Leerdoelen sociale veiligheid
De student kent de begrippen sociale veiligheid, fysieke veiligheid, integrale veiligheid, objectieve
en subjectieve veiligheid en kan deze toepassen.
Sociale veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast van anderen. -> zaken die mensen elkaar
aandoen
fysieke veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed. -> onopzettelijk, per ongeluk
Objectieve en subjectieve veiligheid: De mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd
voelen tegen persoonlijk leed door….
Integrale veiligheid: is een brede benadering van veiligheid waarbij verschillende aspecten van
veiligheid samenkomen om een veilige leef- en werkomgeving te creëren. Het doel van integrale
veiligheid is om veiligheid niet geïsoleerd, maar juist als een samenhangend geheel te benaderen.
Hierbij worden zowel preventieve als reactieve maatregelen genomen, met aandacht voor fysieke,
sociale, digitale en organisatorische veiligheid.
De student kent het begrip positieve veiligheid en kan deze verbinden aan vraagstukken binnen
het werkveld van de veiligheidskundige."
Positieve veiligheid: veiligheid die niet alleen focust op het vermijden van risico's, maar ook op het
creëren van een veilige omgeving waarin mensen zich vrij voelen om te werken, leren en zich te
ontwikkelen.
Dit concept kan een belangrijke rol spelen in het werkveld van de veiligheidskundige, die
verantwoordelijk is voor het waarborgen van de veiligheid binnen organisaties en gemeenschappen.
De student kent de begrippen criminaliteit, deviantie en overlast en kan deze toepassen."
Criminaliteit: verwijst naar gedragingen die wettelijk strafbaar zijn. Dit zijn handelingen die expliciet
door de wet zijn verboden en waarvoor straffen zoals boetes, taakstraffen of gevangenisstraf kunnen
worden opgelegd.
Deviantie: omvat gedragingen die afwijken van sociale normen, maar niet altijd strafbaar zijn.
Deviant gedrag wordt vaak gezien als onwenselijk, maar valt niet altijd binnen de kaders van de wet.
Overlast: betreft gedrag dat hinder of ongemak veroorzaakt voor anderen. Dit kan zowel illegaal als
legaal zijn.
De student kent verschillende criminologische verklaringsmodellen en theorieën en weet deze toe
te passen.
1. Differentiële associatietheorie -> Sutherland
Eerste dominante leertheorie in de criminologie
Sociaal leren i.p.v. genetische en aangeboren factoren
Aantal punten:
, Aangeleerd … in contact met anderen
Intieme, persoonlijke groepen
Kritiek!
Geen verklaring waarom mensen deviant gedrag vertonen in eerste instantie
Planningstheorieën
2. Anomie theorie -> Emile Durkeheim (1858-1917)
Komt voort uit Franse milieuschool: omgevingsfactoren belangrijk
Armoede en ongelijkheid en criminaliteit onvermijdelijk
Gebrek aan maatschappelijke regels en normen = criminaliteit
Anomie = wetteloosheid
Basis voor veel sociologische theorieën
3. Strain theorie -> Robert Merton (1910-2003)
Anomie: gevolg gebrek aan afstemming sociaal wenselijke aspiraties en beschikbaarheid tot
legitieme middelen
Culturele doelen niet alleen materieel
Deviantie vindt plaats als er een disbalans is tussen
cultuur (na te streven waarden, culturele doelen)
structuur (legale middelen)
Strain = spanning
Relatieve deprivatie = eigen situatie vergelijken met die van anderen
Pagina 91 basisboek criminologie checken
Reacties op Strain:
Conformiteit -> alles kan bereikt worden via een legale manier
Innovatie -> ze gaan anderen illegale manieren zoeken om hun doel te bereiken
Ritualisme -> je laat de culturele doelen los omdat je ze niet kan halen
Terugtrekking -> uit de maatschappij (mensen die dak en thuisloos zijn)
Rebellie -> alles moet anders, mensen komen in opstand uit frustratie
Controle theorieën
Niet waarom wel criminaliteit, maar juist waarom niet
Uitgangspunt: crimineel gedrag is normaal, controlemechanismen weerhouden ons ervan
Mechanismen die najagen van behoeften en verlangens reguleert (denk aan motivatie!)
Beginselen controletheorieën
Reiss:
Eigen controlemechanisme
Personal controls
Nye:
Gezin als belangrijkste bron controlemechanismen van jongeren
Sociale controle: beperking/straffen + eigen geweten + emotionele identificatie met rolmodel
(niet-crimineel!)
+ beschikbaarheid legitieme middelen
4. Sociale controle- en bindingstheorie Hirschi (1969)
“We all would, if we could”
De student kent de begrippen sociale veiligheid, fysieke veiligheid, integrale veiligheid, objectieve
en subjectieve veiligheid en kan deze toepassen.
Sociale veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast van anderen. -> zaken die mensen elkaar
aandoen
fysieke veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed. -> onopzettelijk, per ongeluk
Objectieve en subjectieve veiligheid: De mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd
voelen tegen persoonlijk leed door….
Integrale veiligheid: is een brede benadering van veiligheid waarbij verschillende aspecten van
veiligheid samenkomen om een veilige leef- en werkomgeving te creëren. Het doel van integrale
veiligheid is om veiligheid niet geïsoleerd, maar juist als een samenhangend geheel te benaderen.
Hierbij worden zowel preventieve als reactieve maatregelen genomen, met aandacht voor fysieke,
sociale, digitale en organisatorische veiligheid.
De student kent het begrip positieve veiligheid en kan deze verbinden aan vraagstukken binnen
het werkveld van de veiligheidskundige."
Positieve veiligheid: veiligheid die niet alleen focust op het vermijden van risico's, maar ook op het
creëren van een veilige omgeving waarin mensen zich vrij voelen om te werken, leren en zich te
ontwikkelen.
Dit concept kan een belangrijke rol spelen in het werkveld van de veiligheidskundige, die
verantwoordelijk is voor het waarborgen van de veiligheid binnen organisaties en gemeenschappen.
De student kent de begrippen criminaliteit, deviantie en overlast en kan deze toepassen."
Criminaliteit: verwijst naar gedragingen die wettelijk strafbaar zijn. Dit zijn handelingen die expliciet
door de wet zijn verboden en waarvoor straffen zoals boetes, taakstraffen of gevangenisstraf kunnen
worden opgelegd.
Deviantie: omvat gedragingen die afwijken van sociale normen, maar niet altijd strafbaar zijn.
Deviant gedrag wordt vaak gezien als onwenselijk, maar valt niet altijd binnen de kaders van de wet.
Overlast: betreft gedrag dat hinder of ongemak veroorzaakt voor anderen. Dit kan zowel illegaal als
legaal zijn.
De student kent verschillende criminologische verklaringsmodellen en theorieën en weet deze toe
te passen.
1. Differentiële associatietheorie -> Sutherland
Eerste dominante leertheorie in de criminologie
Sociaal leren i.p.v. genetische en aangeboren factoren
Aantal punten:
, Aangeleerd … in contact met anderen
Intieme, persoonlijke groepen
Kritiek!
Geen verklaring waarom mensen deviant gedrag vertonen in eerste instantie
Planningstheorieën
2. Anomie theorie -> Emile Durkeheim (1858-1917)
Komt voort uit Franse milieuschool: omgevingsfactoren belangrijk
Armoede en ongelijkheid en criminaliteit onvermijdelijk
Gebrek aan maatschappelijke regels en normen = criminaliteit
Anomie = wetteloosheid
Basis voor veel sociologische theorieën
3. Strain theorie -> Robert Merton (1910-2003)
Anomie: gevolg gebrek aan afstemming sociaal wenselijke aspiraties en beschikbaarheid tot
legitieme middelen
Culturele doelen niet alleen materieel
Deviantie vindt plaats als er een disbalans is tussen
cultuur (na te streven waarden, culturele doelen)
structuur (legale middelen)
Strain = spanning
Relatieve deprivatie = eigen situatie vergelijken met die van anderen
Pagina 91 basisboek criminologie checken
Reacties op Strain:
Conformiteit -> alles kan bereikt worden via een legale manier
Innovatie -> ze gaan anderen illegale manieren zoeken om hun doel te bereiken
Ritualisme -> je laat de culturele doelen los omdat je ze niet kan halen
Terugtrekking -> uit de maatschappij (mensen die dak en thuisloos zijn)
Rebellie -> alles moet anders, mensen komen in opstand uit frustratie
Controle theorieën
Niet waarom wel criminaliteit, maar juist waarom niet
Uitgangspunt: crimineel gedrag is normaal, controlemechanismen weerhouden ons ervan
Mechanismen die najagen van behoeften en verlangens reguleert (denk aan motivatie!)
Beginselen controletheorieën
Reiss:
Eigen controlemechanisme
Personal controls
Nye:
Gezin als belangrijkste bron controlemechanismen van jongeren
Sociale controle: beperking/straffen + eigen geweten + emotionele identificatie met rolmodel
(niet-crimineel!)
+ beschikbaarheid legitieme middelen
4. Sociale controle- en bindingstheorie Hirschi (1969)
“We all would, if we could”