LEERDOELEN
AVV | C1 | Kwalitatief onderzoek
de kenmerken van kwalitatieve onderzoeksmethoden beschrijven;
een keuze voor kwalitatieve onderzoeksmethoden onderbouwen;
een theoretisch geïnformeerde kwalitatieve
onderzoeksvraag opstellen;
een semigestructureerd interview voorbereiden en uitvoeren.
AVV | WG1 | Kwalitatieve onderzoeksvragen
Redenen geven om bij een onderzoek voor kwalitatieve
onderzoeksmethoden te kiezen;
Kenmerken beschrijven van een kwalitatieve, theoretisch
geïnformeerde onderzoeksvraag;
Een kwalitatieve onderzoeksvraag opstellen die past bij het doen
van onderzoek naar patiëntervaringen.
AVV | WG2 | Leren kijken naar pijn
herhalen wat het voornaamste verschil is tussen inductief en
deductief onderzoek;
beschrijven wat het voornaamste verschil is tussen de concepten
etic en emic;
beschrijven wat een sensitizing concept is en hoe deze gebruikt kan
worden in het doen van onderzoek naar patiëntenervaringen.
AVV | WG3 | Interviewen en topiclijst
kenmerken van verschillende kwalitatieve
interviewmethoden beschrijven;
redenen geven om te kiezen voor een semigestructureerd
interview als dataverzamelingsmethode;
goede en slechte interviews van elkaar onderscheiden;
valkuilen tijdens het interviewen benoemen;
een semigestructureerd interview voorbereiden door een adequate
topiclijst op te stellen en theoretische concepten
te operationaliseren in hoofd- en subtopics.
AVV | WG4 | Interviewen met acteurs
open vragen stellen tijdens het interview;
doorvragen waar dat nodig is;
het interview aanpassen aan de reacties van de respondent;
het interview gepast bijsturen wanneer dat nodig blijkt.
,AVV | DC1 | Kwalitatieve analyse
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt.
AVV | C2 | Verdieping Kwalitatieve analyse
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
een codeerschema maken;
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt;
een interviewtranscript coderen waarbij aandacht wordt besteed aan
minstens 2 concepten die in de kennismodule zijn besproken;
de gecodeerde data analyseren en omzetten in een
argumentatielijn.
AVV | WG5 | Kwalitatieve analyse
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt;
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
onderscheid maken tussen open, axiaal en selectief coderen;
een codeerschema en codeerboom maken;
een interviewtranscript coderen waarbij aandacht wordt besteed aan
minstens twee concepten die in de kennislijn zijn besproken;
de gecodeerde data analyseren en omzetten in een argumentatielijn
die antwoord geeft op de eerder geformuleerde onderzoeksvraag
voor de integratieopdracht;
kritisch reflecteren op het onderzoeksproces.
,AVV | C1 | Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek komt uit de antropologie en sociologie
De empirische cyclus:
Ontwerpen verzamelen analyseren rapporteren
Ontwerpen:
Onder ontwerpen valt:
Doelstelling
Vraagstelling
Theoretisch kader
De doelstelling:
Verkennen van een onderzoeksveld waar nog weinig van bekend is
Beschrijven van emoties, perspectieven, sociale relaties
(betekenisgeving en machtsverhoudingen;)
Begrijpen van menselijk handelen in een bepaalde context
o Met als achterliggend doel: kennis verwerven, theorie te
bouwen, verandering aan te brengen
Het perspectief van de respondenten staat vaak centraal in het kwalitatief
onderzoek:
De manier waarop zij betekenis geven aan de wereld
De werkelijkheden die door hun handelen ontstaan
Een fenomeen bestuderen in een natuurlijke context
De vraagstelling:
Hoe, wat, waarom?
Kwalitatieve onderzoeksvragen zijn meestal open, explorerend en
holistisch geformuleerd. Tegelijkertijd zijn ze meestal gericht op processen,
ervaringen en gevoelens. Er moet een balans worden gevonden tussen
open en gericht.
Holistisch= allesomvattend, kijken naar het geheel
Voorbeeld:
Hoe gaan mensen bij wie “Lyme” is gedetecteerd om met de
verschillende opvattingen die er in Nederland bestaan rondom de
behandeling van Lyme?
, o Gericht: wat betreft de aandoening, land en uitdaging
(verschillende behandelingen)
o Open: wat betreft de manier waarop mensen hiermee omgaan
Het theoretisch kader:
Wat is theorie: een samenhang van concepten en uitspraken over de
manier waarop deze concepten zich tot elkaar verhouden
Het doel van theorie is het beter begrijpen hoe een bepaald aspect van de
(sociale) wereld werkt – om kennis te verwerven (Becker, 1998)
Denk aan: conceptuele raamwerken, modellen of hypothesen uit de
wetenschappelijke natuur
Wat is een concept: zelfstandig naamwoord of werkwoord dat staat voor
een bredere categorie of fenomeen, zoals stigma, sociale steun, macht
Wat is de rol van theoretische concepten: kan verschillen bij kwalitatieve
onderzoeken. Er zijn twee vraagstukken die betrekking hebben op de rol
en plaats van theoretische concepten in een kwalitatief onderzoek:
Inductief vs deductief
o Inductief: van specifieke waarnemingen naar een algemene
theorie werken (bij kwalitatief onderzoek)
o deductief: vanuit een geformuleerde theorie gaan zoeken naar
data
Emic vs etic
o Emic: de manier waarop iemand zelf naar iets kijkt en het in
haar eigen woorden omschrijft
o Etic: het perspectief van buitenaf, hoe een buitenstaander
naar een bepaalde realiteit kijkt.
Theoretische concepten spelen een oriënterende rol bij kwalitatief
onderzoek. Als je iets bestudeert komen er vragen bij van de onderzoeker
die hij/zij aan respondenten kan voorleggen, je gaat dan gerichter kijken.
Sensitizing concepts: geven richting aan het kwalitatieve onderzoek en
maken de onderzoeker gevoelig voor bepaalde concepten die bij het
beantwoorden van de onderzoeksvraag een rol kunnen spelen.
AVV | C1 | Kwalitatief onderzoek
de kenmerken van kwalitatieve onderzoeksmethoden beschrijven;
een keuze voor kwalitatieve onderzoeksmethoden onderbouwen;
een theoretisch geïnformeerde kwalitatieve
onderzoeksvraag opstellen;
een semigestructureerd interview voorbereiden en uitvoeren.
AVV | WG1 | Kwalitatieve onderzoeksvragen
Redenen geven om bij een onderzoek voor kwalitatieve
onderzoeksmethoden te kiezen;
Kenmerken beschrijven van een kwalitatieve, theoretisch
geïnformeerde onderzoeksvraag;
Een kwalitatieve onderzoeksvraag opstellen die past bij het doen
van onderzoek naar patiëntervaringen.
AVV | WG2 | Leren kijken naar pijn
herhalen wat het voornaamste verschil is tussen inductief en
deductief onderzoek;
beschrijven wat het voornaamste verschil is tussen de concepten
etic en emic;
beschrijven wat een sensitizing concept is en hoe deze gebruikt kan
worden in het doen van onderzoek naar patiëntenervaringen.
AVV | WG3 | Interviewen en topiclijst
kenmerken van verschillende kwalitatieve
interviewmethoden beschrijven;
redenen geven om te kiezen voor een semigestructureerd
interview als dataverzamelingsmethode;
goede en slechte interviews van elkaar onderscheiden;
valkuilen tijdens het interviewen benoemen;
een semigestructureerd interview voorbereiden door een adequate
topiclijst op te stellen en theoretische concepten
te operationaliseren in hoofd- en subtopics.
AVV | WG4 | Interviewen met acteurs
open vragen stellen tijdens het interview;
doorvragen waar dat nodig is;
het interview aanpassen aan de reacties van de respondent;
het interview gepast bijsturen wanneer dat nodig blijkt.
,AVV | DC1 | Kwalitatieve analyse
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt.
AVV | C2 | Verdieping Kwalitatieve analyse
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
een codeerschema maken;
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt;
een interviewtranscript coderen waarbij aandacht wordt besteed aan
minstens 2 concepten die in de kennismodule zijn besproken;
de gecodeerde data analyseren en omzetten in een
argumentatielijn.
AVV | WG5 | Kwalitatieve analyse
uitleggen wat de a-priori benadering binnen de kwalitatieve analyse
inhoudt;
verschillende fasen in de kwalitatieve analyse beschrijven;
definiëren wat een code is;
onderscheid maken tussen open, axiaal en selectief coderen;
een codeerschema en codeerboom maken;
een interviewtranscript coderen waarbij aandacht wordt besteed aan
minstens twee concepten die in de kennislijn zijn besproken;
de gecodeerde data analyseren en omzetten in een argumentatielijn
die antwoord geeft op de eerder geformuleerde onderzoeksvraag
voor de integratieopdracht;
kritisch reflecteren op het onderzoeksproces.
,AVV | C1 | Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek komt uit de antropologie en sociologie
De empirische cyclus:
Ontwerpen verzamelen analyseren rapporteren
Ontwerpen:
Onder ontwerpen valt:
Doelstelling
Vraagstelling
Theoretisch kader
De doelstelling:
Verkennen van een onderzoeksveld waar nog weinig van bekend is
Beschrijven van emoties, perspectieven, sociale relaties
(betekenisgeving en machtsverhoudingen;)
Begrijpen van menselijk handelen in een bepaalde context
o Met als achterliggend doel: kennis verwerven, theorie te
bouwen, verandering aan te brengen
Het perspectief van de respondenten staat vaak centraal in het kwalitatief
onderzoek:
De manier waarop zij betekenis geven aan de wereld
De werkelijkheden die door hun handelen ontstaan
Een fenomeen bestuderen in een natuurlijke context
De vraagstelling:
Hoe, wat, waarom?
Kwalitatieve onderzoeksvragen zijn meestal open, explorerend en
holistisch geformuleerd. Tegelijkertijd zijn ze meestal gericht op processen,
ervaringen en gevoelens. Er moet een balans worden gevonden tussen
open en gericht.
Holistisch= allesomvattend, kijken naar het geheel
Voorbeeld:
Hoe gaan mensen bij wie “Lyme” is gedetecteerd om met de
verschillende opvattingen die er in Nederland bestaan rondom de
behandeling van Lyme?
, o Gericht: wat betreft de aandoening, land en uitdaging
(verschillende behandelingen)
o Open: wat betreft de manier waarop mensen hiermee omgaan
Het theoretisch kader:
Wat is theorie: een samenhang van concepten en uitspraken over de
manier waarop deze concepten zich tot elkaar verhouden
Het doel van theorie is het beter begrijpen hoe een bepaald aspect van de
(sociale) wereld werkt – om kennis te verwerven (Becker, 1998)
Denk aan: conceptuele raamwerken, modellen of hypothesen uit de
wetenschappelijke natuur
Wat is een concept: zelfstandig naamwoord of werkwoord dat staat voor
een bredere categorie of fenomeen, zoals stigma, sociale steun, macht
Wat is de rol van theoretische concepten: kan verschillen bij kwalitatieve
onderzoeken. Er zijn twee vraagstukken die betrekking hebben op de rol
en plaats van theoretische concepten in een kwalitatief onderzoek:
Inductief vs deductief
o Inductief: van specifieke waarnemingen naar een algemene
theorie werken (bij kwalitatief onderzoek)
o deductief: vanuit een geformuleerde theorie gaan zoeken naar
data
Emic vs etic
o Emic: de manier waarop iemand zelf naar iets kijkt en het in
haar eigen woorden omschrijft
o Etic: het perspectief van buitenaf, hoe een buitenstaander
naar een bepaalde realiteit kijkt.
Theoretische concepten spelen een oriënterende rol bij kwalitatief
onderzoek. Als je iets bestudeert komen er vragen bij van de onderzoeker
die hij/zij aan respondenten kan voorleggen, je gaat dan gerichter kijken.
Sensitizing concepts: geven richting aan het kwalitatieve onderzoek en
maken de onderzoeker gevoelig voor bepaalde concepten die bij het
beantwoorden van de onderzoeksvraag een rol kunnen spelen.