100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Alle formules voor bedrijfseconomie!

Beoordeling
-
Verkocht
3
Pagina's
8
Geüpload op
26-01-2021
Geschreven in
2018/2019

In dit document staan alle formules voor het vak bedrijfseconomie havo 5

Niveau
Vak









Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Middelbare school
Niveau
Vak
School jaar
5

Documentinformatie

Geüpload op
26 januari 2021
Aantal pagina's
8
Geschreven in
2018/2019
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting M&O Hoofdstukken
14 t/m 19
Hoofdstuk 14
14.1
Omzet = afzet x verkoopprijs

Marktaandeel bedrijf X = afzet bedrijf X / totale afzet op de markt x 100%

Marktaandeel bedrijf X = omzet bedrijf X / totale omzet op de markt x 100%

14.2
Consumentenprijs = verkoopprijs inclusief btw

21% (algemeen tarief) = tarief voor de meeste goederen

6% (bijzonder of laag tarief) = tarief voor belangrijke basisbehoeften, zoals boeken, kranten,
voedingsmiddelen

0% = tarief voor bijv. medische hulp en goederen die worden verkocht aan het buitenland

14.3
Btw levert een bedrijf niks op. Want als een bedrijf spullen inkoopt betaalt het btw, maar als het
bedrijf de spullen weer verkoopt, krijgt het bedrijf deze btw weer terug van de klant. Uiteindelijk
betaalt de klant dus de btw.

De omzet van een bedrijf reken je daarom altijd uit van de verkoopprijs exclusief btw

Hoofdstuk 15
15.1
Uitgaven = betaling, je krijgt er iets voor terug, zoals het kopen van een scooter

Kosten = als je deze scooter wilt verkopen, krijg je minder geld dan dat jij ervoor betaalt hebt. Dit
verschil zijn de kosten. Huur van een huis is ook kosten

Handelsondernemingen = deze ondernemingen kopen goederen in en verkopen ze, zonder de
goederen te bewerken

Inkoopwaarde omzet = de prijs die het bedrijf betaald heeft voor de goederen die het heeft
verkocht. Oftewel de inkoopprijs. De inkoopwaarde is een kosten, maar de betaling van de
ingekochte goederen is een uitgaven.

Inkoopkosten = soorten kosten die je kan hebben om goederen in te kopen, zoals transportkosten,
bestelkosten of douanekosten.

Loonkosten = de loon aan de medewerkers. Loonkosten bestaan uit het brutoloon en de
werkgeverpremies

Afschrijvingskosten = als vaste activa minder waard worden. Vaste activa zijn bijv. winkelpand,
machines, transportmiddelen en winkelinrichting.

, Verkoopkosten = kosten om meer spullen te verkopen, bijv. reclame of proefpakketjes gratis
uitdelen.

Huisvestingskosten = huur, verlichtingskosten, verwarmingskosten en kosten van de
opstalverzekering

Voorraadkosten = kosten voor het opslaan van de voorraad, kosten van bederf, diefstal of het
kapotvallen van producten

Kosten van diensten en derden = verzekering, schoonmaakbedrijf, reclamebureau, accountant. Dus
kosten die je hebt van andere instellingen.

15.2
Brutoloon = het salaris dat de werkgever en werknemer onderling hebben afgesproken.

Nettoloon = het geld dat de werknemer daadwerkelijk krijgt

Je hebt 2 soorten loon:

1. Tijdloon = vast brutoloon per uur, als je langer werkt, krijg je meer geld
2. Stuk/prestatieloon = loon per prestatie, dus bijv. per verkocht artikel. Dus hoe meer hij doet
in een bepaalde tijd, hoe meer loon hij krijgt

Premieloon = een combinatie van tijdloon en stuk/prestatieloon

15.3
Jaarlijkse afschrijving = (aanschafwaarde – restwaarde) / levensduur in jaren

Aanschafwaarde = het bedrag waarvoor het productiemiddel is gekocht, excl. btw

Restwaarde = het bedrag dat het productiemiddel nog oplevert als het aan het eind van de
levensduur wordt verkocht.

Technische levensduur = de periode dat het productiemiddel werkt. En de feitelijk aanwezige
voorraad goederen in een bedrijf

Economische levensduur = de tijd dat het productiemiddel niet meer rendabel is (nuttig,
winstgevend). Dus de voorraad waarover een bedrijf prijsrisico loopt

Boekwaarde = aanschafwaarde – alle afschrijvingen

15.4
Hoe langer een lening loopt, hoe hoger dat risico is. De bank vraagt daarom voor een langlopende
lening een hogere rente. Als je de lening niet kunt betalen, dient het onderpand om je schuld alsnog
af te lossen.

Voordat de bank geld aan je uitleent kijkt de bank naar een aantal dingen. Namelijk:

1. Of je een onderpand hebt, want leningen met onderpand hebben een lagere rente dan
leningen zonder onderpand
2. Je betalingsverleden
3. Je inkomen (van een consument)
4. De winst (van een bedrijf)
5. De aanwezigheid van andere schulden

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
Lisette17 Hogeschool InHolland
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
38
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
21
Documenten
30
Laatst verkocht
1 maand geleden

3.8

5 beoordelingen

5
2
4
1
3
1
2
1
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen