Blok 3 – schriftelijk tentamen.
De studiestof:
Taal & didactiek; Aanvankelijk en technisch lezen.
- Hoofdstuk 1; 1.1 t/m 1.6.
- Hoofdstuk 2.
- Hoofdstuk 5; 5.3 t/m 5.5.
- Hoofdstuk 6.
Taal & didactiek; spelling.
- Hoofdstuk 4.
- Hoofdstuk 5; 5.1 t/m 5.4.
- Hoofdstuk 6.
- Hoofdstuk 7.
- Hoofdstuk 9.
Taalonderwijs ontwerpen.
- Hoofdstuk 5; 5.1 t/m 5.3.
- Hoofdstuk 6; 6.1.2, 6.2 en 6.4.
Lesintaal.nl
- 7.1.1, 7.1.4, 7.2.3 en 7.3.2.
- 6.1.1, 6.2.1, 6.2.2, 6.2.5, 6.2.6, 6.2.7 en 6.3.1.
Posters en documenten van OnderwijsOnline.
Verkregen informatie van de hoorcolleges en werkcolleges.
,Taalonderwijs ontwerpen.
Bij het leren begrijpend lezen heb je de vaardigheden van het technisch lezen nodig – decoderen. Een
strategie is een bepaalde aanpak die een taalgebruiker hanteert om zijn doel te bereiken. Bij het
begrijpend lezen zijn er 4 strategieën. Vaardigheden worden minder bewust gebruikt. Het zijn alle
benodigdheden om te kunnen lezen. Soms leren kinderen een vaste aanpak voor een vorm van lezen.
Dit noem je een leeswijzer of stappenplan.
De 4 strategieën voor het begrijpend lezen zijn;
1. Oriënterend lezen. De doelstelling is nagaan of de tekst bruikbaar is. Je scant als het ware de
tekst. Je leest snel de koppen, bekijkt plaatjes en de inhoudsopgave, leest de inleiding en de
eerste zinnen van de alinea’s.
2. Zoekend lezen. De doelstelling is het vinden van een antwoord op een specifieke vraag. Je
gebruikt het ook als je een bepaalde tekst wilt selecteren bij een leesdoel. Je bekijkt de tekst
op bepaalde woorden en kopjes.
3. Intensief lezen. De doelstelling is om bepaalde informatie te onthouden. Je leest de tekst zin
voor zin en probeert de informatie te volgen. Je maakt aantekeningen, onderstreept, stelt
vragen, plaatst steekwoorden in de kantlijn en nummert tekstgedeelten. Oriënterend lezen kan
voorafgaan aan intensief lezen.
4. Studerend lezen. Dit gaat verder op intensief lezen. De doelstelling is het vastleggen van
bepaalde informatie om die later weer te kunnen gebruiken. Het wordt veel toegepast in
studie- en onderwijssituaties. Je gebruikt studietechnieken zoals zelf vragen opstellen,
schema over relaties in de tekst, diagrammen, tekening en samenvatting met hoofdzaken.
Voor alle studietechnieken geld dat ze hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden,
samenhang aangeven en ze geven een schriftelijke (soms visuele) neerslag van de inhoud
van de tekst.
Methoden kunnen andere benamingen geven voor deze strategieën. Het hanteren van een
leesstrategie veronderstelt een reflectie van de kinderen. Het aanleren van de strategieën wordt dus
vooral in hogere groepen gebruikt.
Technisch lezen is een voorwaarde voor het kunnen begrijpend lezen. De vaardigheden die nodig zijn
voor begrijpend lezen zijn:
- Bepalen van leesdoel.
- Betekenis van woord(groepen) bepalen. Je put hierbij uit de beschikbare woordenschat en
betekenissen die je uit de tekst kunt halen. De context is hierbij belangrijk, vooral voor
figuurlijk taalgebruik.
- Relaties in de tekst leggen. Woord(groepen) in verbanden brengen en betekenis van geheel
bepalen. Ook verwijzingen en relaties tussen zinnen (aanw. betrek. en pers.
voornaamwoorden, voegwoorden).
- Relaties buiten de tekst leggen. Tekst kunnen lezen in de context. Voorkennis over
onderwerpen.
- De structuur van de tekst herkennen. Tekstdelen, onderlinge relaties tussen tekstdelen,
veelvoorkomende vaste structuren herkennen, bepaalde tekstsoorten altijd dezelfde opbouw.
- De tekstsoort herkennen. Beoordeling, structuur, gericht naar informatie zoeken, leesstrategie
bepalen.
- Het thema bepalen. Waar het over gaat.
- Het doel vaststellen. Wat wilde de schrijver bereiken.
- De tekst beoordelen. Antwoorden kunnen geven op vragen over je mening en wat je aan de
tekst hebt. Eigenschappen tekst, juistheid van argumentatie, volledigheid en waarheid van
informatie, voldoen aan ethische normen en waarden, esthetische normen en waarden,
gebruiksvriendelijkheid en amusementswaarde.
Een lezer begint altijd met een bepaald leesdoel voor ogen. Deze leesdoelen zijn:
- Informatie zoeken.
, - Je mening vormen (argumenten, richten op feiten, standpunt innemen).
- Je ontspannen.
- Een handleiding kunnen uitvoeren.
Je moet op verschillende manieren instructie kunnen geven over hoe je begrijpend moet lezen. Het
activeren van de voorkennis is hierbij heel belangrijk. Er zijn verschillende uitgangspunten voor de
instructie.
1. Activeer steeds de aanwezige kennis. Ze moeten kunnen koppelen naar dingen die ze al
weten. Hier moeten dan ook vragen over gesteld worden (ook tijdens het lezen) zoals;
waarom ga ik lezen, waar gaat het over, wat is belangrijk, etc. Graphic organizers zijn
schema’s waarin de voorkennis van de leerlingen weergeven kan worden.
2. Koppel tekst en leesdoel. Voor het lezen moet het doel vastgesteld worden. Zo kun je aan het
einde van de les doelgericht evalueren.
3. Laat kinderen een strategie kiezen. Naast het leesdoel moet er ook een strategie gekozen
worden. Dit maakt ze bewuster van het leesdoel.
4. Combineer begrijpend lezen met stelonderwijs. Kinderen krijgen hierdoor meer inzicht in
teksten en vaardigheden voor begrijpend lezen. Je kunt ook de doelstelling zo beter
ontdekken.
Instructiemethoden voor begrijpend lezen gaan om het geven van gerichte aanwijzingen, hardop
denken en gebruik van stappenplannen. Gerichte aanwijzingen gaan over het gebruik van strategieën
of hoe ze vaardigheden moeten uitoefenen. Hardop denken (modeling) is goed voor het verplaatsen
naar het standpunt van de kinderen. Zo kunnen zij beter meekijken met hoe je ingewikkelde
vaardigheden kunt uitoefenen. Stel kritische vragen, verbind met voorkennis, controleren en repareren
van eigen begrip, vergelijkingen maken, visuele voorstelling maken en voorspellen. Gebruik van
stappenplannen geven kinderen greep op de tekst. Soms wordt hiervoor een leeswijzer gebruikt.
Stappenplannen helpen kinderen een vaardigheid onder de knie te krijgen.
Bij begrijpend lezen moet je de juiste werkvormen en hulpmiddelen gebruiken. De tekst moet passen
bij het leesdoel. De tekst moet ook aansluiten bij de beleving en het niveau van de kinderen. Verder
moet het aansluiten bij de vragen van de lezer en heeft het een aantrekkelijke vormgeving. Digitale
teksten verschillen van papieren teksten waardoor ze ook speciale vaardigheden nodig hebben.
Informatie zoeken op internet gaat als volgt; zoekvraag bepalen, zoekstrategie kiezen,
informatiebronnen opsporen, informatie verwerken, informatie samenbrengen, evalueren.
Tekstsoort Doel Voorbeelden
Informerende tekst Geven van informatie Verslag, krantenbericht,
bijsluiter.
Overtuigende tekst Lezer van iets overtuigen Reclame, poster, aanbieding
Betogende tekst Standpunt onderbouwen Hoofdartikel, filmrecensie
Expressieve tekst Emoties van schrijver Dagboek, brief
Diverterende tekst Lezer verstrooien Caberet, strip uit dagblad
Gebruiksteksten Lezer gaat actie uitvoeren Handleiding,
gebruiksaanwijzing
Bij opdrachtvormen zet je kinderen aan het werk. Aan de hand van antwoorden kun je bepalen of de
kinderen het onder de knie hebben. Toch werkt dit soms negatief doordat er veel besproken en
nagekeken moet worden. Opdrachtvormen werken vooral goed als er intensief gelezen moet worden.
Samenwerkend leren kent veel vormen. Het is belangrijk dat kinderen direct contact hebben,
afhankelijk zijn van elkaar, individueel beoordeeld worden, samenwerkingsvaardigheden verbeterd
worden, verschillende dynamieken en er een (tijds)druk is. Spelvormen kun je gebruiken als de tekst
goed begrepen wordt. Bij interactievormen gaat het om het uitwisselen van ervaringen en meningen.
Dit doet een beroep op de eigen kennis van kinderen. creatieve vormen leiden tot het grondiger lezen
van de tekst. Er is dus veel variatie mogelijk, experimenteren is de beste manier om erachter te komen
wat wel/niet werkt.