100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Civiele Rechtspleging - ALLE colleges!

Rating
-
Sold
-
Pages
72
Uploaded on
12-11-2025
Written in
2024/2025

Dit document bevat een samenvatting van het hele vak 'Civiele Rechtspleging' op de RUG.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
November 12, 2025
Number of pages
72
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Week 1
COLLEGE 1A - Inleiding tot het vak en het bewijsrecht
Overzicht van het college
I. Het vak
1. Inhoud
II. Inleiding bewijsrecht
1. Toepasselijkheid
2. Plaats in het procesrecht/kaders
3. Stellen, betwisten, bewijzen

Inhoud
- Voortbouwen op Burgerlijk Procesrecht uit de bachelor
- Er zijn bij dit vak vier verdiepende onderdelen:
1. Bewijsrecht
2. Hoger beroep
3. Arbitrage
4. Beslag- en executierecht
- Er is sprake van een wisselwerking tussen formeel recht (procesrecht) en materieel recht (bijv.
overeenkomsten- en goederenrecht)

Inleiding bewijsrecht (1)
Algemeen:
- Belang van het bewijsrecht in civiele zaken
- Belang van goede beheersing van het bewijsrecht
- Plaats van het bewijs(recht) in het civiele proces
- Plaats van het bewijsrecht in de wet

Waarom kiezen we het onderwerp ‘bewijsrecht’ uit? Het hele procesrecht draait hier bijna om. In de praktijk zijn
de feiten ook heel belangrijk. Procedures worden gewonnen en verloren op de feiten: of iets wel of niet vast
komt te staan. Hoe bewijs je dan een mondelinge overeenkomst? Bijv. door getuigen. Wie wil je dan horen? De
procespartijen. Zij moeten dan onder ede verklaren of er iets is afgesproken en wat er is afgesproken. Is dat
sterk? Nee niet echt. Daarom is op schrift stellen ook zo belangrijk.

Inleiding bewijsrecht (2)
De toepasselijkheid van het bewijsrecht verschilt per procedure. Hierna worden deze verder uitgewerkt:
 In dagvaardings- en verzoekschriftprocedures?
In het procesrecht heb je dagvaardingszaken en verzoekschriftprocedures. Het is absoluut verboden om een
bepaling uit de ene titel toe te passen op de andere procedure, tenzij de wet of de HR dit goed vindt. Dat geldt
ook in hoger beroep en in cassatie. Ook in hoger beroep is er in de wet onderscheid tussen de twee procedures,
waarbij je onderscheid moet maken. Het bewijsrecht is geregeld in titel 2, afdeling 9 van de wet. Dit ligt dus
binnen de titel van de dagvaarding. Hoe zit dit dan bij het verzoekschrift? Daar hebben we een bepaling in de
wet (284 Rv) die aangeeft dat de 9e afdeling van de tweede titel ook van toepassing is in
verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich daartegen verzet. Waar moet je dan aan denken? Een
verzoekschriftprocedure waarbij er maar 1 partij is. Een voorbeeld is boek 1 BW: als je je voornaam wilt laten
wijzigen moet je een verzoekschrift indienen. Dan ben jij als verzoeker alleen en komen er geen andere
belanghebbenden bij kijken. Zo zijn er meer voorbeelden.
Een andere procedure waarbij de aard van de zaak zich verzet tegen toepassing, is de enqueteprocedure bij de
Ondernemingskamer. In de tweede fase van deze procedure geldt het bewijsrecht niet. Hetzelfde geldt binnen
het arbeidsrecht. Wanneer een procedure in verband met ontslag op staande voet en de werknemer start een
procedure, dan verweert de werkgever zich hiertegen, maar doet daarbij een tegenverzoek tot ontbinding van
de arbeidsovereenkomst. In die situatie heeft de HR beslist dat de rechter zich direct kan richten op het

,ontbindingsverzoek omwille van efficiëntie en dan hoeft de rechter het wettelijk bewijsrecht niet toe te passen,
maar dat moet hij dan wel heel goed motiveren.

 In kort geding?
Hoe zit het in kort geding? Dit is een dagvaardingsprocedure. Dus dan zou je zeggen dat het bewijsrecht
gewoon van toepassing is, maar is dat ook zo? Nee, althans het kan wel. Nergens in de wet staat dat het niet
mag en ook de HR heeft wel eens gezegd dat aan de regels van bewijs voldaan moet zijn. Rechters zeggen
eigenlijk dat de aard van een kort geding procedure zich verzet tegen toepassing van de bewijsregels, gelet op
dat er snel een voorlopig oordeel moet zijn. De HR heeft deze argumentatie opengelaten. Het is dus fout om te
zeggen dat het bewijsrecht in kort geding helemaal niet van toepassing is. Het hangt er dus vanaf.

 In eerste aanleg, hoger beroep en cassatie?
En hoe zit dat in eerste aanleg, hoger beroep en cassatie? In eerste aanleg is het gewoon van toepassing. In
hoger beroep heb je dus eerst drie afdeling over de dagvaarding en dan 1 afdeling over de
verzoekschriftprocedure. Beide afdelingen bevatten een schakelbepaling: voor zover in de titel niet anders wordt
bepaald, is hetgeen het procesrecht in eerste aanleg regelt van overeenkomstige toepassing. Via de
schakelbepaling wordt het bewijsrecht ook in hoger beroep van toepassing verklaard. Hoe zit dat in cassatie?
Nee, omdat de HR geen feitenrechter is. De HR moet zich houden aan de door het Hof vastgestelde feiten. Dat is
het belangrijkste om te onthouden. Toch kan het bewijsrecht in cassatie een rol spelen. Soms moet de HR
oordelen over de vraag of iemand in cassatie ontvankelijk is. Een dergelijke ontvankelijkheidsvraag kan
beantwoord worden door middel van het bewijsrecht. Dan is het bewijsrecht dus wel belangrijk. Hetzelfde geldt
als de HR zich moet buigen over een exceptie, bijvoorbeeld zoals in art. 224 Rv. Dit zijn exceptionele gevallen.
Uitgangspunt is dat hij is gebonden aan de feitenvaststelling van het Hof.

Inleiding bewijsrecht (3)
Hoe verhouden de Partijautonomie (?) en de Lijdelijke civiele rechter (?) zich tot elkaar?
- Het is een oude discussie: in hoeverre is de civiele rechter lijdelijk? De civiele rechter was ooit 100%
lijdelijk/passief: de rechter deed niks anders dan zitten en wachten op wat partijen zouden aanvoeren.
Hij stelde bij wijze van spreken geen enkele vraag en ging zelf dus niet op zoek. Die rechter bestaat niet
meer. In de loop der jaren is de civiele rechter steeds actiever geworden. Hoe uit zich dat? Bijvoorbeeld
doordat de rechters wel degelijk vragen stellen. Rechters willen ook stukken zien die misschien niet in
het dossier zitten. De ontwikkeling gaat dan ook naar een steeds actievere rechter.
- Er is een debat gaande waarin wordt betoogd dat ook de civiele rechter zelf actief op zoek moet gaan
naar wat er gebeurt is (= waarheidsvinding). Van oudsher hoort dit bij de strafrechter, maar de
gedachte is dat de civiele rechter dit ook steeds meer moet doen. Nadeel hiervan? Het kan hierdoor
zijn dat jouw zaak door allerlei vragen van de rechter een pad op gaat wat jij eigenlijk niet wilde. In dat
geval zou je kunnen betogen dat de partijautonomie steeds kleiner wordt. Wat we tegenwoordig onder
partijautonomie verstaan? Partijen bepalen dat er geprocedeerd wordt, maar over hoe die procedure
vervolgens wordt ingericht hebben partijen steeds minder en minder over te zeggen.
- De meeste mensen vinden een steeds actievere rechter een goed idee. Wie vinden van niet?
Advocaten. Waarom niet? Stel een vordering is verjaard, maar de wederpartij doet hier geen beroep
op. Vroeger was het zo dat de rechter dit dan zou negeren. Tegenwoordig zou het kunnen zijn dat de
rechter tijdens de zitting vragen gaat stellen. Dan proef je dat het duidt op verjaring. De vraag is dan:
hoe ver mag een rechter daarmee gaan? Mag hij rechtstreeks vragen: heb je gedacht aan verjaring? En
heb je dan te maken met een meeprocederende rechter? Het is de vraag of het een en ander goed is.

In art. 24 Rv lees je de oude, lijdelijke rechter terug. Artikel 24 Rv wordt door mensen vaak samengevat als: de
rechter mag de feiten niet aanvullen. Dat staat er echter niet. Art. 24 Rv gaat over de grondslag die partijen aan
hun vordering en verweer ten gronde hebben gelegd. Dat noemen wij de feitelijke grondslag. Het makkelijkste
is een voorbeeld: HR Dimopoulos/ Erven van Mierlo
 De kantonrechter zei: eerst ingebrekestelling moeten sturen, dus vordering afgewezen. De rechtbank
ging het dossier bekijken en ergens vond de rechter een briefje die opgevat zou kunnen worden als
ingebrekestelling, maar hier was door de partij niet naar verwezen. De vraag: mocht de rechter dit als

, ingebrekestelling opvatten en daarmee de vordering toewijzen? De rechter deed dit wel, zonder dat
Dimopoulos zich specifiek had beroepen op dit briefje. Daarom werd het in hoger beroep vernietigd.
Het staat de rechter niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar
zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door
de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd. De wederpartij
wordt dan namelijk tekortgedaan in zijn recht zichzelf naar behoren te verdedigen. De rechter was de
grenzen van art. 24 Rv te buiten gegaan.

Op 1 januari 2025 zal er een nieuwe wet in werking treden, namelijk de Wet Vertegenwoordiging en
Modernisering Bewijsrecht. Art. 24 Rv wordt dan uitgebreid met een tweede lid in het wetsvoorstel, waarin
staat dat de rechter ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering of verweer mag bespreken. Dit is
dus weer een stapje naar een iets actievere rechter. Gelet op de casus van net kan de rechtbank het briefje
benoemen en vragen wat partijen ervan vinden. Dan kan hij het briefje toch nog in de procedure betrekken.

Een overzicht van enkele algemene kaders binnen het bewijsrecht:
- Artt. 23 tot en met 25 Rv (eerste titel)
 Art. 23: beslissen op het gevorderde/ verzochte
o Positief geformuleerd staat er dat de rechter moet oordelen over alles wat gevorderd
of verzocht wordt. Negatief geformuleerd: hij mag niet over meer een beslissing
nemen dan wat gevorderd of verzocht is.
 Art. 24: ‘op grondslag van’ (verbod op aanvulling feitelijke grondslag: grenzen van de
rechtsstrijd)
 Art. 25: ambtshalve aanvulling rechtsgronden
o In tegenstelling tot art. 24 Rv moet de rechter de rechtsgronden aanvullen. Wat is
het dan en wat is het onderscheid? Het gaat zuiver over het recht. In het lichaam van
de dagvaarding heb je je vordering bijvoorbeeld onderbouwd, maar als de rechter bij
de beoordeling dan denkt: ik zie geen wanprestatie ex artikel 6:74 BW, maar er is wel
onrechtmatig gehandeld. De schadevergoeding kun je wel toewijzen op basis van art.
6:162 BW. De rechter ziet dan een andere rechtsgrond voor de vordering en dan
moet hij die onder de vordering schuiven. In de praktijk komt dit niet veel voor.
- Artt. 149 e.v. Rv (tweede titel)
 Art. 149 lid 1 (o.a.): verbod op aanvulling feiten
o Dit betekent dat er een grens is aan de rechter: je mag niet zelf actief op zoek gaan
naar feiten. Feiten moeten blijken uit het dossier en moeten in het proces naar voren
zijn gekomen. Ze moeten door partijen zijn gesteld. De wederpartij kan deze feiten
betwisten en dan moeten ze bewezen worden.

Inleiding bewijsrecht (4)
De volgorde van het bewijsrecht in een procedure ziet er als volgt uit:
1. Stellen
2. Betwisten
3. Bewijslastverdeling
4. Bewijsaanbod
5. Bewijsopdracht
6. Bewijslevering
7. Bewijswaardering

Het bewijsrecht begint met het stellen van feiten. Feiten moeten vast komen te staan en daar kan de rechter een
gevolg aan verbinden. Om feiten vast te stellen, moeten ze wel aangedragen/ gesteld worden door de partijen.
Het is de taak van de ene partij om te stellen en de andere partij zal zoveel mogelijk die gestelde feiten moeten
betwisten. Zolang enerzijds wordt gesteld en anderzijds wordt betwist, komen de feiten niet vast te staan en
dan ga je naar stap 3: de bewijslastverdeling. In de fase van stellen en betwisten gaat in de praktijk vaak wat

, fout. Je moet wel gemotiveerd stellen en betwisten. De algemene vuistregel: hoe gedetailleerder de ene partij
heeft gesteld, hoe gedetailleerder de andere partij moet betwisten.




COLLEGE 1B & 2A – Bewijslastverdeling
Overzicht van deze twee colleges
 Stellen en betwisten
 Bewijslastverdeling: algemeen
 Bewijslastverdeling: hoofdregel
 Bewijslastverdeling: uitzonderingen
 Afronding

Inleiding bewijsrecht (HC 1A)
Recapitulatie:
- Belang van (vaststaande) feiten in civilibus
- Eerst (voldoende) stellen en (voldoende) betwisten, dan pas wordt ‘bewijs’ relevant (art. 149 lid 1 Rv!)

Feiten in de civiele procedure zorgen ervoor dat je wint of verliest. Uit feiten vloeien rechtsgevolgen voort en die
feiten moeten dus eerst vast komen te staan. Komen ze niet vast te staan? Dan treedt het rechtsgevolg ook niet
in. Voorbeeld: de afwikkeling van een echtscheidingsprocedure. Als jij wilt dat de ander alimentatie gaat
betalen, moet de ander wel de financiële draagkracht hebben. Daarom moet ook jij bepaalde feiten stellen
omtrent het vermogen van de ander. Die moet je ook motiveren. Als de ander dit betwist, dan moet de eiser
bewijzen dat het toch zo is zoals in eerste instantie gesteld. Pas na voldoende stellen en betwisten, is de
bewijslastverdeling relevant (art. 149 lid 1 Rv)!

Stellen en betwisten (1)
Worden feiten niet voldoende (gemotiveerd) betwist, dan houdt het in principe op. De rechtbank zal dit dan op
onder andere de volgende manieren in een vonnis/arrest vermelden:
- ‘Deze stelling is onvoldoende feitelijk (of nader) onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij
gaat.’
- ‘Deze stelling is onvoldoende (gemotiveerd) betwist, zodat het hof van de juistheid ervan uitgaat.’
- ‘Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, of niet voldoende (gemotiveerd) betwist, staan de volgende
feiten vast: (…).’
Dergelijke bewoordingen wil je niet tegen je geformuleerd zien worden in een arrest. Want stel dat je veel
bewijsmiddelen hebt, maar in je geschreven stukken dit niet voldoende hebt uitgelicht en ook tijdens de
mondelinge behandeling dit niet doet, dan heb je niks aan dat bewijs. Je komt namelijk niet aan bewijslevering
toe als de stelling niet voldoende is gesteld en gemotiveerd. Dan heb je misschien op de achtergrond nog heel
veel bewijsmiddelen, maar daar gaat de rechtbank dan aan voorbij.
Een rechter zal na het partijdebat in principe overgaan tot het eindvonnis. Als het een eindvonnis is, dan zal de
rechter de voor hem vaststaande feiten opsommen. Hoe doet hij dat? Dat doet hij door de stukken van partijen
naast elkaar te leggen + te kijken naar hetgeen op de mondelinge behandeling is gezegd. Vervolgen zal hij het
stellen en betwisten vergelijken en beoordelen.

Stellen en betwisten (2)
Stellen (art. 149 lid 1 Rv):
- Wat moet je stellen? Feiten en rechten
- Enerzijds gesteld, anderzijds niet of niet voldoende betwist  feit staat vast (geen bewijslevering
nodig)
- Wel voldoende gemotiveerd gesteld en betwist?  Feiten en rechten moeten conform Negende
Afdeling komen vast te staan.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
marit66149 Rijksuniversiteit Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
12
Member since
3 year
Number of followers
0
Documents
5
Last sold
3 weeks ago

5.0

3 reviews

5
3
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions