Tentamen – open boek
Belangrijke kennis/vaardigheden
1. Opstellen mogelijke primaire vraagstelling cliënt.
Altijd bekijken vanuit de cliënt.
Wat wil de cliënt veranderen?
Waarvoor komt de cliënt?
Hoe word ik weer vrolijk?
Hoe kom ik weer aan het werk?
Kan ik mijn huidige niveau wel aan?
Hoe zorg ik ervoor dat ik beter slaap?
2. Opstellen professionele vraag m.b.t. de cognitieve capaciteiten van de cliënt.
Gaat (bijna) altijd over intelligentie.
Wat is het intelligentieniveau van de cliënt?
Hoe is het intelligentieprofiel van de cliënt opgebouwd?
3. Opstellen professionele vraag m.b.t. het neuropsychologisch functioneren van de cliënt.
Gaat over geheugen, concentratie, werktempo, taal, plannen en ruimtelijk inzicht.
Bevat vaak “in vergelijking met…”
Hoe goed kan de cliënt zich concentreren in vergelijking met anderen?
Hoe goed functioneert het geheugen van de cliënt in vergelijking met de normgroep?
4. Opstellen professionele vraag m.b.t. de persoonlijkheid van de cliënt.
Geen big-5 schalen betrekken.
Opletten dat je geen hypothese stelt.
Over welke persoonlijkheidseigenschappen beschikt de cliënt?
Hoe is het persoonlijkheidsprofiel van de cliënt opgebouwd?
5. Instrumenten die antwoord geven op persoonlijkheidsvraagstelling.
NEO-FFI-3.
NPV-2-R.
6. Het verschil kennen tussen de verschillende vraagstellingen.
Primaire vraagstelling: de vraag waarmee de cliënt bij de professional komt.
Opdrachtvraagstelling: de stappen waarmee de professional denkt dat ze naar de
oplossing van het probleem werken.
Onderzoeksvraagstelling: de vertaling van de opdrachtvraagstelling naar de
instrumenten.
7. Hypotheses kunnen stellen.
Toetsbare voorspelling.
Geen vraag maar een constatering.
Bevat vaak “in vergelijking met…”
Goed kunnen onderbouwen waarom je een bepaalde hypothese stelt.
De cliënt ervaart een hoge mate van extraversie
De cliënt laat een lage mate van altruïsme zien in vergelijking met de normgroep.
8. Instrumenten kennen die antwoord geven op persoonlijkheidsvraagstelling.