100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting ontwikkelingspsychologie

Rating
-
Sold
-
Pages
39
Uploaded on
07-11-2025
Written in
2024/2025

Ik heb in het schooljaar het vak ontwikkelingspsychologie gehad. Ik heb mijn tentamen in de eerste kans gehaald met name door mijn goede samenvatting. In mijn samenvatting heb ik de volgende levensfasen samengevat: De prenatale periode, de baby, de dreumes, de peuter, de kleuter, het basisschoolkind, de puber, de adolescent, de volwassene en de oudere. In mijn samenvatting heb ik de verschillende psychologen en hun theorieën samengevat.

Show more Read less
Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Hoofdstuk 3 t/m 12
Uploaded on
November 7, 2025
Number of pages
39
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Hoofdstuk 3 De prenatale periode (conceptie-geboorte)
Zygote  de zaadcel en eicel versmelten samen tot een nieuwe cel (bevruchting
of conceptie)
De prenatale periode duurt ongeveer 9 maanden. In de verloskundigenpraktijk
wordt de laatste menstruatie als beginpunt van de zwangerschap gebruikt.
De prenatale periode kun je onderverdelen in 3 stadia:
1. Germinaal stadium: de conceptie tot en met de eerste twee weken erna.
De zygote (blastocyst) reist van de eileider naar de baarmoeder. Ook
begint de zygote met celdeling.
2. Embryonaal stadium: dat duurt van twee tot acht weken na de conceptie.
De belangrijkste organen en fundamentele anatomie gaan zich
ontwikkelen. Vanaf nu wordt het ongeboren kind een embryo genoemd.
Neuronen groeien in een rap tempo, waardoor in vijf weken het
zenuwstelsel begint te functioneren. Neuronen: de basiscellen van het
zenuwstelsel.
3. Foetaal stadium: na acht weken van de conceptie tot aan de geboorte. In
dit stadium herken je pas een echt mensje. Vanaf nu wordt het ongeboren
kind foetus genoemd. Rond de 12 weken ontwikkeld de placenta 
doorgeefluik tussen moeder en foetus.
Na het foetale stadium dient de bevalling zich aan. Een bevalling verloopt in drie
fasen:
1. Ontsluitingsfase: weeën komen om de negentig minuten. Weeën gaan
langer duren en nemen toe, totdat deze om de twee minuten komen en
twee minuten aanhouden.
2. Uitdrijvingsfase: het hoofd van de baby wordt met iedere wee steeds meer
zichtbaar en het kind wordt uiteindelijk uitgedreven.
3. Nageboorte: nu volgen de navelstreng en placenta.
Vervolgens wordt het kind aan een medisch onderzoek onderworpen. Hiervoor
wordt de Apgar-score gebruikt een meetsysteem om de algemene
gezondheidstoestand van een baby te bepalen. Er wordt een score toegekend
aan vijf aspecten:
1. Huidskleur
2. Hardslag’
3. Reflexen
4. Spierspanning
5. Ademhaling
Voorbeeld figuur 3.1 bladzijde 61
Onze genen zitten vervat in zogeheten chromosomen die in elke cel van ons
lichaam zijn terug te vinden. De ene helft komt van je vader, de andere helft van
je moeder. Samen vormen zijn DNA-strengen die bestaan uit 46 chromosomen,
die georganiseerd zijn in 23 paren. Het 23 e paar bepaalt het geslacht van het
kind. Vrouwen hebben X-vormige chromosomen. Mannen hebben X- of Y-vormige
chromosomen.

,Monozygote tweeling (eeneiige tweeling)  Lijkend broers- of zussenpaar met
exact dezelfde genencombinatie. Tijdens het germinale stadium ontstaan er twee
groepjes cellen in plaats van een.
Dizygote tweeling (twee-eiige tweeling)  niet identiek aan elkaar en verschillen
van elkaar. De vrouw had bij haar eisprong twee eicellen die zijn bevrucht.
De Oostenrijkse monnik Mendel verrichte belangrijk werk als het gaat om ons
huidige begrip van de overdracht van erfelijke eigenschappen. Mendel gebruikte
voor zijn experimenten erwtenplanten. Hij kweekte met gele en groene zaden en
verwachtte door deze te kruisen dat er een nieuwe zaad produceerde. Hieruit
concludeerde Mendel dat wanneer er twee concurrerende eigenschappen
aanwezig zijn, er slechts een eigenschap tot uiting kan komen  dominant
eigenschap.
Recessieve eigenschap  de andere eigenschap blijft wel aanwezig, maar komt
niet tot uiting.
Genotype  de onderliggende combinatie van de genetische eigenschappen.
Deze is niet waarneembaar.
Fenotype  het kenmerk dat tot uiting komt en dus te zien is (uiterlijk zoals
haarkleur, oogkleur)
Voorbeeld op bladzijde 63.
Genotype kun je weinig aan veranderen. Het fenotype wordt beïnvloed door je
omgeving (pruik dragen, kleur lenzen dragen).
Teratogene effecten  de effecten van prenatale omgevingsinvloeden.
Alcohol gebruik door de moeder tijdens de zwangerschap is een voorbeeld van
teratogene effecten. Hierdoor kunnen ongeboren kinderen het risico lopen tot het
foetale alcoholsyndroom (FAS) te ontwikkelen.
Foetale alcoholeffecten (FAE)  beperkte inname van alcohol is schadelijk voor
het ongeboren kind en kan leiden tot een aantal kenmerken van het foetale
alcoholsysteem.
Roken heeft ook een negatief effect op het ongeboren kind. Sigarettenrook zorgt
ervoor dat er minder zuurstof beschikbaar is, dat de ademhaling van het
ongeboren kind vertraagt en dat zijn hartslag toeneemt.
Drugs heeft ook negatieve effecten op het ongeboren kent. Deze kinderen
hebben een laag geboortegewicht en kampen met ademhalingsproblemen en
zichtbare geboorteafwijkingen. Deze kinderen kunnen ook verslaafd ter wereld
komen.
Medicijnen die door artsen worden voorgeschreven kunnen ook leiden tot
ernstige beperkingen bij het ongeboren kind.
Een zwangere vrouw kan ook een ziekte oplopen waar het ongeboren kind hinder
van ondervindt. Stralische en chemische stoffen hebben ook invloed op het
ongeboren kind.
Gezonde voeding is tijdens de zwangerschap van belang. Ondervoeding
belemmert vooral de uitbouw van het zenuwstelsel in het foetale stadium, maar

,kan ook leiden tot laag geboortegewicht en hartziektes. Het risico op bepaalde
complicaties hangt af van de leeftijd van de vrouw.
Er komt steeds meer inzicht in psychologische effecten die van invloed zijn op het
ongeboren kind (bijvoorbeeld stress).
Een baby kan geboren worden met erfelijke of genetische aandoeningen. Deze
worden overgedragen door de boilogische ouders. Dit kan door dominante
overerving waarbij het kind een ‘ziek’ gen van ze vader of een ‘ziek’ gen van ze
moeder erft.
Voorbeeld figuur 3.3 bladzijde 68.
Erfelijke aandoeningen kunnen ook overgedragen worden via recessieve
overerving. Een aandoening ontstaat dan doordat beide ouders een ‘ziek’ gen
doorgeven aan hun kind.
Voorbeeld 3.4 bladzijde 69.
Genen kunnen ook beschadigd raken waardoor er een aandoening ontstaat 
genetische stoornis (syndroom van down).
Sommige aandoeningen ontstaan tijdens de ontwikkeling van het ongeboren kind
 aanleg stoornissen. Het gaat hierbij om een combinatie van verschillende
factoren.
Premature baby  een kind dat te vroeg ter wereld is gekomen. Hoe kwetsbaar
een premature baby is hangt af van het geboortegewicht. Je spreekt van laag
geboortegewicht bij minder dan 2500 gram. Premature baby’s worden
opgevangen in een couveuse.
Postmature baby’s  baby’s die te lang in de baarmoeder verblijven.
Doodgeboorte  een baby wordt dood geboren.
Zuigelingensterfte  een baby sterft binnen een jaar na de bevalling.
Als er na twaalf tot achttien maanden nog steeds geen sprake is van
zwangerschap na intensieve pogingen, spreek je van onvruchtbaarheid.
Kunstmatige inseminatie kan leiden tot een zwangerschap.
Kunstmatige inseminatie  hierbij wordt het zaad van de man direct in de
baarmoeder van de vrouw aangebracht.
Ivf behandeling  bevruchting vindt buiten de baarmoeder plaats.
Ouders kunnen ook besluiten een kind te adopteren. Deze kinderen hebben vaker
gedragsproblemen door opgelopen trauma’s (verwaarlozing en mishandeling).
Abortus  een vrouw kiest er vrijwillig voor een zwangerschap te beëindigen.
Ook door een miskraam (spontane abortus) eindigt een zwangerschap, maar dan
onvrijwillig.
Ieder stel beleeft een zwangerschap anders. Over hoe en waar een bevalling
plaatsvindt zijn verschillende verwachtingen van.

, Postnatale depressie  langere tijd voortdurend gevoel van verdriet. Een vrouw
is somber en prikkelbaar, heeft weinig energie en kan ook niet genieten van haar
pasgeboren baby.
Bij een ondertoezichtstelling (OTS) wordt met de toekomstige ouders en
belangrijke anderen in hun omgeving bekeken hoe de schade kan worden
beperkt of voorkomen. De Raad van Kinderbescherming wordt ingeschakeld in
gevallen met grote risico’s.
Door de wet zorg en dwang (wzd) en de wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg (wvggz) kan een toekomstige moeder, wanneer zij door een
verstandelijke of psychische aandoening een gevaar is voor zichzelf of haar
ongeboren kind, verplichte zorg ontvangen.
Ouders met een kind met een beperking nemen na de geboorte eerder afstand
dan toenadering van hun kind. De arts geeft meteen duidelijkheid over wat hen
te wachten staat. Het kind zal een ware belasting zijn op de ouders. Als sociaal
werker moet je extra aandacht hebben voor de interacties tussen ouder en kind.

Hoofdstuk 4 De Baby (0-1jaar)
In de biologie maak je onderscheid tussen nestblijvers en nestvlieders.
Nestblijvers krijgen meerderere jongen die hulpeloos ter wereld komen en het
duurt relatief lang voordat ze het nest verlaten (konijnen, honden, katten).
Nestvlieders dragen meestal een jong per keer (paarden en geiten). Nestvlieders
hebben meer ruimte in de baarmoeder gehad, omdat ze alleen hierin verbleven.
Reflexen  niet-aangeleerde, maar ingebouwde responsen die optreden in de
aanwezigheid van een bepaalde stimulus. Door reflexen zorgt het ervoor dat
baby’s voordat ze ook maar iets geleerd hebben, kunnen reageren op hun
omgeving.
Voorbeeld figuur 4.1 bladzijde 82.
De overlevingsstrategie van een baby is huilen. Hierdoor maakt een baby
kenbaar dat er iets niet in orde is. Het geluid van huilen is zo onprettig dat je wel
in actie moet komen. Etholoog Lorenz stede dat baby’s tedere gevoelens
uitlokken door hun zogeheten ‘babyface’.
Psychiater Bowlby noemde het gedrag van kinderen waarbij ze signalen (huilen)
afgeven die ervoor zorgen dat een verzorger dichtbij ze in de buurt blijven
gehechtheidsgedrag. Gehechtheidsgedrag werkt de hechtingsrelatie (band)
tussen verzorger en kind in de hand.
Een hechtingsrelatie verloopt in verschillende fasen:
1. Voorhechtingsfase: eerste twee of drie maanden van het leven. Baby’s
reageren nagenoeg hetzelfde op iedereen.
2. Beginnende gehechtheid: Rond de drie maanden tot ongeveer zes
maanden. Het gedrag van een baby verandert aanzienlijk. Baby’s worden
selectiever in naar wie ze glimlachen.
3. Feitelijke gehechtheid: Rond de zes maanden. Hechtingsrelatie wordt
sterker en intensiever.
$5.11
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
kimkraaijeveld1

Get to know the seller

Seller avatar
kimkraaijeveld1 Avans Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
New on Stuvia
Member since
3 weeks
Number of followers
0
Documents
1
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions