raag 1: Wat is het belangrijkste verschil tussen een beschrijvende diagnose en een reïficerende
V
diagnose?
A. Een beschrijvende diagnose noteert enkel observeerbare gedrag, terwijl een
reïficerende diagnose dat gedrag presenteert alsof het door een label wordt veroorzaakt
B. Een beschrijvende diagnose gaat uit van testresultaten, terwijl een reïficerende diagnose
gedrags presenteert alsof het door een label wordt veroorzaakt
C. Een beschrijvende diagnose beschrijft klachten in de context van de cliënt, terwijl een
reïficerende diagnose deze klachten koppelt aan biologische oorzaken
D. Een beschrijvende diagnose richt zich uitsluitend op symptomen, terwijl een reïficerende
diagnose altijd naar de omgeving kijkt
Vraag 2: Wat is een voorbeeld van een pervasief kenmerk van ontwikkelingsstoornissen?
A. De probleem zijn hardnakkeig
B. De problemen zijn niet leeftijdsadequaat
C. De problemen manifesteren zich in meerdere contexten
D. Er zijn significant meer problemen dan gemiddeld
raag 3: Een diagnosticus twijfelt of een kind ADHD heeft of een slaapstoornis. Beide kunnen
V
leiden tot concentratieproblemen en vermoeidheid overdag. Wat is de meest gepast aanpak?
A. ADHD diagnosticesern , want concentratieprobelemn zijn het kerncriterium
B. Eerst slaapstoornis uitsluiten als mogelijke verklaring voordat ADHD verder onderzocht
wordt
C. Beide diagnoses tegelijk stellen, omdat symptomen overlappen
D. Geen differentiaaldiagnose nodig want slaapklachten zijn een secundair gevolg van
ADHD
A, C, B
118