Wetenschapsfilosofie (Morling Ch. 1 + 2), Gedragsmethoden (Morling Ch. 3 t/m 7) en Basis van Statistiek
01
WETENSCHAPPELIJK KENNIS
Arts (BA) Wetenschap (BSc)
Bestuderen menselijk bestaan en uitingen Empirische wetenschappen, empirisme
(facetten van cultuur) met het doel richten zich op betekenis en menselijke
betekenis te begrijpen zoals filosofie, ervaring zoals biologie, psychologie en
geschiedenis en rechten. pedagogiek.
Formele wetenschappen, rationalisme, niet
empirisch
richten zich op waarheid binnen logische
systemen zoals wiskunde, logica en
statistiek.
Empirisme – conclusies gebaseerd op bewijs uit zintuigen of instrumenten die dat
ondersteunen.
Rationalisme – conclusies gebaseerd op denken en redeneren uit o.a. data.
Wetenschappelijk onacceptabel Wetenschappelijk acceptabel
Kennis gebaseerd op: Kennis gebaseerd op:
Hardnekkigheid Empirisme
niet corrigeerbare overtuigingen (dit systematische observatie
heb ik zo aangeleerd, dus ik blijf het doen
mentaliteit)
Rationalisme
formeel correct redeneren
Intuïtie
een conclusie accepteren omdat het
logisch klinkt of natuurlijk
aanvoelt.
Autoriteit
,Empirisch incorrect, maar formeel correct argument aangeduid met premissen:
1. Venus staat dichter bij de zon dan de Aarde
2. Mars staat dichter bij de zon dan Venus
3. Mars staat dichter bij de zon dan de Aarde
Premisse 2 is empirisch incorrect, het is bewezen dat Mars niet dichter bij de zon staat dan
Venus. Als premisse 1 en 2 wél waar zouden zijn, zou premisse 3 automatisch ook waar
moeten zijn. Dat is een formeel correct argument.
Wetenschappelijke kennis ontstaat door een voortdurende wisselwerking tussen empirische
waarneming en rationeel denken (formeel correcte redenering).
GESCHIEDENIS VAN WETENSCHAP
PLATO 427 – 347 B.C. ARISTOTELES 384 – 322 B.C.
Ideeënleer, aangeboren kennis Kennis komt van ideeën, maar ook van
observaties
Geen echte kennis door observaties,
niet te vertrouwen Deductie – leidt nieuwe kennis af van zekere
waarheden
Nieuwe kennis door redeneren van (van algemeen naar specifiek)
aangeboren kennis
Inductie – generaliseren van observaties
(van specifiek naar algemeen)
Rationalisme
Sterk rationalisme, maar opkomend
empirisme door deductie
, DEDUCTIE
1. Alle mensen zijn sterfelijk
2. Ik ben een mens
DUS Ik ben sterfelijk
INDUCTIE
1. Deze zwaan is wit
2. Die zwaan is ook wit
3. Nog een zwaan is wit
DUS Alle zwanen zijn waarschijnlijk wit
1001. Deze zwaan is zwart
Inductieve generalisatie bleek niet te kloppen
ALEXANDER DE GROTE 356 – 323 B.C. CLAUDIUS PTOLEMY 100 – 170 A.D.
Hellenisme; doordringen van het Almagest over het zonnestelsel
Griekse denken
Alexandria; nieuw centrum van de ISLAMITISCHE BESCHAVING 700 – 1000 A.D.
wetenschap Verrijken van Alexandriaans en Atheens
astronomie, geografie kennis
veel observatie, weinig focus op Uitvinding van het getal 0
redeneringen algebra
sterk empirisch
EUROPA IN DE MIDDELEEUWEN GALILEO GALILEI 1564 –
Vroeg; de Bijbel 1642
Laat; herontdekking Aristoteles Experimenten, Athene
systematische vooral
Thomas Aquinas (1225-1274) manipulatie theoretisch, ze
verzoening tussen Aristoteles en Accuraat
Christelijk doctrine ISAAC NEWTON
observeren
Mathematiseren
Principia einde van wetenschappelijke
revolutie
Ideeën achter observaties
hielden niet van observaties
probleem: welke theorie klopt?
Alexandria
vooral observerend, hielden niet van theorie
probleem: wat vertellen deze observaties ons?
Moderne wetenschap
theorieën worden getest door observaties, zelfcorrigerend systeem
zwakke theorieën worden niet ondersteund door observaties, dus verdwijnen
, CONFERENTIEBEZOEK
Mondelinge presentatie
Poster presentatie
Interactie met andere
Nieuwe samenwerkingen
WETENSCHAPPELIJK PUBLICATIE
Publicatieproces: peer review → scherpere inzichten en betere communicatie; na publicatie
kan werk bekritiseerd of bevestigd worden