1. De principes van taalontwikkelend lesgeven toepassen en talensensibilisering integreren
Taalontwikkelend lesgeven betekent dat de leraar voortdurend kansen creëert om taal te leren
en te gebruiken. Dit kan in alle momenten van de kleuterklas, niet enkel 9jdens taallessen.
Bijvoorbeeld bij rou9nes zoals fruit eten of jas aantrekken, kan de leerkracht rijke taal
aanbieden door woorden specifiek te benoemen, vragen te stellen en kinderen te s9muleren
hun ervaringen te verwoorden. Talensensibilisering houdt in dat je ook aandacht hebt voor de
thuistaal van kleuters en die koppelt aan het Nederlands, bijvoorbeeld door een kind zijn
woord voor “appel” in zijn thuistaal te laten zeggen en dit te verbinden met het Nederlandse
woord. Zo ervaren kleuters dat meerdere talen waardevol zijn en worden ze ges9muleerd hun
taalvaardigheid te vergroten.
2. Een authen:eke, empathische en accepterende houding aannemen in rela:e met
lerenden
Een leerkracht bouwt een sterke rela9e op door zichzelf te tonen, oprecht interesse te tonen
en elk kind te accepteren zoals het is. Tijdens dialogisch lezen kan dit bijvoorbeeld door
geduldig te luisteren naar wat een kleuter zegt over een prent, ook als het antwoord afwijkt
van het verwachte verhaal. Door empathie te tonen en vragen te stellen zoals “Waarom denk
jij dat dat zo is?” voelt het kind zich gezien en erkend.
3. Vertrouwen in de mogelijkheden van elke lerende
Kleuters hebben uiteenlopende vaardigheden en tempo. Een leraar toont vertrouwen door
kinderen zelf keuzes en taken te laten uitvoeren, bijvoorbeeld bij het uitkiezen van fruit of het
openen van een doosje. In plaats van meteen te helpen, kan de leraar vragen: “Wat probeer
je te doen? Hoe kan ik je helpen?” Dit s9muleert zelfstandigheid en het geloof in eigen kunnen.
4. Signalen van welbevinden en betrokkenheid opvangen en aangrijpen
Welbevinden en betrokkenheid zijn zichtbaar in lichaamstaal, mimiek en ac9eve deelname.
Een leerkracht kan zien dat een kleuter geïnteresseerd is in een prent 9jdens dialogisch lezen
door de manier waarop hij wijst, bladert of vragen stelt. Deze signalen worden gebruikt om
gesprekken te verdiepen of extra taaluitdagingen aan te bieden, waardoor de kleuter zich
begrepen en gemo9veerd voelt.
, 5. Het eigen gedrag en communica:es:jl afstemmen op de beginsitua:e en talige
diversiteit
Kleuters hebben verschillende taalniveaus. De leerkracht past woordkeuze, zinsstructuur en
tempo aan en biedt waar nodig visuele ondersteuning of modelt taal (self talk/parallel talk).
Bijvoorbeeld: bij het aantrekken van jassen zegt de leerkracht stap voor stap “Doe je mouwen
erin” terwijl hij het voordoet en dit herhaalt voor kinderen die Nederlands nog niet volledig
beheersen.
6. Respect hebben voor en passend omgaan met de totale persoon van de lerende
(holis:sch denken)
Een holis9sche aanpak houdt in dat je rekening houdt met het fysieke, mentale, emo9onele
en sociale aspect van het kind. Bij rou9nes merkt de leerkracht dat een kleuter gefrustreerd
raakt bij fruit snijden; in plaats van alleen instruc9es te geven, erkent de leraar de emo9e en
biedt een aangepaste oplossing of extra taalsteun. Zo wordt het kind als geheel gerespecteerd.
7. Bevorderen van individuele ontplooiing, mondigheid, zelfstandigheid, eigen ini:a:ef,
verantwoordelijkheid, par:cipa:e en veerkracht
Taalontwikkelend lesgeven biedt veel mogelijkheden voor zelfstandigheid en ini9a9ef.
Bijvoorbeeld bij dialogisch lezen vraagt de leerkracht: “Wat zie jij op deze prent? Wat zou er
nu gebeuren?” Kinderen leren keuzes maken, hun mening geven en problemen oplossen,
waardoor ze veerkracht en zelfvertrouwen ontwikkelen.
8. S:muleren van holis:sch denken
Holis9sch denken betekent dat kleuters verbanden leren leggen tussen kennis, ervaringen en
taal. Tijdens dialogisch lezen kan de leerkracht vragen: “Herinner jij je dat we vorige week
appels bekeken hebben? Wat is hier hetzelfde of anders?” Zo verbinden kinderen nieuwe en
eerdere ervaringen en leren ze over oorzaak-gevolg, kenmerken van voorwerpen of situa9es.
9. Begeleiden van groepsprocessen voor een posi:ef leef- en leerklimaat
De leerkracht s9muleert interac9e tussen kleuters, beurtwisseling en respect voor elkaar. Bij
rou9nes zoals handen wassen of fruit eten kunnen kleuters elkaar helpen, vertellen wat ze
doen of vragen stellen. Zo ontstaat een veilige, samenwerkende sfeer waarin elk kind kan
par9ciperen.