HOOFDSTUK 6: OVER HET GOEDE LEVEN: ETHIEK
Levensbeschouwing en ethiek
Fundamentele ethiek= wat goed of fout is en een specifieke situatie
-> verschillende theorieën met andere set van waarden en preposities/
focus op ander aspect van de ethische handeling
ETHIEK
o ~ conflict of dilemma (keuzes maken)
o Voorveronderstelling: vrijheid om keuze te maken EN kennis/
bewustzijn
o Vb. ontoerekingsvatbaar: op dat moment niet in staat om een
bewuste, vrije en rationele keuze te maken
o Taal (woordkeuze) -> veronderstellingen over de motivaties
o Vb. verschil verzetsstrijder en terrorist
Religie/ levensbeschouwing/ ideologie zorgt voor eenheid en consistentie
<-> zijn het eens over de basisnormen en -waarden, maar niet over de
toepassingen ervan
-> bepaalt het gewicht dat iemand aan een bepaalde waarde toekent
De ethische handeling
o Objectieve zijde= exacte handeling
o Subjectieve zijde
o Persoon die de handeling uitvoert (personalisme)
o Motivatie of intentie waarmee die persoon de handeling
uitvoert
o Doel
o Gevolgen/ resultaten (alleen aansprakelijk voor de gevolgen die je
had moeten/ kunnen voorzien
o Context/ omstandigheden
o
Consequentialisme
o Focus op de consequentie van de handeling
o Meest voorkomende vorm: UTILITARISME
o Goede handeling= het grootste nut voor het grootste aantal
o Vb. kernuitstap: ecologische gevolgen versus kosten
vergelijken
,Valkuilen/nadelen
o Is alles te vergelijken?
o Factoren die geen stem hebben (focus op economisch aspect)
o Ongekende gevolgen= niet alle gevolgen zijn op voorhand gekend
o Voorzichtigheidsprincipe
o Paradox van de dure smaak
o Vb. moeder met twee dochters: een content met niks, de
andere pas gelukkig als ze veel bezit -> erfenis volledig aan
een dochter geven voor mavorximaal geluk
o Tegen spontaan/ natuurlijk aanvoelen
o Grootste geluk voor de grootste groep te creëren “heiligt het doel
der middelen”
o Als alleen de gevolgen tellen, mag je eigenlijk doen wat je
wilt?
Theorie van de daad met dubbel gevolg
Vb. palliatieve zorgen met ongewild gevolg de dood
Handeling met niet-gewenste gevolgen te rechtvaardigen door
voorwaarden
o Handeling zelf is moreel goed of indifferent
o Negatieve gevolgen worden niet rechtstreeks bedoeld, maar
ongewenst neveneffect
o Goede, beoogde gevolg geen gevolg van het kwade effect
o Goede gevolg is belangrijk genoeg om het kwade gevolg toe te
laten= proportionaliteit
Deontologie= plichtsethiek
Focus op het objectieve aspect (handeling)
o Universaliseerbaar in tijd en ruimte= algemene morele regels/
verboden die in ALLE omstandigheden gevolgd moeten worden
o Onderscheid iets actief doen of iets nalaten te doen
o Schuldig verzuim zachter beoordeeld
Vormen deontologische ethiek
1. Immanuel kant
o Overeenstemming met de redelijkheid, autonomos
o Criteria: universaliseerbaar (=geldig in elke situatie), mens
niet instrumentaliseren (= mensen hebben altijd een
waardigheid)
2. Kerk: natuurwetsdenken
o Opvolgen natuurwetten en regels
3. Universele verklaring van de rechten van de mens
o Fundamentele rechten
o Morele plicht om deze rechter te respecteren en te
garanderen
,Valkuilen/nadelen
Abstractie maken van handeling -> context verwaarlozen
Niet altijd klaar en eenduidig (verschillende interpretaties mogelijk)
<Botsen van grondrechten
o Vb. recht op het leven van een kind <-> recht op autonome
keuzes van vrouw
Deugdenethiek
o Focus op de morele kwaliteiten van de handelende persoon -> “wie
moet ik worden?”
o Juist ethisch oordeel: authentiek deugdzaam karakter van een
persoon
o Aristoteles: deugden incarneren
o Gulden middenweg (zorg voor mezelf en politieke/ sociale en
intermenselijke verhoudingen)
o Blijvend streven van de mens (leven lang om te groeien in deugden)
o Integriteit:
o Eenheid en persoonlijke heelheid
o Over heel de persoonlijkheid en geen specifieke handeling
Valkuilen/ nadelen
o Grote verantwoordelijkheid bij individu
o Weinig ruimte voor objectivering (motivatie van iemand moeilijk
weerleggen)
Personalisme
Afweging alle aspecten: proportionaliteit
Handeling is moreel goed als ze bijdraagt aan het mens-zijn rekening
houdend met de kenmerken/ wat de menselijke persoon integraal en
adequaat beschouwt
-> Kenmerken: subject, lichamelijk, materiële wereld, sociaal (persoonlijk
en institutioneel), fundamenteel gelijk en tegelijk origineel en uniek,
transcendentie
Care ethics
Model morele ontwikkelingsstrategie van Kohlberg
o 1. Premoraliteit= goed is wat plezierig is
o 1ste niveau: pre-conventioneel niveau
o Fase 1 : straf vermijden
o Fase 2 : wederzijds voordeel zoeken/ weegschalenmodel
o 2 niveau: conventioneel niveau
de
o Fase 3: goed is wat de anderen goed vinden
o Fase 4: de wetten en regels naleven
o 3 niveau: post-conventioneel niveau
de
o Fase 5 : eigen waardepatroon ontwikkelen
, o Fase 6 : iets doen omdat het niet tegen je eigen principes
ingaat
Carol Giligan: stem van vrouwen
Andere accenten in omgaande moraliteit
o Relationeel mensbeeld (<-> autonomie)
o Gesitueerde beslissingen
Ethiek in het christendom
Twee extra bronnen (buiten rede en ervaring)
o De Bijbel
o Letterlijke opvatting: morele voorschriften worden
geïnterpreteerd als heilige, onaantastbare regels
o Verzameling ethische idealen -> contextualiteit
o Gids voor persoonlijkheidsvorming
o De traditie (historische en de levende)
Wat als het misgaat?
Diabolisering
o Dader wordt gelijkgesteld met zijn kwade daden (geen onderscheid)
o Context niet van belang
o Eindeloze spiraal van geweld: geen ruimte voor vergeving
o Blinde vlekken
Banalisering
o Depersonaliseren van de dader
o Dader banaliseert het aangedane kwaad (hun eigen onschuld
staande houden)
Ethisering
o “zelfvergroeilijking”= excuses om je gedrag te legimiteren
o Zelf vinden dat je moreel goed bezig bent
o Vb. Duitsers waren ervan overtuigd dat het uitroeien van Joden
moreel goed was
Fragmentatie en zelfbedrog
o Bewust verschil tussen goed en kwaad EN van je vrijheid en
verantwoordelijkheid
o Gedrag voor jezelf verantwoorden
o Fragmentatie: meerdere rollen tegelijkertijd vervullen
Efficiënt functioneren in diverse situaties
o Zelfbedrog: gedrag voor onszelf rechtvaardigen
Levensbeschouwing en ethiek
Fundamentele ethiek= wat goed of fout is en een specifieke situatie
-> verschillende theorieën met andere set van waarden en preposities/
focus op ander aspect van de ethische handeling
ETHIEK
o ~ conflict of dilemma (keuzes maken)
o Voorveronderstelling: vrijheid om keuze te maken EN kennis/
bewustzijn
o Vb. ontoerekingsvatbaar: op dat moment niet in staat om een
bewuste, vrije en rationele keuze te maken
o Taal (woordkeuze) -> veronderstellingen over de motivaties
o Vb. verschil verzetsstrijder en terrorist
Religie/ levensbeschouwing/ ideologie zorgt voor eenheid en consistentie
<-> zijn het eens over de basisnormen en -waarden, maar niet over de
toepassingen ervan
-> bepaalt het gewicht dat iemand aan een bepaalde waarde toekent
De ethische handeling
o Objectieve zijde= exacte handeling
o Subjectieve zijde
o Persoon die de handeling uitvoert (personalisme)
o Motivatie of intentie waarmee die persoon de handeling
uitvoert
o Doel
o Gevolgen/ resultaten (alleen aansprakelijk voor de gevolgen die je
had moeten/ kunnen voorzien
o Context/ omstandigheden
o
Consequentialisme
o Focus op de consequentie van de handeling
o Meest voorkomende vorm: UTILITARISME
o Goede handeling= het grootste nut voor het grootste aantal
o Vb. kernuitstap: ecologische gevolgen versus kosten
vergelijken
,Valkuilen/nadelen
o Is alles te vergelijken?
o Factoren die geen stem hebben (focus op economisch aspect)
o Ongekende gevolgen= niet alle gevolgen zijn op voorhand gekend
o Voorzichtigheidsprincipe
o Paradox van de dure smaak
o Vb. moeder met twee dochters: een content met niks, de
andere pas gelukkig als ze veel bezit -> erfenis volledig aan
een dochter geven voor mavorximaal geluk
o Tegen spontaan/ natuurlijk aanvoelen
o Grootste geluk voor de grootste groep te creëren “heiligt het doel
der middelen”
o Als alleen de gevolgen tellen, mag je eigenlijk doen wat je
wilt?
Theorie van de daad met dubbel gevolg
Vb. palliatieve zorgen met ongewild gevolg de dood
Handeling met niet-gewenste gevolgen te rechtvaardigen door
voorwaarden
o Handeling zelf is moreel goed of indifferent
o Negatieve gevolgen worden niet rechtstreeks bedoeld, maar
ongewenst neveneffect
o Goede, beoogde gevolg geen gevolg van het kwade effect
o Goede gevolg is belangrijk genoeg om het kwade gevolg toe te
laten= proportionaliteit
Deontologie= plichtsethiek
Focus op het objectieve aspect (handeling)
o Universaliseerbaar in tijd en ruimte= algemene morele regels/
verboden die in ALLE omstandigheden gevolgd moeten worden
o Onderscheid iets actief doen of iets nalaten te doen
o Schuldig verzuim zachter beoordeeld
Vormen deontologische ethiek
1. Immanuel kant
o Overeenstemming met de redelijkheid, autonomos
o Criteria: universaliseerbaar (=geldig in elke situatie), mens
niet instrumentaliseren (= mensen hebben altijd een
waardigheid)
2. Kerk: natuurwetsdenken
o Opvolgen natuurwetten en regels
3. Universele verklaring van de rechten van de mens
o Fundamentele rechten
o Morele plicht om deze rechter te respecteren en te
garanderen
,Valkuilen/nadelen
Abstractie maken van handeling -> context verwaarlozen
Niet altijd klaar en eenduidig (verschillende interpretaties mogelijk)
<Botsen van grondrechten
o Vb. recht op het leven van een kind <-> recht op autonome
keuzes van vrouw
Deugdenethiek
o Focus op de morele kwaliteiten van de handelende persoon -> “wie
moet ik worden?”
o Juist ethisch oordeel: authentiek deugdzaam karakter van een
persoon
o Aristoteles: deugden incarneren
o Gulden middenweg (zorg voor mezelf en politieke/ sociale en
intermenselijke verhoudingen)
o Blijvend streven van de mens (leven lang om te groeien in deugden)
o Integriteit:
o Eenheid en persoonlijke heelheid
o Over heel de persoonlijkheid en geen specifieke handeling
Valkuilen/ nadelen
o Grote verantwoordelijkheid bij individu
o Weinig ruimte voor objectivering (motivatie van iemand moeilijk
weerleggen)
Personalisme
Afweging alle aspecten: proportionaliteit
Handeling is moreel goed als ze bijdraagt aan het mens-zijn rekening
houdend met de kenmerken/ wat de menselijke persoon integraal en
adequaat beschouwt
-> Kenmerken: subject, lichamelijk, materiële wereld, sociaal (persoonlijk
en institutioneel), fundamenteel gelijk en tegelijk origineel en uniek,
transcendentie
Care ethics
Model morele ontwikkelingsstrategie van Kohlberg
o 1. Premoraliteit= goed is wat plezierig is
o 1ste niveau: pre-conventioneel niveau
o Fase 1 : straf vermijden
o Fase 2 : wederzijds voordeel zoeken/ weegschalenmodel
o 2 niveau: conventioneel niveau
de
o Fase 3: goed is wat de anderen goed vinden
o Fase 4: de wetten en regels naleven
o 3 niveau: post-conventioneel niveau
de
o Fase 5 : eigen waardepatroon ontwikkelen
, o Fase 6 : iets doen omdat het niet tegen je eigen principes
ingaat
Carol Giligan: stem van vrouwen
Andere accenten in omgaande moraliteit
o Relationeel mensbeeld (<-> autonomie)
o Gesitueerde beslissingen
Ethiek in het christendom
Twee extra bronnen (buiten rede en ervaring)
o De Bijbel
o Letterlijke opvatting: morele voorschriften worden
geïnterpreteerd als heilige, onaantastbare regels
o Verzameling ethische idealen -> contextualiteit
o Gids voor persoonlijkheidsvorming
o De traditie (historische en de levende)
Wat als het misgaat?
Diabolisering
o Dader wordt gelijkgesteld met zijn kwade daden (geen onderscheid)
o Context niet van belang
o Eindeloze spiraal van geweld: geen ruimte voor vergeving
o Blinde vlekken
Banalisering
o Depersonaliseren van de dader
o Dader banaliseert het aangedane kwaad (hun eigen onschuld
staande houden)
Ethisering
o “zelfvergroeilijking”= excuses om je gedrag te legimiteren
o Zelf vinden dat je moreel goed bezig bent
o Vb. Duitsers waren ervan overtuigd dat het uitroeien van Joden
moreel goed was
Fragmentatie en zelfbedrog
o Bewust verschil tussen goed en kwaad EN van je vrijheid en
verantwoordelijkheid
o Gedrag voor jezelf verantwoorden
o Fragmentatie: meerdere rollen tegelijkertijd vervullen
Efficiënt functioneren in diverse situaties
o Zelfbedrog: gedrag voor onszelf rechtvaardigen