Samenvatting en open boek document Testen van functioneren en ontwikkeling

- Bv executieve functies is verklaringshypo, of intelligentie
- Daarbij onderzoekshypo formuleren
- Daarbij onderzoeksmiddelen kiezen
- En keuze onderzoeksmiddelen onderbouwen

,Verklaringshypothese

- PA/VA en hulpvragen, vb verklaringshypothesen etc zie voor meer info slides + aantekeningen WG 1


Output verklaringsanalyse:
Waarom is dit met mij/mijn kind aan de hand? (verklarende diagnose, ook wel
idiografische theorie)




- Verklarende mechanismen =/ indicatie, dat is cirkelredenering. Verklarende mechanismen zijn dingen
als concentratie, inhibitievaardigheden, etc
- Onderliggend mechanisme: bv leerkracht, overvraging, of door ouders etc
- Intelligentie kan verklaring zijn voor minder functioneren op school maar ook sociaal


VB: Verklaringshypothese = Centrale coherentie

hypothese: de sociale problemen, de emotionele problemen de moeite om taakgericht te werken en drukte in
haar hoofd zijn te verklaren vanuit een fragmentarische waarneming (zwakke centrale coherentie) (Happe,
Frith)

Toelichting: geen overzicht, chaotisch onbegrijpelijke omgeving

,- Concreet – meetpretentie moet matchen met wat je onderzoekt




- Geen oorzaak/gevolg – je kan niet toetsen of IQ probleemgedrag veroorzaakt, alleen wat iemands IQ
is

, - Is duidelijk en toetsbaar – geen dubbele vragen in hypo want dan kun je het niet toetsen (1 vraag in
hypo en 1 ding toetsen/meten)
Hoe onderzoekshypo opstellen adhv verklarende hypo

Aanvulling op slides

KENMERKEN VERKLARENDE MECHANISMEN
Bij formuleren onderzoekshypo kijken naar de kenmerken van de verklarende mechanismen

- Bv verklaringshypo is executieve functies, dan een range van executieve functies in
onderzoekshypothese, niet alleen inhibitie bv
o Bv opzoeken wat kenmerken zijn van executieve functies, inhibitie, etc

Zie voorbeelden* hieronder
o Bij inhibitie als verklarend mechanisme – onderzoekshypo ‘Kate heeft moeite met aandacht”,
‘Kate beschikt over lage impulscontrole’ etc

ONDERZOEKSMIDDEL
In hypothese niet alleen wat je onderzoekt, maar ook nadenken over onderzoeksmiddel
- Bv bij toetsen intelligentie WISC – rekening houden met IQ score en leeftijd
- Bv onderzoekshypo = beneden gemiddeld IQ  letten op dat de range van WISC past bij leeftijd en
verwacht IQ (passend bij ontwikkeling, kan bv lager liggen dan wat normaal is op kinds leeftijd

MEETPRETENTIE
 let op dat meetpretentie past bij bij onderzoekshypothese
kijk naar wat je kunt toetsen met instrument
- Vb meetpretentie: IQ test heeft als meetpretentie – meten van intelligentie  gaat over wat je wil
meten
- Validiteit  of je dat ook echt meet
- Bv laag gevoel vaan competentie – vragenlijst bv CBSK
- Ontwikkelingsachterstand – WISC




handig om tests te kiezen die verschillende onderzoekshypothesen in 1 testen

let ook op welke subtests je kiest, dit altijd vermelden!
- Index van test googlen en dan kijken welke aansluit bij onderzoekshypo



zie Begeer en internet welke tests je kunt doen
- Zoeken op wat voor tests horen ij datgene wat je wil testen
- Bv opzoeken welke tests er horen bij centrale coherentie

https://www.nji.nl/


Cotan documentatie via UB online access

Google bv ‘onderzoeksmiddel kind executieve functies’

https://kenniscentrum-kjp.nl/  algemene info stoornissen etc
https://kenniscentrum-kjp.nl/professionals/instrumenten-a-z/  instrumenten
zie evt overige databanks hc 4 modellen