100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting organisaties begrijpen H1-H11

Rating
-
Sold
-
Pages
42
Uploaded on
17-11-2025
Written in
2025/2026

Samenvatting 2e jaar organisaties begrijpen

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H1-h11
Uploaded on
November 17, 2025
Number of pages
42
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Organisaties begrijpen

1. Intro
Waarom organisatieleer in SOW?
 Organisaties beïnvloeden SOW'ers
Je moet eerst begrijpen hoe je organisatie werkt, voordat je je eigen rol en
verantwoordelijkheden goed kunt snappen
 SOW'ers beïnvloeden organisaties
Ze zijn nodig om de doelen van de organisatie te kunnen realiseren

Raakvlakken
 Sociologie (organisaties en toegepaste sociologische vraagstukken)
 Recht (wettelijk kader)
 Politiek en beleid (bestuurskunde, politieke context)

Over organisaties
Is een gezin een organisatie?
Ja
 Er wordt gepland
 Hiërarchie, leiderschap
 Er wordt gebudgetteerd
 Onderlinge taakverdeling
 Er is structuur en cultuur
Nee
 Er zijn minder geschreven regels, meer ongeschreven regels in het gezin
 Het is minder formeel => informeel
 Er is geen specifiek doel in het gezin!!
Wel een aantal doelen zoals hoeveel kinderen/ huisdier of niet

Een organisatie heeft áltijd een doel dat eerst komt!
Gezinnen kunnen ook doelen hebben, maar het gezin komt eerst!

Juridische vorm & bestuur
 Mutual benefit organizations
Gericht op leden
=> politieke partijen, vakbonden, beroepsverenigingen
 Business concerns
Klanten zijn middel (niet het doel), gericht op het belang van de organisatie zelf
=> meeste profit ondernemingen
 Service organizations
Gericht op het verlenen van diensten aan directe klanten
=> ziekenhuizen, scholen
 Commonweal organizations
Staan ten dienste van het brede publiek
=> politie, lokale overheid, ministers

,Kijken naar organisaties - historie
=> Ze zijn er altijd al geweest maar organisatieleer is een vrij nieuwe wetenschap
Voor 1800: vooral ambachten en gilden
 Traditie speelde een grote rol
 Ambachtslieden werkten zelfstandig, zonder personeel
 Ze waren onafhankelijk en bepaalde zelf hoe ze werkte
Eerste industriële revolutie
 Door stoommachines veranderd de manier van werken
 Ontstaan van bedrijven
 Eind 19e eeuw: aandacht voor organisatiekunde en theorieën.
4 stromingen:
Scientific management
 Eind 19e E - 1935
 Op een wetenschappelijke wijze de bedrijfsprocessen sturen
 Gebaseerd op een militair model
=> Iedereen een gespecificeerde taak geven => Specialisme
 FOCUS
 Streven naar efficiëntie
 Lopende band
 Mens = verlengstuk van de machine
 Mens is rationeel en denkt alleen aan geld

Human relations-beweging
 1935 - 1955
 Hawthorne experimenten :Door ook aandacht te schenken aan de sociale verhoudingen
binnen de organisatie kon meer succes behaald worden.
=> groeiende aandacht voor de sociale mens = humanistische perspectief
 Organisatie = gesloten systeem
(= Alles wat nodig is om te functioneren, gebeurt binnen de organisatie zelf, alsof ze losstaat
van de buitenwereld)
 FOCUS
 Impact van sociale context/invloed van de omgeving

Revisionisme
 '60
 Probeerde het scientific management en de human-relations benadering te combineren
 Van econ en sociale behoefte naar ontplooiingsbehoefte
 Taakverrijking en motivatie staan centraal
 Behoefte- en ambitie-vervullend
 FOCUS
 Behoeften
 Motivatie

Open systeem model
 '80
 Organisatie = systeem dat zonder de omgeving niet kan functioneren
 Stijgend belang van technologie en globalisering
 FOCUS
 Strategie
 Samenwerken
 Leren en ontwikkelen

,2. KLANTGERICHTHEID ALS OVERKOEPELEND THEMA
Er is een verschil tussen klantgerichtheid en wordt door de klant als klantgericht ervaren
=> er is maar 1 kassa open terwijl er 10 mensen staan aan te schuiven en iets verder staan 2
medewerkers te praten
 Klant: ze zouden beter allebei ook een kassa opendoen ipv daar te staat tetteren
 Organisatie: de andere kassa's zijn kapot en de 2 wn's staan te overleggen hoe ze dit het
snelst kunnen oplossen
=> organisatie is klantgericht maar de klant ervaart het niet zo

KLANTEN
=> Zijn burgers, patiënten, cliënten, …

Kritiek op het woord 'klant'
 Te economische benadering
Je wilt als patiënt niet hetzelfde behandeld worden als een klant bij de Colruyt
 Verschil tussen afnemer en opdrachtgever
De mensen die onze diensten gebruiken zijn niet altijd dezelfde als degene die ervoor betalen
Vb: een jongere die begeleiding krijgt bij het OCMW
=> Jongere gebruikt de dienst, maar ovh maakt de afspraken en betaalt
 Té verschuivende machtsbalans
Arts-patiënt ≠ bakker-consument ($).
Klant = koning en wij moeten doen wat de klant vraagt.
=> In SOW het is niet de bedoeling dat jij alles doet wat je ‘klant’ vraagt

KLANTGERICHTHEID - spanningen
 Commercieel/zakelijk
Klant = belangrijk want ze betalen de rekening: vriendelijk => klant komt terug
Klantgericht uit eigen belang
Ik ben afhankelijk van de klant
=> Disney, ziekenhuis, Coolblue

 Goodwill/methodische klantgerichtheid (SOW)
Je helpt iemand als gunst
Ik als SOW'er geloof in inspraak dus laat ik mijn cliënt mee beslissen
=> niet zodat ze terug komen (comm) wel omdat ik in dat principe geloof
Ik zie een functioneel nut: als je tegen cliënt zegt je MOET dit, je MOET dat
=> werkt niet
Je geraakt verder als je dit of dat doet, niet zodat ze later terug komen
Klant is afhankelijk van mijn goodwill

=> AFHANKELIJKHEID (op het moment dat goodwill stopt, stopt ook de klant)
Als we morgen allemaal stoppen met naar de Colruyt gaan zijn ze failliet

, WAARDE
=> Klanten investeren in wat voor hen nuttig is en waarde biedt (geld, tijd, energie)
Ze geven in de veronderstelling dat ze terugkrijgen.

Klantenwaarde: is een interactieve, relatieve, preferentiële ervaring
- Interactief: komt tot stand door interactie tussen klant en product/dienst
- Relatief: het is het resultaat van vergelijking tussen producten/diensten
- Preferentieel: houdt een bepaalde voorkeur in

3 tweedelingen
 Extrinsiek VS intrinsiek
Het product is nuttig om iets anders te bereiken (extrinsiek)
Het product is waardevol op zichzelf (intrinsiek)
 Op zichzelf gericht VS op anderen gericht
Het is waardevol omdat de klant zelf het belangrijk vindt (op zichzelf gericht)
Het is waardevol omdat anderen het waarderen (op anderen gericht)
 Actief VS reactief
Klant moet zelf iets doen om het product/de dienst te gebruiken (actief)
Fitness app => je moet zelf bewegen
Alles gebeurt vanzelf (reactief)
Massage => je ligt gewoon neer en ondergaat de diens
Twee soorten zijn:
 Praktische waarde
 Gevoelsmatige waarde
$11.38
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
noremerckx

Get to know the seller

Seller avatar
noremerckx Arteveldehogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
3
Member since
1 month
Number of followers
0
Documents
7
Last sold
1 week ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions