Bijlage: BTSZ Naar een Europese armoedenorm: aanbevelingen.
1. Inleiding
Minister Johan Vande Lanotte gaf in 1999 het Centrum voor Sociaal Beleid de
opdracht om een krachtig en jaarlijks toepasbaar meetinstrument te ontwikkelen om
armoede te meten op basis van inkomen: de ontwikkeling van een Europese
armoedenorm.
De groepering van de aanbevelingen:
- De methode om een armoedelijn vast te stellen.
- De randvoorwaarden bij het bepalen van het beleidsmatig na te streven
armoedepeil
- De criteria voor de meting van de performantie van het sociaal beleid.
2. Criteria voor een Europese armoedenorm
2.1. Wat is armoede?
Armoede is relatief:
Dit wordt gemeten op een bepaald ogenblik in de tijd. Armoede is relatief vanuit 2
opzichten:
- De minimaal aanvaardbare leefpatronen hangt in grote mate af van de
gangbare levensstijl van een gemeenschap en van het niveau van sociale en
economische ontwikkeling.
- De middelen die nodig zullen zijn om die minimale levensstandaard te
bereiken, zullen verschillen tussen samenlevingen.
Armoede is gradueel.
- Zij heeft betrekking op vaak zeer uiteenlopende omstandigheden.
- Men moet een onderscheid maken tussen bestaansonzekeren ( huishoudens in
moeilijkheden maar nog niet uitgesloten van de minimale leefpatronen) , de
eigenlijke armen (waar de toestand van ontoereikendheid verregaand is) en de
infra – marginalen (mensen volkomen buiten ons maatschappelijk bestaan,
daklozen bijvoorbeeld).
Armoede is meer – dimensioneel:
Armoede bestaat niet alleen uit een inkomenstekort maar is een cumulatieve
deprivatie op gebied van inkomen, huisvesting, onderwijs, gezondheid.
Tijdsdimensie:
Arm zijn gedurende enkele maanden is minder problematisch dan arm zijn gedurende
jaren.
Omwille van de hierboven beschreven karakteristieken van armoede, is het
wetenschappelijk niet mogelijk om 1 geldige en exacte armoedegrens te bepalen. De
hoogte van die grens en overeenkomstig het aantal armen hangt af van een brede
dan wel beperkte opvatting van het begrip armoede.
Uit deze toelichting van het begrip armoede volgt dat bij de overgang van een
academische analyse naar een beleidsconcept volgende overwegingen gelden
betreffende het meetinstrumet:
- Het zal nooit volmaakt zijn
- Het moet een inflatie van het aantal armen voorkomen door een restrictieve
(beperkende) operationalisering van het armoedebegrip
- Het moet steunen op een consensus
2.2. Overzicht van de bestaande monetaire armoedenormen
2.2.1. De wettelijke methode
1
1. Inleiding
Minister Johan Vande Lanotte gaf in 1999 het Centrum voor Sociaal Beleid de
opdracht om een krachtig en jaarlijks toepasbaar meetinstrument te ontwikkelen om
armoede te meten op basis van inkomen: de ontwikkeling van een Europese
armoedenorm.
De groepering van de aanbevelingen:
- De methode om een armoedelijn vast te stellen.
- De randvoorwaarden bij het bepalen van het beleidsmatig na te streven
armoedepeil
- De criteria voor de meting van de performantie van het sociaal beleid.
2. Criteria voor een Europese armoedenorm
2.1. Wat is armoede?
Armoede is relatief:
Dit wordt gemeten op een bepaald ogenblik in de tijd. Armoede is relatief vanuit 2
opzichten:
- De minimaal aanvaardbare leefpatronen hangt in grote mate af van de
gangbare levensstijl van een gemeenschap en van het niveau van sociale en
economische ontwikkeling.
- De middelen die nodig zullen zijn om die minimale levensstandaard te
bereiken, zullen verschillen tussen samenlevingen.
Armoede is gradueel.
- Zij heeft betrekking op vaak zeer uiteenlopende omstandigheden.
- Men moet een onderscheid maken tussen bestaansonzekeren ( huishoudens in
moeilijkheden maar nog niet uitgesloten van de minimale leefpatronen) , de
eigenlijke armen (waar de toestand van ontoereikendheid verregaand is) en de
infra – marginalen (mensen volkomen buiten ons maatschappelijk bestaan,
daklozen bijvoorbeeld).
Armoede is meer – dimensioneel:
Armoede bestaat niet alleen uit een inkomenstekort maar is een cumulatieve
deprivatie op gebied van inkomen, huisvesting, onderwijs, gezondheid.
Tijdsdimensie:
Arm zijn gedurende enkele maanden is minder problematisch dan arm zijn gedurende
jaren.
Omwille van de hierboven beschreven karakteristieken van armoede, is het
wetenschappelijk niet mogelijk om 1 geldige en exacte armoedegrens te bepalen. De
hoogte van die grens en overeenkomstig het aantal armen hangt af van een brede
dan wel beperkte opvatting van het begrip armoede.
Uit deze toelichting van het begrip armoede volgt dat bij de overgang van een
academische analyse naar een beleidsconcept volgende overwegingen gelden
betreffende het meetinstrumet:
- Het zal nooit volmaakt zijn
- Het moet een inflatie van het aantal armen voorkomen door een restrictieve
(beperkende) operationalisering van het armoedebegrip
- Het moet steunen op een consensus
2.2. Overzicht van de bestaande monetaire armoedenormen
2.2.1. De wettelijke methode
1