp terecht komen en
infectie veroorzaken.
Komt pneumonie bij ouderen sneller voor.
2.4 Mondpathologie & systemische aandoeningen
Cardiaal affect: atheroclerose = hartinfarcten.
Infectie via mond
OF toxines geproduceerd door bacteriën van infectie
OF systemische inflammatoire reactie
Diabetes:
Grotere kans op tandproblemen (parodontale aantasting)
andersom ook bij goede mondgezondheid beter om diabetes te controleren en bestrijden
(bij slechte mondgezondheid moeilijker om metabole controle goed te krijgen).
Men kan op röntgenfoto tanden ook in de wortels symptomen van diabetes aantreffen.
Vrouwen met slechte mondgezondheid hebben ook een grotere kans op miskraam,
vroeggeboorte, en laag geboortegewicht.
, 3. Vaak voorkomende mondaandoeningen
3.1 Tandbederf (cariës)
Wat?
= de oudste gekende aandoening van de mensheid + meest voorkomende/verspreide
aandoening. Bij kinderen #1 voorkomende pathologie. Vaak wordt er over gekeken maar verdient
dus wel veel aandacht.
= Resultaat ecologische shift in dentale biofilm (=tandplaque) die aanleiding geeft tot
onevenwicht in mineraalbalans tussen plaquevloeistof en tandopp.
- > 5,5 = kritische pH-waarde, hierboven komen
mineralen weer in tandglazuur terecht
Demineralisatie
= ecologische shift (verstoring biofilm).
Bacteriën in de beschermende biofilm krijgen suiker aangeboden (brandstof om te
vermenigvuldigen). Afval dat hierbij geproduceerd wordt is zuur.
Zuur dringt in het tandglazuur -> pH daalt -> mineraal onttrokken (die diffunderen naar speeksel)
-> netto verlies aan minderalen aan het tandoppervlak (veroorzaakt bederf)
Hoeveelheid bacteriën bepalen hoeveelheid zuur: dikte en sterkte biofilm zijn bepalend.
Remineralisatie
= wanneer men stopt met suiker eten (en dus zuren vormen). Biofilm herstelt zichzelf en geeft
mineralen die in biofilm bleven hangen terug aan tand (mineralen in speeksel zijn verloren).
Onttrekken mineralen = snel maar herstelling vraagt veel tijd! Analoog puzzel -> snel afgebroken
maar de stukjes terug leggen duurt lang. Zuurstoot gebeurt op enkele seconden, na suiker eten
‘snel tanden poetsen’ heeft dus geen nut, de suikers zitten al in de biofilm.
, -> Frequentie belangrijker dan hoeveelheid vanwege
hersteltijd! Beperk de momenten waarop je suiker eet zodat
de mond de schade kan herstellen.
Bovenaan: iemand die veel snacks eet, gaat op het einde van de
dag netto-mineraalverlies ondervinden. Onderaan: iemand die 3
maaltijden per dag eet, mineralen zijn in orde.
10% sucrose is genoeg om demineralisatie op te starten -> gaat niet enkel over snoepjes en
chocolade maar over enorm veel voedingssoorten (‘geen toegevoegde suiker’ bevat nog steeds
suiker!)
Gradaties
Klinisch beeld (verschillende graderingen, best zo vroeg mogelijk ingrijpen):
GRAAD 1: glazuurlaag/buitenlaag.
o Klein wit vlekje op de tand, bruin in groeven en contactpunten
o zonder pijn en reversibel (kan terug remineraliseren maar wit plekje kan blijven,
soort litteken op tand).
GRAAD 2: dentine (volgende laag).
o Gaatje/bruin-gele vlek, beperkte cavitatie
o gevoeligheid en restauratief (moet gereinigd worden en een vulling in komen).
GRAAD 3: pulpa.
o Ontsteking bij de bloedvaten en zenuwen
o acute pijn (uitzetting vanwege ontsteking en druk op zenuwen, pijnstillers en
antibiotica helpen niet!)
o kanaalbehandeling nodig (endodontie) -> tand openbreken, ontsmetten, zenuw
eruit halen en opvullen.
GRAAD 4: necrose.
o Verdere ontwikkeling graad 3: zenuwen sterven af en pijn gaat weg, er komt etter
en het groeit voorbij wortelpunt -> abcesvorming! (etter in tandvlees komt en
gaat, daardoor lijkt het soms minder ernstig dan het is).
o wortelkanaalbehandeling nodig of in ernstige gevallen tand verwijderen.