PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
HOOFDSTUK 8: verslavingen
Misverstand 1 -> drugs zijn een probleem van onze huidige Westerse
samenleving
- Het gebruik van roesverwekkende middelen is van alle tijden en van alle
culturen
Misverstand 2 -> drugs =/= drugs
- Het gebruik van sommige psychoactieve middelen is in onze samenleving
normaal en wordt helemaal niet gezien als druggebruik.
- Het gebruik van sommige psychoactieve middelen wordt in onze
samenleving voorgeschreven door artsen en apothekers.
- Het gebruik van andere psychoactieve middelen is in onze samenleving
illegaal en strafbaar.
- Het gebruik van andere psychoactieve middelen wordt in onze
samenleving als gevaarlijk en risicovol beschouwd.
- Morfine is gelijkaardig aan heroïne.
- Heroïne werd ooit verkocht als hoestsiroop.
- Cocaïne werd ooit voorgeschreven tegen tandpijn.
Misverstand 3 ->alleen drugs zijn echt verslavend
Misverstand 4 -> cannabis is de vijand
- 33% van de ongevallen en spoedgevallen zijn alcohol gerelateerd
- In 2017 liepen 49150 bestuurders tegen de lamp die te veel gedronken
hadden, dat zijn er 135 per dag.
- 75% van de geweldsmisdaden zijn alcohol gerelateerd
- 30-60% van de kindermishandelingen zijn alcohol gerelateerd
Misverstand 5 -> mensen met een verslaving hebben geen karakter, zijn zwak,
hebben dit alleen aan zichzelf te wijten en hebben daar zelf schuld aan
- Het idee achter deze redenering is dat middelengebruik een bewuste
keuze is en dat mensen zelf verantwoordelijk moeten gesteld worden voor
hun keuzes.
- Maar… zijn dat wel bewuste keuzes? ... als je in een bepaald milieu bent
opgegroeid, kan je dan in je keuzes daarvan afwijken? an je als gevolg van
de intoxicatie nog wel bewuste keuzes maken?
Misverstand 6 ->mensen raken verslaafd omdat ze een bepaalde drug lekker
vinden
- Mensen drinken NIET omdat ze dorst hebben
- Mensen drinken NIET omdat ze bier lekker vinden
- Mensen drinken WEL omdat alcohol verdovend werkt
- Mensen drinken WEL omdat ze door alcohol hun problemen kunnen
beheersen/onderdrukken/vergeten
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
8.1 symptomatologie
Verslaving wordt vastgesteld aan de hand van 11 criteria
- 2-3 criteria voldoen -> lichte stoornis
- 4-5 criteria voldoen -> matige stoornis
- 6 of meer criteria voldoen -> ernstige stoornis
Deze 11 criteria zijn:
1. Meer of langduriger gebruik dan het plan was.
2. De aanhoudende wens het gebruik te minderen of eerdere pogingen
hebben gedaan om het gebruik te minderen.
3. Veel tijd besteden in het verkrijgen, gebruiken en herstellen na het
gebruik.
4. Sterk verlangen om te gebruiken. (→ craving)
5. Verplichtingen op het werk, school of thuis niet nakomen.
6. Sociale en interpersoonlijke problemen door het gebruik
7. Belangrijke activiteiten (sociaal of werk gerelateerd) opgeven door het
gebruik
8. Voortdurend gebruik, ook wanneer dit fysiek gevaar oplevert.
9. Voortdurend gebruik ondanks dat men weet heeft dat het gebruik
lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
10.Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen
(→tolerantie)
11.Het optreden van onttrekkings- en ontwennings- verschijnselen
! merk op dat overmatig gebruik GEEN diagnostisch criterium vormt !
! spreken over verslaving is ook altijd een beetje misleidend omdat verslaving op
zich eigenlijk niet altijd een duidelijk aflijnbaar is, omdat er binnen de diagnose
verslaving, verschillende beelden mogelijk zijn !
! alles moet steeds geïndividualiseerd worden op basis van het verloop van het
proces en de concrete invulling van de verslaving !
Gebruik is abnormaal als:
- het gebruik frequenter voorkomt dan normaal
- het gebruik ernstiger is dan normaal
- het gebruik langduriger is dan normaal
- het gebruik tot persoonlijk lijden leidt
- het gebruik het dagdagelijks functioneren verhindert
- het gebruik verhindert dan men zijn rollen kan opnemen
- het gebruik een gevaar oplevert voor de betrokkene
8.1.1 intoxicatie
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
Kenmerken van intoxicatie zijn afhankelijk van:
- middel
- dosis
- de biologische kwetsbaarheid van de gebruiker
- de verwachtingen van de gebruiker
teken van intoxicatie zijn:
- verwarring
- strijdlust
- belemmerd beoordelingsvermogen
- concentratieverlies
- belemmerde motorische en ruimtelijke vaardigheden
het risico van intoxicatie zijn de dood voor:
- de directe biochemische effecten: ademhalingsproblemen,
hartritmestoornissen levercirose, Korsakoff, kanker...
- de indirecte psychische effecten: belemmerd oordeelvermogen, gevaarlijk
gedrag..
8.1.2 ontrekkingssyndroom
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
Kenmerken van het onttrekkingssyndroom zijn dat wanneer het gebruik (plots)
gestaakt wordt er allerlei ziekteverschijnselen ontstaan, die op hun beurt het
sociaal en beroepsmatig functioneren hinderen zoals allerlei fysieke problemen.
- Koorts, zweten
- Slapeloosheid
- Braken, misselijkheid
- Spierpijnen
- Loopneus
- Diarree
- Koude rillingen, kippenvel
- …
Maar ook allerlei psychische problemen
- Bij kalmerende middelen ontstaan angstige en depressieve gevoelens
- Bij stimulerende middelen ontstaan gevoelens van rusteloosheid en
paranoia
De ontrekkingsverschijnselen wijzen erop dat het lichaam is gewend geraakt aan
de stof en zich heeft aangepast aan die stof.
De ontrekkingsverschijnselen zijn sterk verschillend naar gelang het middel, de
duur van het gebruik en de gebruikte hoeveelheid.
De ontrekkingsverschijnselen zijn ook verschillend in duur. Men heeft het in dit
verband over de halveringstijd.
Halveringstijd = de tijd die nodig is om de concentratie van het middel in het
bloed te halveren.
Alcohol 2-5 dagen
Tabak Tot 2 dagen
Cannabis Tot 5 dagen bij incidenteel gebruik, tot een maand bij
frequent gebruik
Cocaïne 2-5 dagen bij incidenteel gebruik, tot 8 dagen bij intensief
gebruik
Xtc/mdma 1-3 dagen
Amfetamine/ 1-4 dagen
speed
4- 2-4 dagen
fluoramfetamin
e
Paddo’s 1-2 dragen
GHB Tot 12 uur
Ephedra Tot 3 dagen
Lsd Tot 2 dagen
heroïne 2-5 dagen
Morfine 2-3 dagen
Opium 2-3 dagen
methadon 2-5 dagen
benzodiazpine 2-4 dagen bij therapeutisch gebruik, bij chronisch gebruik 4-6
weken
Mescaline Tot 72 uur
DMT Tot 72 uur
PCP 2-3 dagen
HOOFDSTUK 8: verslavingen
Misverstand 1 -> drugs zijn een probleem van onze huidige Westerse
samenleving
- Het gebruik van roesverwekkende middelen is van alle tijden en van alle
culturen
Misverstand 2 -> drugs =/= drugs
- Het gebruik van sommige psychoactieve middelen is in onze samenleving
normaal en wordt helemaal niet gezien als druggebruik.
- Het gebruik van sommige psychoactieve middelen wordt in onze
samenleving voorgeschreven door artsen en apothekers.
- Het gebruik van andere psychoactieve middelen is in onze samenleving
illegaal en strafbaar.
- Het gebruik van andere psychoactieve middelen wordt in onze
samenleving als gevaarlijk en risicovol beschouwd.
- Morfine is gelijkaardig aan heroïne.
- Heroïne werd ooit verkocht als hoestsiroop.
- Cocaïne werd ooit voorgeschreven tegen tandpijn.
Misverstand 3 ->alleen drugs zijn echt verslavend
Misverstand 4 -> cannabis is de vijand
- 33% van de ongevallen en spoedgevallen zijn alcohol gerelateerd
- In 2017 liepen 49150 bestuurders tegen de lamp die te veel gedronken
hadden, dat zijn er 135 per dag.
- 75% van de geweldsmisdaden zijn alcohol gerelateerd
- 30-60% van de kindermishandelingen zijn alcohol gerelateerd
Misverstand 5 -> mensen met een verslaving hebben geen karakter, zijn zwak,
hebben dit alleen aan zichzelf te wijten en hebben daar zelf schuld aan
- Het idee achter deze redenering is dat middelengebruik een bewuste
keuze is en dat mensen zelf verantwoordelijk moeten gesteld worden voor
hun keuzes.
- Maar… zijn dat wel bewuste keuzes? ... als je in een bepaald milieu bent
opgegroeid, kan je dan in je keuzes daarvan afwijken? an je als gevolg van
de intoxicatie nog wel bewuste keuzes maken?
Misverstand 6 ->mensen raken verslaafd omdat ze een bepaalde drug lekker
vinden
- Mensen drinken NIET omdat ze dorst hebben
- Mensen drinken NIET omdat ze bier lekker vinden
- Mensen drinken WEL omdat alcohol verdovend werkt
- Mensen drinken WEL omdat ze door alcohol hun problemen kunnen
beheersen/onderdrukken/vergeten
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
8.1 symptomatologie
Verslaving wordt vastgesteld aan de hand van 11 criteria
- 2-3 criteria voldoen -> lichte stoornis
- 4-5 criteria voldoen -> matige stoornis
- 6 of meer criteria voldoen -> ernstige stoornis
Deze 11 criteria zijn:
1. Meer of langduriger gebruik dan het plan was.
2. De aanhoudende wens het gebruik te minderen of eerdere pogingen
hebben gedaan om het gebruik te minderen.
3. Veel tijd besteden in het verkrijgen, gebruiken en herstellen na het
gebruik.
4. Sterk verlangen om te gebruiken. (→ craving)
5. Verplichtingen op het werk, school of thuis niet nakomen.
6. Sociale en interpersoonlijke problemen door het gebruik
7. Belangrijke activiteiten (sociaal of werk gerelateerd) opgeven door het
gebruik
8. Voortdurend gebruik, ook wanneer dit fysiek gevaar oplevert.
9. Voortdurend gebruik ondanks dat men weet heeft dat het gebruik
lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
10.Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen
(→tolerantie)
11.Het optreden van onttrekkings- en ontwennings- verschijnselen
! merk op dat overmatig gebruik GEEN diagnostisch criterium vormt !
! spreken over verslaving is ook altijd een beetje misleidend omdat verslaving op
zich eigenlijk niet altijd een duidelijk aflijnbaar is, omdat er binnen de diagnose
verslaving, verschillende beelden mogelijk zijn !
! alles moet steeds geïndividualiseerd worden op basis van het verloop van het
proces en de concrete invulling van de verslaving !
Gebruik is abnormaal als:
- het gebruik frequenter voorkomt dan normaal
- het gebruik ernstiger is dan normaal
- het gebruik langduriger is dan normaal
- het gebruik tot persoonlijk lijden leidt
- het gebruik het dagdagelijks functioneren verhindert
- het gebruik verhindert dan men zijn rollen kan opnemen
- het gebruik een gevaar oplevert voor de betrokkene
8.1.1 intoxicatie
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
Kenmerken van intoxicatie zijn afhankelijk van:
- middel
- dosis
- de biologische kwetsbaarheid van de gebruiker
- de verwachtingen van de gebruiker
teken van intoxicatie zijn:
- verwarring
- strijdlust
- belemmerd beoordelingsvermogen
- concentratieverlies
- belemmerde motorische en ruimtelijke vaardigheden
het risico van intoxicatie zijn de dood voor:
- de directe biochemische effecten: ademhalingsproblemen,
hartritmestoornissen levercirose, Korsakoff, kanker...
- de indirecte psychische effecten: belemmerd oordeelvermogen, gevaarlijk
gedrag..
8.1.2 ontrekkingssyndroom
, PSYCHOPATHOLOGIE HCO 4 + zelfstudie
Kenmerken van het onttrekkingssyndroom zijn dat wanneer het gebruik (plots)
gestaakt wordt er allerlei ziekteverschijnselen ontstaan, die op hun beurt het
sociaal en beroepsmatig functioneren hinderen zoals allerlei fysieke problemen.
- Koorts, zweten
- Slapeloosheid
- Braken, misselijkheid
- Spierpijnen
- Loopneus
- Diarree
- Koude rillingen, kippenvel
- …
Maar ook allerlei psychische problemen
- Bij kalmerende middelen ontstaan angstige en depressieve gevoelens
- Bij stimulerende middelen ontstaan gevoelens van rusteloosheid en
paranoia
De ontrekkingsverschijnselen wijzen erop dat het lichaam is gewend geraakt aan
de stof en zich heeft aangepast aan die stof.
De ontrekkingsverschijnselen zijn sterk verschillend naar gelang het middel, de
duur van het gebruik en de gebruikte hoeveelheid.
De ontrekkingsverschijnselen zijn ook verschillend in duur. Men heeft het in dit
verband over de halveringstijd.
Halveringstijd = de tijd die nodig is om de concentratie van het middel in het
bloed te halveren.
Alcohol 2-5 dagen
Tabak Tot 2 dagen
Cannabis Tot 5 dagen bij incidenteel gebruik, tot een maand bij
frequent gebruik
Cocaïne 2-5 dagen bij incidenteel gebruik, tot 8 dagen bij intensief
gebruik
Xtc/mdma 1-3 dagen
Amfetamine/ 1-4 dagen
speed
4- 2-4 dagen
fluoramfetamin
e
Paddo’s 1-2 dragen
GHB Tot 12 uur
Ephedra Tot 3 dagen
Lsd Tot 2 dagen
heroïne 2-5 dagen
Morfine 2-3 dagen
Opium 2-3 dagen
methadon 2-5 dagen
benzodiazpine 2-4 dagen bij therapeutisch gebruik, bij chronisch gebruik 4-6
weken
Mescaline Tot 72 uur
DMT Tot 72 uur
PCP 2-3 dagen