DEEL1: Inleiding: Inleiding bedrijfskunde en management:
Bedrijfskunde:
= Tak wetenschap die zich bezighoudt met organisatie & marktomgeving bedrijven
= kent integrale, multidisciplinaire benadering waarin aandacht wordt besteed aan
praktijkgerichte vraagstukken bedrijven (intern & extern)
Management:
= Proces waarbij inspanning organisatieleden & middelen organisatie gecoördineerd
& gestuurd worden in realisatie gemeenschappelijk doel
Bedrijfskundige wordt opgeleid om:
1. Onderzoek te doen naar bedrijfskundige fenomenen
2. In praktijk oplossingen voor bedrijfskundige uitdagingen te ontwikkelen, adviseren,
implementeren & evalueren
Hoofstuk 1: inleiding management en organisaties
Aanturen organisatie: 2 vragen:
- Wat zijn onze doelen?
- Wat moeten we doen om deze doelen te bereiken?
Velen streven dezelfde doelstellingen na, weinigen slagen.
Bestaansredenen organisaties/ bedrijven?
winst (profit), goeie organisatie als meer winst dan concurrenten winst is v.
levensbelang, maar geen hoofdbestaansreden (tesla).
1.1 Wie zijn de managers?
Manager: iemand als leidinggevende met anderen (aansturen) & met de hulp v. anderen
werkt door hun werkzaamheden te coördineren, met als oogmerk doelstellingen v/d
organisatie te realiseren.
arbeidsspecialisatie & arbeidscoördinatie
*Topmanagers: verantwoordelijk voor
definiëren doelstellingen & nemen
beslissingen die v. invloed zijn op organisatie
als geheel (CEO)
*Midden managers: geven leiding aan, &
coördineren werk lagere managers
*Lagere managers: geven leiding aan, &
coördineren ‘gewone’ werknemers die
producten/diensten generen
Hiërarchie: ononderbroken lijn gezag die v/h hoogste organisatieniveau naar lagere
niveaus loopt & die verduidelijkt wie aan wie verantwoording moet afleggen Pas
doelstelling bereikt als iedereen weet tot wie hij behoort, moet gehoorzamen.
1
,1.2 Wat is management?
= Het proces van leidinggeven aan, en het
coördineren van werkzaamheden, zodat deze
efficiënt en effectief met en door anderen
kunnen worden uitgevoerd.
Proces: taken/ primaire activiteiten
doorlopend komt steeds terug
(taken: plannen, organiseren,
leidinggeven & controleren)
Verschil managers en niet-managers:
managers coördineren het werk van anderen, niet-managers voeren de
gecoördineerde taken uit
Efficiënt: behalen v/d grootst mogelijke productie met minst mogelijke input ’de
dingen goed doen’ (KT-doelstellingen; productiviteit verhogen; produceren aan lage
kost, maar meer)
Effectief: voltooien v/d juiste activiteiten voor het realiseren v/d
bedrijfsdoelstellingen ‘het uitvoeren van de juiste activiteiten’ (LT-doelstellingen;
organisatieperformantie verhogen; duurzame groei)
Efficiëntie -> middelen Manager niet alleen voltooien activiteiten en
Effectiviteit -> einddoel realiseren doelstellingen maar ook zo efficiënt
mogelijk
1.3 Wat doet een manager?
Managementproces: Het geheel van beslissingen en werkzaamheden waarbij managers
betrokken zijn tijdens het plannen, organiseren, leidinggeven en controleren.
2
, Managementvaardigheden? (Katz)
Technische vaardigheden: kennis van en de vakkundigheid van een specialiteit,
bijvoorbeeld: computers, accounting
Menselijke vaardigheden: goed met anderen kunnen omgaan, samenwerken, zowel
individueel als in team
Conceptuele vaardigheden: de vaardigheid om abstract te denken, om moeilijke
situaties de baas te blijven
Omgaan met veranderingen:
1.4 Wat is een organisatie?
= geheel waarin mensen op doelbewust manier samenwerken om specifieke
doelstellingen te verwezenlijken.
3 basiskenmerken:
• Het is een groep van mensen;
• Het is opgebouwd rondom een of meerdere gemeenschappelijke doelen;
• Het is een bewust gecoördineerde eenheid & bevat op deze wijze een doelgerichte
structuur.
De ideale organisatie? Organisatie concept (=het beeld dat aangeeft hoe er over de
organisatie wordt gedacht en van daaruit worden vormgegeven)
3
Bedrijfskunde:
= Tak wetenschap die zich bezighoudt met organisatie & marktomgeving bedrijven
= kent integrale, multidisciplinaire benadering waarin aandacht wordt besteed aan
praktijkgerichte vraagstukken bedrijven (intern & extern)
Management:
= Proces waarbij inspanning organisatieleden & middelen organisatie gecoördineerd
& gestuurd worden in realisatie gemeenschappelijk doel
Bedrijfskundige wordt opgeleid om:
1. Onderzoek te doen naar bedrijfskundige fenomenen
2. In praktijk oplossingen voor bedrijfskundige uitdagingen te ontwikkelen, adviseren,
implementeren & evalueren
Hoofstuk 1: inleiding management en organisaties
Aanturen organisatie: 2 vragen:
- Wat zijn onze doelen?
- Wat moeten we doen om deze doelen te bereiken?
Velen streven dezelfde doelstellingen na, weinigen slagen.
Bestaansredenen organisaties/ bedrijven?
winst (profit), goeie organisatie als meer winst dan concurrenten winst is v.
levensbelang, maar geen hoofdbestaansreden (tesla).
1.1 Wie zijn de managers?
Manager: iemand als leidinggevende met anderen (aansturen) & met de hulp v. anderen
werkt door hun werkzaamheden te coördineren, met als oogmerk doelstellingen v/d
organisatie te realiseren.
arbeidsspecialisatie & arbeidscoördinatie
*Topmanagers: verantwoordelijk voor
definiëren doelstellingen & nemen
beslissingen die v. invloed zijn op organisatie
als geheel (CEO)
*Midden managers: geven leiding aan, &
coördineren werk lagere managers
*Lagere managers: geven leiding aan, &
coördineren ‘gewone’ werknemers die
producten/diensten generen
Hiërarchie: ononderbroken lijn gezag die v/h hoogste organisatieniveau naar lagere
niveaus loopt & die verduidelijkt wie aan wie verantwoording moet afleggen Pas
doelstelling bereikt als iedereen weet tot wie hij behoort, moet gehoorzamen.
1
,1.2 Wat is management?
= Het proces van leidinggeven aan, en het
coördineren van werkzaamheden, zodat deze
efficiënt en effectief met en door anderen
kunnen worden uitgevoerd.
Proces: taken/ primaire activiteiten
doorlopend komt steeds terug
(taken: plannen, organiseren,
leidinggeven & controleren)
Verschil managers en niet-managers:
managers coördineren het werk van anderen, niet-managers voeren de
gecoördineerde taken uit
Efficiënt: behalen v/d grootst mogelijke productie met minst mogelijke input ’de
dingen goed doen’ (KT-doelstellingen; productiviteit verhogen; produceren aan lage
kost, maar meer)
Effectief: voltooien v/d juiste activiteiten voor het realiseren v/d
bedrijfsdoelstellingen ‘het uitvoeren van de juiste activiteiten’ (LT-doelstellingen;
organisatieperformantie verhogen; duurzame groei)
Efficiëntie -> middelen Manager niet alleen voltooien activiteiten en
Effectiviteit -> einddoel realiseren doelstellingen maar ook zo efficiënt
mogelijk
1.3 Wat doet een manager?
Managementproces: Het geheel van beslissingen en werkzaamheden waarbij managers
betrokken zijn tijdens het plannen, organiseren, leidinggeven en controleren.
2
, Managementvaardigheden? (Katz)
Technische vaardigheden: kennis van en de vakkundigheid van een specialiteit,
bijvoorbeeld: computers, accounting
Menselijke vaardigheden: goed met anderen kunnen omgaan, samenwerken, zowel
individueel als in team
Conceptuele vaardigheden: de vaardigheid om abstract te denken, om moeilijke
situaties de baas te blijven
Omgaan met veranderingen:
1.4 Wat is een organisatie?
= geheel waarin mensen op doelbewust manier samenwerken om specifieke
doelstellingen te verwezenlijken.
3 basiskenmerken:
• Het is een groep van mensen;
• Het is opgebouwd rondom een of meerdere gemeenschappelijke doelen;
• Het is een bewust gecoördineerde eenheid & bevat op deze wijze een doelgerichte
structuur.
De ideale organisatie? Organisatie concept (=het beeld dat aangeeft hoe er over de
organisatie wordt gedacht en van daaruit worden vormgegeven)
3