Psychomotorische ontwikkeling – HOC 1 Inleiding
1.1 Situering van het vakgebied
Psychomotorische ontwikkeling
= studie van de motoriek waarin gedragingen tot uiting komen (Vallaey 1990)
= langzaam gepaard opbouwen van denken en bewegen tot handelend denken of doelbewust bewegen, wat gebeurt
door de interactie van de ≠ motorische en psychische functies (Samaey)
= juist en aangepast bewegen
= Studie van een levenslang proces waarbij sequentieel en quasi continu veranderingen in motorisch gedrag
optreden, alsook van op elkaar inwerkende factoren die daarbij een rol spelen
Vier aspecten:
1. Verandering in functionele capaciteit
2. Levenslang proces gerelateerd aan de leeftijd
3. Niet lineair (sprongen)
4. Naast PMO ook ontwikkeling op andere domeinen + in/ext factoren
BV: Parkinson ( aspect 1 + aspect 2)
BV: ouderen bewegen trager (bewegen minder, artrose, Alzheimer, slechtziend, evenwicht, reflexen, gehoor
HET GEMIDDELDE INDIVIDU BESTAAT NIET: VARIATIE = ENIGE CONSTANTE
➔ Sommige kinderen kruipen op 6 maand, anderen op 7, ….
➔ Sommige kinderen bewegen graag, anderen niet
Enkel vanuit de kennis vd ‘normale PM ontwikkeling’’ kan je inzicht krijgen in het ontstaansmechanisme van
afwijkend gedrag
= motorisch intentioneel bewegen of het doelgericht inzetten vh lichaam om vooraf bepaald doel te bereiken. Vraagt
de samenwerking in de motorische aspecten, de cognitie, de sociale aspecten en de emotionele component
(Peerlings 2020)
NEUROMOTORIEK 0-4 MAAND
➔ Hardware van de psychomotoriek = neurologie + anatomie
➔ Motoriek = interne organisatie van bewegingen
➔ Neuromotoriek = interne neurologische organisatie van bewegingen
➔ Alles voor 4 maand = reflexmatig
1
,SENSOMOTORIEK 4 MAAND – 2 JAAR
➔ Software = het leren gebruiken van de hardware
➔ Al doende neem je waar wat je kunt, al voelend ontdek je de bruikbaarheid van NM systeem zodat je het
leert besturen en verder ontwikkelen = sensomotorisch leerproces
PSYCHOMOTORIEK 9 MAAND – 25 JAAR
➔ Intentioneel bewegen, gericht naar een doel met de juiste bewegingsmogelijkheden waarbij ook de sociale
en emotionele component een rol speelt
Buiten spelen, trekken, duwen, vingerverven, in water spelen, …
➔ Zijn ontdekkende, ervaringsgerichte bewegingsactiviteiten waarvan je leert.
Voelen, ruiken, proeven, horen, bewegen, houdingsgevoel
➔ Je hele senso-perceptuo-cognitief-motorisch systeem of kortweg cognitief-motorisch systeem ontwikkelt zich
al ervarende.
Wat ligt aan de basis van de motorische ontwikkeling
➔ Reflexen
➔ Spiegelen, kopiëren van de ouders en omgeving (spiegelneuronen)
➔ Kindjes krijgen meer controle over hun lichaam => sterkere spiermassa door te bewegen
➔ Door dingen te horen wordt een reactie uitgelokt
➔ PSYCHOLOGISCHE GEBOORTE
➔ Ontwikkeling CZS
Niet alleen het CZS verklaart het gedrag
➔ Constrains model
2
,1.2 Theoretische concepten over motorische ontwikkeling
Conceptie uit eicel en zaadcel => 3 maand => fysieke geboorte => psychologische geboorte => om te ontwikkelen van
een hulpeloze, afhankelijke baby tot een onafhankelijk, autonoom individu dat doelgericht, efficiënt en consistent
beweegt
Fysieke geboorte
➔ Mensen zien kindje en mama als 1 geheel =
➔ na 9 maand is er een scheiding van mama en kind = Psychologische geboorte
Bij geboorte
➔ Afhankelijk van zorgverstrekkers (hulpeloos) => daarna evolueren we naar een autonoom individu (beweegt
doelgericht, efficiënt en consistent)
1.2.1 Maturatie- of rijpingstheorie
➔ 1930 – 1940 => descriptief – normatief
➔ Focus op individu => genetische factoren ( DNA) en interne factoren zoals rijping CZS
➔ Ontwikkeling => is vooraf bepaald door oa interne klok
➔ Arnold Gesell
o groei en ontwikkeling cephalo- caudaal en proximo – distaal
o ontwikkeling van bewegingen gaat van enkelvoud naar samengesteld / van lokaal naar totaal
➔ Leren en maturatie zijn geen ≠ processen, maar een ander facet van het groeiproces
➔ Theorie verlaten door ....
Motorisch leren => relatief nieuw fenomeen
➔ Kind was vroeger gewoon een kleine volwassene (KLOP>T NIET)
➔ Descriptief = er werd beschrijvend naar iets gekeken, je kijkt en je schrijft het op
➔ Nomatief = je wilt het in vakjes steken
Ontwikkeling is vooraf bepaald
➔ Door CZS
➔ Er zijn al delen die werken voor we geboren worden maar sommige delen kunnen maar werken als ze
voldoende ontwikkeld zijn
Ontwikkeling gebeurt cefalocaudaal
➔ Cefaal = bovenaan, hoofd
➔ Cauda =
➔ Kind wordt geboren => ontwikekling gebeurt thv schedel en nek (hoofd gaat omhoog) daarna
tussenschouderbladspeiren ontwikkelen => daarna armen bewegen => ddaarna zitten =>dan zich optrekken
=> dan stappen => …
➔ Er is een bepaalde chronologie in de ontwikkeling
Proximo-distaal
➔ centrale as ontwikkeld zich eerst
➔ Eerst enkelvoudige bewegingen en dan complexe bewegingen
3
, Niet alleen CZS is belangrijk, ook andere factoren
➔ Als alles zou afhangen van het CZS zou er geen variatie zijn
➔ Invloeden van buitenaf kan bepalen dat de ontwikkeling van het CZS kan achteruit gaat (tweelingen,
softenon, …)
Softenon tijdens zwangerschap tegen misselijkheid
➔ Misvormde kinderen
➔ Toonde aan dat kinderen geboren worden met een normaal CZS maar dat de ontwikkeling van het CZS
hierdoor anders is
1.2.2 Informatie – theoretische benadering
➔ 1960 – 1970
➔ Mens = computer dus een informatieverwerkingssysteem ( binnen het CZS)
➔ 3 opeenvolgende stadia in de informatieverwerking binnen het CZS nl
1. Stimulus Identificatie = ik zie jullie zitten
2. Respons selectie = schrik hebben
3. Respons programmering = spieren aangezet tot bibberen
➔ Theorie verlaten : door .... (ook andere invloeden)
Als je leefwereld beperkt wordt tot een bepaalde omgeving kan je niet exploreren
➔ Motorische ontwikkeling is anders, ondanks er sprake is van een goed functioneren CZS
➔ Er zijn dus ook invloeden van buitenaf
1.2.3 De ecologische of contextuele theorie – Het constrainsmodel van Newell 1986
➔ Voorgaande visies = focus op interne processen en sturing CZS
➔ Newell = ook externe factoren belangrijk voor de ontwikkeling nl.
1. Individu
2. Omgeving
3. Taak
➔ Elk gedrag of de evolutie van dit gedrag is het resultaat van het samenspel, de wisselwerking of interactie
tussen veranderende individuele, omgevings –en taakgebonden kenmerken/voorwaarden ( of constraints)
➔ DUS motorisch gedrag, het leren en de ontwikkeling ervan is slechts te begrijpen als de omgeving waarin de
actie plaatsvindt, de specifieke taakvereiste en de kenmerken van het individu in rekening gebracht worden
4
1.1 Situering van het vakgebied
Psychomotorische ontwikkeling
= studie van de motoriek waarin gedragingen tot uiting komen (Vallaey 1990)
= langzaam gepaard opbouwen van denken en bewegen tot handelend denken of doelbewust bewegen, wat gebeurt
door de interactie van de ≠ motorische en psychische functies (Samaey)
= juist en aangepast bewegen
= Studie van een levenslang proces waarbij sequentieel en quasi continu veranderingen in motorisch gedrag
optreden, alsook van op elkaar inwerkende factoren die daarbij een rol spelen
Vier aspecten:
1. Verandering in functionele capaciteit
2. Levenslang proces gerelateerd aan de leeftijd
3. Niet lineair (sprongen)
4. Naast PMO ook ontwikkeling op andere domeinen + in/ext factoren
BV: Parkinson ( aspect 1 + aspect 2)
BV: ouderen bewegen trager (bewegen minder, artrose, Alzheimer, slechtziend, evenwicht, reflexen, gehoor
HET GEMIDDELDE INDIVIDU BESTAAT NIET: VARIATIE = ENIGE CONSTANTE
➔ Sommige kinderen kruipen op 6 maand, anderen op 7, ….
➔ Sommige kinderen bewegen graag, anderen niet
Enkel vanuit de kennis vd ‘normale PM ontwikkeling’’ kan je inzicht krijgen in het ontstaansmechanisme van
afwijkend gedrag
= motorisch intentioneel bewegen of het doelgericht inzetten vh lichaam om vooraf bepaald doel te bereiken. Vraagt
de samenwerking in de motorische aspecten, de cognitie, de sociale aspecten en de emotionele component
(Peerlings 2020)
NEUROMOTORIEK 0-4 MAAND
➔ Hardware van de psychomotoriek = neurologie + anatomie
➔ Motoriek = interne organisatie van bewegingen
➔ Neuromotoriek = interne neurologische organisatie van bewegingen
➔ Alles voor 4 maand = reflexmatig
1
,SENSOMOTORIEK 4 MAAND – 2 JAAR
➔ Software = het leren gebruiken van de hardware
➔ Al doende neem je waar wat je kunt, al voelend ontdek je de bruikbaarheid van NM systeem zodat je het
leert besturen en verder ontwikkelen = sensomotorisch leerproces
PSYCHOMOTORIEK 9 MAAND – 25 JAAR
➔ Intentioneel bewegen, gericht naar een doel met de juiste bewegingsmogelijkheden waarbij ook de sociale
en emotionele component een rol speelt
Buiten spelen, trekken, duwen, vingerverven, in water spelen, …
➔ Zijn ontdekkende, ervaringsgerichte bewegingsactiviteiten waarvan je leert.
Voelen, ruiken, proeven, horen, bewegen, houdingsgevoel
➔ Je hele senso-perceptuo-cognitief-motorisch systeem of kortweg cognitief-motorisch systeem ontwikkelt zich
al ervarende.
Wat ligt aan de basis van de motorische ontwikkeling
➔ Reflexen
➔ Spiegelen, kopiëren van de ouders en omgeving (spiegelneuronen)
➔ Kindjes krijgen meer controle over hun lichaam => sterkere spiermassa door te bewegen
➔ Door dingen te horen wordt een reactie uitgelokt
➔ PSYCHOLOGISCHE GEBOORTE
➔ Ontwikkeling CZS
Niet alleen het CZS verklaart het gedrag
➔ Constrains model
2
,1.2 Theoretische concepten over motorische ontwikkeling
Conceptie uit eicel en zaadcel => 3 maand => fysieke geboorte => psychologische geboorte => om te ontwikkelen van
een hulpeloze, afhankelijke baby tot een onafhankelijk, autonoom individu dat doelgericht, efficiënt en consistent
beweegt
Fysieke geboorte
➔ Mensen zien kindje en mama als 1 geheel =
➔ na 9 maand is er een scheiding van mama en kind = Psychologische geboorte
Bij geboorte
➔ Afhankelijk van zorgverstrekkers (hulpeloos) => daarna evolueren we naar een autonoom individu (beweegt
doelgericht, efficiënt en consistent)
1.2.1 Maturatie- of rijpingstheorie
➔ 1930 – 1940 => descriptief – normatief
➔ Focus op individu => genetische factoren ( DNA) en interne factoren zoals rijping CZS
➔ Ontwikkeling => is vooraf bepaald door oa interne klok
➔ Arnold Gesell
o groei en ontwikkeling cephalo- caudaal en proximo – distaal
o ontwikkeling van bewegingen gaat van enkelvoud naar samengesteld / van lokaal naar totaal
➔ Leren en maturatie zijn geen ≠ processen, maar een ander facet van het groeiproces
➔ Theorie verlaten door ....
Motorisch leren => relatief nieuw fenomeen
➔ Kind was vroeger gewoon een kleine volwassene (KLOP>T NIET)
➔ Descriptief = er werd beschrijvend naar iets gekeken, je kijkt en je schrijft het op
➔ Nomatief = je wilt het in vakjes steken
Ontwikkeling is vooraf bepaald
➔ Door CZS
➔ Er zijn al delen die werken voor we geboren worden maar sommige delen kunnen maar werken als ze
voldoende ontwikkeld zijn
Ontwikkeling gebeurt cefalocaudaal
➔ Cefaal = bovenaan, hoofd
➔ Cauda =
➔ Kind wordt geboren => ontwikekling gebeurt thv schedel en nek (hoofd gaat omhoog) daarna
tussenschouderbladspeiren ontwikkelen => daarna armen bewegen => ddaarna zitten =>dan zich optrekken
=> dan stappen => …
➔ Er is een bepaalde chronologie in de ontwikkeling
Proximo-distaal
➔ centrale as ontwikkeld zich eerst
➔ Eerst enkelvoudige bewegingen en dan complexe bewegingen
3
, Niet alleen CZS is belangrijk, ook andere factoren
➔ Als alles zou afhangen van het CZS zou er geen variatie zijn
➔ Invloeden van buitenaf kan bepalen dat de ontwikkeling van het CZS kan achteruit gaat (tweelingen,
softenon, …)
Softenon tijdens zwangerschap tegen misselijkheid
➔ Misvormde kinderen
➔ Toonde aan dat kinderen geboren worden met een normaal CZS maar dat de ontwikkeling van het CZS
hierdoor anders is
1.2.2 Informatie – theoretische benadering
➔ 1960 – 1970
➔ Mens = computer dus een informatieverwerkingssysteem ( binnen het CZS)
➔ 3 opeenvolgende stadia in de informatieverwerking binnen het CZS nl
1. Stimulus Identificatie = ik zie jullie zitten
2. Respons selectie = schrik hebben
3. Respons programmering = spieren aangezet tot bibberen
➔ Theorie verlaten : door .... (ook andere invloeden)
Als je leefwereld beperkt wordt tot een bepaalde omgeving kan je niet exploreren
➔ Motorische ontwikkeling is anders, ondanks er sprake is van een goed functioneren CZS
➔ Er zijn dus ook invloeden van buitenaf
1.2.3 De ecologische of contextuele theorie – Het constrainsmodel van Newell 1986
➔ Voorgaande visies = focus op interne processen en sturing CZS
➔ Newell = ook externe factoren belangrijk voor de ontwikkeling nl.
1. Individu
2. Omgeving
3. Taak
➔ Elk gedrag of de evolutie van dit gedrag is het resultaat van het samenspel, de wisselwerking of interactie
tussen veranderende individuele, omgevings –en taakgebonden kenmerken/voorwaarden ( of constraints)
➔ DUS motorisch gedrag, het leren en de ontwikkeling ervan is slechts te begrijpen als de omgeving waarin de
actie plaatsvindt, de specifieke taakvereiste en de kenmerken van het individu in rekening gebracht worden
4