Humane wetenschappen
Filosofie
Hoofdstuk 1: Wat is filosofie?
Filosofie bestaat uit 2 woorden => Philo (vriend) en Sophia (wijsheid).
Filosofie betekend dus letterlijk de vriend van de wijsheid.
We verlangen naar wijsheid, we willen nieuwe dingen leren.
Filosofie = het wetenschappelijk streven naar kennis om de tijd en wereld
te doorgronden
3 structurele elementen van de filosofie
- Nadenken
- Radicaal en fundamenteel nadenken
- Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van
verwondering
Filosofie wordt vaak geschreven vanuit de verwondering. We willen meer
weten over de dingen die ons verwonderen.
1. Nadenken
We gaan reflecteren, terugblikken op onszelf.
De mens moet stilstaan bij zichzelf en denken wat je aan het doen bent.
Filosofie = epochaal
Epochaal: onderbreken
De epochale betekenis wijst op het gegeven dat de filosofie zich afspeelt
dicht bij het concrete leven.
2. Radicaal en fundamenteel nadenken
An sich für mich
We onderscheiden de werkelijkheid hoe ze is de werkelijkheid zoals wij
ze zien.
Objectieve wereld subjectieve wereld.
We gaan onze eigen betekenis geven aan bepaalde dingen maar
afhankelijk van de situatie kan die betekenis veranderen.
Vb. water is om te drinken een positief iets maar water waarin je kan
verdrinken is een negatief iets.
Filosofie benaderd de werkelijkheid in haar geheel. We graven naar de
wortels van de werkelijkheid (radicaal) en ze dringt door tot de
fundamenten van de werkelijkheid (fundamenteel).
1
, 3. Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van
verwondering
Verwondering is de kracht die de mens in de richting van het filosoferen
voortstuwt.
Verwondering zijn nieuwe ervaringen die niet of moeilijk in het systeem
past dat je gevormd hebt.
Een wonder is niet hetzelfde als een mirakel. Een mirakel is iets
bovennatuurlijks.
Stadia van verwondering
- Spontaan getroffen worden
- Zekere wonde => de verwondering brengt een wonde met zich mee,
het stelt iets in vraag
- Bewondering en fascinatie
Hoofdstuk 2: filosofie van ziekte en gezondheid
Elke maatschappij doormaakt vele evoluties. We kunnen de maatschappij
opdelen in 3 periodes.
Pre-moderniteit => moderniteit => postmoderniteit
1. Pre-moderniteit
= de samenleving & het heelal als hiërarchisch en organisch geheel.
Er wordt vaak de waarom vraag gesteld.
De mens is afhankelijk en heteronoom van god.
God is de koning, alles wordt verklaard vanuit god
Enkel god weet wat goed of slecht is, wij hebben daar niets in te
zeggen
Germaanse religiositeit
De mens was polytheïstisch: geloven in meerdere goden
Er waren verschillende goden maar er was wel sprake van een oppergod:
ZEUS
De goden hadden persoonlijke krachten dus er ontstond een functionele
relatie tussen de mens en de goden maar geen persoonlijke relatie.
Christendom
Jezus was de centrale figuur in het christendom.
Hij is een god die wel een verbond wilt aangaan met de mens. Het is een
vader die om zijn volk geeft. Hij heeft zijn zoon doen sterven om de
mensheid te redden.
“Der ganz andere”: god is meer dan wij kunnen vatten. Hij is met geen
enkele kracht te identificeren.
2
Filosofie
Hoofdstuk 1: Wat is filosofie?
Filosofie bestaat uit 2 woorden => Philo (vriend) en Sophia (wijsheid).
Filosofie betekend dus letterlijk de vriend van de wijsheid.
We verlangen naar wijsheid, we willen nieuwe dingen leren.
Filosofie = het wetenschappelijk streven naar kennis om de tijd en wereld
te doorgronden
3 structurele elementen van de filosofie
- Nadenken
- Radicaal en fundamenteel nadenken
- Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van
verwondering
Filosofie wordt vaak geschreven vanuit de verwondering. We willen meer
weten over de dingen die ons verwonderen.
1. Nadenken
We gaan reflecteren, terugblikken op onszelf.
De mens moet stilstaan bij zichzelf en denken wat je aan het doen bent.
Filosofie = epochaal
Epochaal: onderbreken
De epochale betekenis wijst op het gegeven dat de filosofie zich afspeelt
dicht bij het concrete leven.
2. Radicaal en fundamenteel nadenken
An sich für mich
We onderscheiden de werkelijkheid hoe ze is de werkelijkheid zoals wij
ze zien.
Objectieve wereld subjectieve wereld.
We gaan onze eigen betekenis geven aan bepaalde dingen maar
afhankelijk van de situatie kan die betekenis veranderen.
Vb. water is om te drinken een positief iets maar water waarin je kan
verdrinken is een negatief iets.
Filosofie benaderd de werkelijkheid in haar geheel. We graven naar de
wortels van de werkelijkheid (radicaal) en ze dringt door tot de
fundamenten van de werkelijkheid (fundamenteel).
1
, 3. Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van
verwondering
Verwondering is de kracht die de mens in de richting van het filosoferen
voortstuwt.
Verwondering zijn nieuwe ervaringen die niet of moeilijk in het systeem
past dat je gevormd hebt.
Een wonder is niet hetzelfde als een mirakel. Een mirakel is iets
bovennatuurlijks.
Stadia van verwondering
- Spontaan getroffen worden
- Zekere wonde => de verwondering brengt een wonde met zich mee,
het stelt iets in vraag
- Bewondering en fascinatie
Hoofdstuk 2: filosofie van ziekte en gezondheid
Elke maatschappij doormaakt vele evoluties. We kunnen de maatschappij
opdelen in 3 periodes.
Pre-moderniteit => moderniteit => postmoderniteit
1. Pre-moderniteit
= de samenleving & het heelal als hiërarchisch en organisch geheel.
Er wordt vaak de waarom vraag gesteld.
De mens is afhankelijk en heteronoom van god.
God is de koning, alles wordt verklaard vanuit god
Enkel god weet wat goed of slecht is, wij hebben daar niets in te
zeggen
Germaanse religiositeit
De mens was polytheïstisch: geloven in meerdere goden
Er waren verschillende goden maar er was wel sprake van een oppergod:
ZEUS
De goden hadden persoonlijke krachten dus er ontstond een functionele
relatie tussen de mens en de goden maar geen persoonlijke relatie.
Christendom
Jezus was de centrale figuur in het christendom.
Hij is een god die wel een verbond wilt aangaan met de mens. Het is een
vader die om zijn volk geeft. Hij heeft zijn zoon doen sterven om de
mensheid te redden.
“Der ganz andere”: god is meer dan wij kunnen vatten. Hij is met geen
enkele kracht te identificeren.
2