Goederenrecht:
Week 1:
Les:
Beperkte rechten: zijn absolute rechten (alleen wetgever kan maken)
Zekerheidsrechten:
♥ Pand
♥ Hypotheek
Genotsrechten:
♥ Vruchtgebruik:
Zakelijke recht -> zaaksgevolg/drout de suite: de zakelijke recht blijft zich
rusten op wie diens handen de zaak zich bevindt.
♥ Recht van erfdienstbaarheid (Art. 5:70 BW): is een zakelijke/relatieve recht
(kan je alleen handhaven tegenover 1 persoon).
- Er ligt een last op het dienende erf (opa) ten behoeve van het
heersende erf (ons), de dienstbaarheid blijft liggen op de grond, dus als
de bewoners veranderen blijft de erfdienstbaarheid bestaan.
- Erfdienstbaarheid kan alleen in de vorm van dulden of iets niet doen.
♥ Erfpachtrecht (5:85 BW): gaat over zakelijke rechten.
- Kan alleen gevestigd worden op een onroerende zaak
- Erfpachter= je mag de grond gebruiken alsof je de eigenaar bent.
♥ Opstal recht: je mag iets op de grond neerzetten.
♥ Appartementsrecht: je hebt eigenlijk niks, bent alleen appartement
gerechtige. Eigenlijk krijg je gewoon een hypotheekrecht. Je koopt een
onderdeel van een flat. Je koopt een recht in de hele flat. Art. 5: 106 BW.
- Drout de priorite: een oud zakelijk recht gaat voor een jonger
zakelijk recht.
Opdrachten:
1. Juist
2. A
3. B
4. B
5. B
6. C
7. C
8. B
9. A. Dalstra hoeft niet de termijnen van Terpstra te betalen. Dat is een
persoonlijk recht (vordering) tussen Ben Raad en Terpstra. Vordering gaat
niet mee met de woning.
B. De zonnepanelen zijn door duurzame verbinding bestanddeel van de
woning geworden → natrekking (art. 3:4 BW). Eigendom van de
woninghouder (nu: Dalstra). Ben Raad kan de panelen niet opeisen.
, 10.Is allemaal niet mogelijk, want je kan geen verplichting aan iemand
opleggen doormiddel van een zakelijk recht
11.Natrekking: Art. 5:20 sub e BW.
Literatuur:
Hoofdstuk 1:
Goederenrecht= relatie tussen een persoon en een goed. (Goederenrechtelijke
rechtsrelatie).
Rechtsrelaties = rechtsverhoudingen
Goederenrecht is privaat (tussen burgers onderling)
Art. 3:1 BW goederen: alle zaken en vermogensrechten.
Zaken Art. 3:2 BW:
Voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten:
♥ Moet de mens kunnen vastpakken en er macht over hebben
♥ Van een bepaald materiaal.
Let op: dieren zijn geen zaken Art. 3:2a lid 1 BW maar bepalingen
betreffende zaken zijn wel op dieren van toepassing art. 3:2a.
Vermogensrechten: Art 3:6 BW.
Een recht met een bepaalde waarde die in geld uit te drukken is.
Drie verschillende categorieën:
♥ Kan overgedragen worden
♥ Rechthebbende (vaak eigenaar) stoffelijk voordeel te geven, zoals geld
ervoor krijgen.
♥ Rechten die zijn verkregen in ruil of doormiddel van overeenkomst voor
stoffelijk voordeel, zoals de buurman doet boodschappen voor de
buurvrouw en de buurman krijgt daar een vergoeding voor.
Het recht van gebruik is ook een vermogensrecht:
♥ Overgedragen: huurovereenkomst kan bijv overgedragen worden
♥ Stoffelijk voordeel: als je een stuk grond mag gebruiken heb je er direct
voordeel van
♥ In ruil verkregen: huurovereenkomst, je betaalt huur en mag daarvoor in
een huis wonen.
Onroerende zaken Art. 3:3 lid 1 BW; alles wat met de grond verbonden is. Check
ook het Portcabin-arrest, dat gaat over dat er een portcabin neergezet is bij de
Rabobank en dit door hoge raad is beoordeeld als een onroerend goed.
Roerende zaken Art. 3:3 lid 2 BW: Alle niet onroerende zaken
Registergoederen Art. 3:10, 3:16 BW:
Er moet een inschrijving of overdracht bij het openbare register worden gedaan.
♥ Onroerende zaken
, ♥ Vliegtuigen vanaf 450 KG
♥ Boten vanaf 10m3 verplaatsing
Hoofdzaak Art. 3:4 BW lid 1: alles wat volgens verkeersopvatting (mensen
vinden) deel uitmaakt van de zaak. Art. 3:4 lid 2: kan niet van de zaak worden
afgehaald, word bestanddeel van de hoofdzaak. Bijv een nieuw slot in een deur
wordt een bestanddeel van de hoofdzaak (de deur)
Natuurlijke vruchten art. 3:9 lid 1 BW: vruchten die behoren tot de zaak, zoals dat
een koemelk geeft of dat een appelboom appels geeft. Als je de boom zou
omzagen en daar een stoel van maakt dan behoort dit natuurlijk niet onder
natuurlijke vruchten. Daarnaast is een puppy wel een vrucht van moederhond.
♥ Het zijn zaken
♥ Worden door verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
aangemerkt.
Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak als deze wordt afgescheiden
Art. 3:9 lid 4 BW. Appel valt van de boom= natuurlijke vrucht.
Burgerlijke vruchten Art. 3:9 lid 2 BW: Zijn rechten die volgens verkeersopvatting
als vruchten van goederen worden aangemerkt, zoals rente over het geldbedrag
dat op een spaarrekening staat, het bedrag dat je elke maand betaald voor je
huur.
♥ Het zijn vermogensrechten (geld waardeerbaar en overdraagbaar, zoals
overeenkomst)
♥ Volgens verkeersopvatting
Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze
opeisbaar wordt Art. 3:9 lid 4 BW. Bijv wanneer de huuropbrengst opeisbaar
wordt, dan is het zelfstandig.
Goede trouw Art. 3:11 BW: je bent ten goede trouw als je iets niet wist én ook
niet hóefde te weten. De goede trouw ontbreekt als je de feiten of het recht wel
kende of behoorde te kennen.
In het tweede geval heb je een onderzoeksplicht, als je bijv denkt dat er iets miss
niet klopt. Heb je voldaan aan het onderzoeksplicht en blijkt later toch dat er iets
niet klopte, dan kan je je beroepen op goede trouw.
Hoofdstuk 2:
Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben, dus een
zaak of een vermogensrecht. En geld tegenover iedereen.
De 8 absolute rechten:
Volledige recht: rechthebbende kan alles doen met de zaak.
♥ Eigendom Art. 5:1 BW
Beperkte rechten: mag niet alles doen, maar heeft een/paar speciale rechten op
de zaak
♥ Vruchtgebruik Art. 3:201 BW, Art. 3:202, Art. 3:99, 3:203, 3:9 BW: recht om
een goed van een ander te gebruiken of de vruchten van een goed van
, een ander in eigendom te verkrijgen. Ontstaat door vestiging of verjaring,
natuurlijke vruchten of burgelijke rechten.
♥ Pand Art. 3:227 en lid 1 BW: recht op een niet-registergoed dat bij het niet
betalen bij de schuldeiser weer hoort. Hypotheek op een niet-registergoed.
♥ Hypotheek Art. 3: 227 en lid 1 BW: een lening op een wel-registergoed.
♥ Eigendom Art. 5:1 BW
♥ Erfdienstbaarheid Art. 5:70 BW, 5:71, 5:72, 3:99 lid 1 BW, 3:105 jo. 3:306
BW, 5:78 BW, 5:80, 5:82, 3:12 en 5:79: Een erfdienstbaarheid betekent dat
de ene eigenaar van een stuk grond iets moet toestaan of dulden voor de
eigenaar van een ander stuk grond. Zoals recht van overpad
♥ Erfpacht Art. 5:85 en lid 1 BW, 5:89 lid 1, 2 BW, 5:86, 5:99: Erfpacht is een
beperkt recht waarbij je de grond van iemand anders mag gebruiken alsof
je de eigenaar bent, maar je bént het niet echt. Je betaalt meestal een
vergoeding (canon) aan de echte eigenaar van de grond.
♥ Appartementsrecht Art. 5:106 BW: 5:108, 5:117 BW: Het
appartementsrecht is een vorm van eigendom waarbij je een deel van een
gebouw (bijvoorbeeld een flat of appartementencomplex) in eigendom
hebt, maar ook samen met anderen eigenaar bent van het hele gebouw en
de grond.
♥ Recht van opstal Art. 5:101 BW, 5:20 lid 1 sub e en f BW, 5:104 BW, 5:101
lid 3 BW, 5:102 BW: Het recht van opstal is een beperkt recht dat ervoor
zorgt dat je gebouwen, werken of beplantingen op (of in) de grond van
iemand anders mag hebben en die ook jouw eigendom blijven.
Rechtsgevolgen aan de 8 absolute rechten:
♥ Zaaksgevolg – droit de suite:
- Absolute recht blijft bestaan op het goed, ondanks dat het niet meer
in de macht is van de rechthebbende
♥ Prioriteitsgevolg – droit de priorite
- Een eerder absoluut recht gaat voor een later gevestigde absolute
recht
♥ Bevoorrechte positie – droit de preference
- Als de juwelier waar je ring laat inkorten failliet gaat, dan ben jij nog
steeds eigenaar van de ring. En valt de ring niet binnen het
faillissement.
Week 2:
Online hoorcollege:
Wat is eigendom:
Eigendom = het meest volledige recht dat je kunt hebben op een zaak.
Twee kernaspecten:
1. Genot: je kunt de zaak gebruiken (stoel om op te zitten, bed om in
te slapen, pen om mee te schrijven, tv om te kijken, etc.).
Week 1:
Les:
Beperkte rechten: zijn absolute rechten (alleen wetgever kan maken)
Zekerheidsrechten:
♥ Pand
♥ Hypotheek
Genotsrechten:
♥ Vruchtgebruik:
Zakelijke recht -> zaaksgevolg/drout de suite: de zakelijke recht blijft zich
rusten op wie diens handen de zaak zich bevindt.
♥ Recht van erfdienstbaarheid (Art. 5:70 BW): is een zakelijke/relatieve recht
(kan je alleen handhaven tegenover 1 persoon).
- Er ligt een last op het dienende erf (opa) ten behoeve van het
heersende erf (ons), de dienstbaarheid blijft liggen op de grond, dus als
de bewoners veranderen blijft de erfdienstbaarheid bestaan.
- Erfdienstbaarheid kan alleen in de vorm van dulden of iets niet doen.
♥ Erfpachtrecht (5:85 BW): gaat over zakelijke rechten.
- Kan alleen gevestigd worden op een onroerende zaak
- Erfpachter= je mag de grond gebruiken alsof je de eigenaar bent.
♥ Opstal recht: je mag iets op de grond neerzetten.
♥ Appartementsrecht: je hebt eigenlijk niks, bent alleen appartement
gerechtige. Eigenlijk krijg je gewoon een hypotheekrecht. Je koopt een
onderdeel van een flat. Je koopt een recht in de hele flat. Art. 5: 106 BW.
- Drout de priorite: een oud zakelijk recht gaat voor een jonger
zakelijk recht.
Opdrachten:
1. Juist
2. A
3. B
4. B
5. B
6. C
7. C
8. B
9. A. Dalstra hoeft niet de termijnen van Terpstra te betalen. Dat is een
persoonlijk recht (vordering) tussen Ben Raad en Terpstra. Vordering gaat
niet mee met de woning.
B. De zonnepanelen zijn door duurzame verbinding bestanddeel van de
woning geworden → natrekking (art. 3:4 BW). Eigendom van de
woninghouder (nu: Dalstra). Ben Raad kan de panelen niet opeisen.
, 10.Is allemaal niet mogelijk, want je kan geen verplichting aan iemand
opleggen doormiddel van een zakelijk recht
11.Natrekking: Art. 5:20 sub e BW.
Literatuur:
Hoofdstuk 1:
Goederenrecht= relatie tussen een persoon en een goed. (Goederenrechtelijke
rechtsrelatie).
Rechtsrelaties = rechtsverhoudingen
Goederenrecht is privaat (tussen burgers onderling)
Art. 3:1 BW goederen: alle zaken en vermogensrechten.
Zaken Art. 3:2 BW:
Voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten:
♥ Moet de mens kunnen vastpakken en er macht over hebben
♥ Van een bepaald materiaal.
Let op: dieren zijn geen zaken Art. 3:2a lid 1 BW maar bepalingen
betreffende zaken zijn wel op dieren van toepassing art. 3:2a.
Vermogensrechten: Art 3:6 BW.
Een recht met een bepaalde waarde die in geld uit te drukken is.
Drie verschillende categorieën:
♥ Kan overgedragen worden
♥ Rechthebbende (vaak eigenaar) stoffelijk voordeel te geven, zoals geld
ervoor krijgen.
♥ Rechten die zijn verkregen in ruil of doormiddel van overeenkomst voor
stoffelijk voordeel, zoals de buurman doet boodschappen voor de
buurvrouw en de buurman krijgt daar een vergoeding voor.
Het recht van gebruik is ook een vermogensrecht:
♥ Overgedragen: huurovereenkomst kan bijv overgedragen worden
♥ Stoffelijk voordeel: als je een stuk grond mag gebruiken heb je er direct
voordeel van
♥ In ruil verkregen: huurovereenkomst, je betaalt huur en mag daarvoor in
een huis wonen.
Onroerende zaken Art. 3:3 lid 1 BW; alles wat met de grond verbonden is. Check
ook het Portcabin-arrest, dat gaat over dat er een portcabin neergezet is bij de
Rabobank en dit door hoge raad is beoordeeld als een onroerend goed.
Roerende zaken Art. 3:3 lid 2 BW: Alle niet onroerende zaken
Registergoederen Art. 3:10, 3:16 BW:
Er moet een inschrijving of overdracht bij het openbare register worden gedaan.
♥ Onroerende zaken
, ♥ Vliegtuigen vanaf 450 KG
♥ Boten vanaf 10m3 verplaatsing
Hoofdzaak Art. 3:4 BW lid 1: alles wat volgens verkeersopvatting (mensen
vinden) deel uitmaakt van de zaak. Art. 3:4 lid 2: kan niet van de zaak worden
afgehaald, word bestanddeel van de hoofdzaak. Bijv een nieuw slot in een deur
wordt een bestanddeel van de hoofdzaak (de deur)
Natuurlijke vruchten art. 3:9 lid 1 BW: vruchten die behoren tot de zaak, zoals dat
een koemelk geeft of dat een appelboom appels geeft. Als je de boom zou
omzagen en daar een stoel van maakt dan behoort dit natuurlijk niet onder
natuurlijke vruchten. Daarnaast is een puppy wel een vrucht van moederhond.
♥ Het zijn zaken
♥ Worden door verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
aangemerkt.
Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak als deze wordt afgescheiden
Art. 3:9 lid 4 BW. Appel valt van de boom= natuurlijke vrucht.
Burgerlijke vruchten Art. 3:9 lid 2 BW: Zijn rechten die volgens verkeersopvatting
als vruchten van goederen worden aangemerkt, zoals rente over het geldbedrag
dat op een spaarrekening staat, het bedrag dat je elke maand betaald voor je
huur.
♥ Het zijn vermogensrechten (geld waardeerbaar en overdraagbaar, zoals
overeenkomst)
♥ Volgens verkeersopvatting
Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze
opeisbaar wordt Art. 3:9 lid 4 BW. Bijv wanneer de huuropbrengst opeisbaar
wordt, dan is het zelfstandig.
Goede trouw Art. 3:11 BW: je bent ten goede trouw als je iets niet wist én ook
niet hóefde te weten. De goede trouw ontbreekt als je de feiten of het recht wel
kende of behoorde te kennen.
In het tweede geval heb je een onderzoeksplicht, als je bijv denkt dat er iets miss
niet klopt. Heb je voldaan aan het onderzoeksplicht en blijkt later toch dat er iets
niet klopte, dan kan je je beroepen op goede trouw.
Hoofdstuk 2:
Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben, dus een
zaak of een vermogensrecht. En geld tegenover iedereen.
De 8 absolute rechten:
Volledige recht: rechthebbende kan alles doen met de zaak.
♥ Eigendom Art. 5:1 BW
Beperkte rechten: mag niet alles doen, maar heeft een/paar speciale rechten op
de zaak
♥ Vruchtgebruik Art. 3:201 BW, Art. 3:202, Art. 3:99, 3:203, 3:9 BW: recht om
een goed van een ander te gebruiken of de vruchten van een goed van
, een ander in eigendom te verkrijgen. Ontstaat door vestiging of verjaring,
natuurlijke vruchten of burgelijke rechten.
♥ Pand Art. 3:227 en lid 1 BW: recht op een niet-registergoed dat bij het niet
betalen bij de schuldeiser weer hoort. Hypotheek op een niet-registergoed.
♥ Hypotheek Art. 3: 227 en lid 1 BW: een lening op een wel-registergoed.
♥ Eigendom Art. 5:1 BW
♥ Erfdienstbaarheid Art. 5:70 BW, 5:71, 5:72, 3:99 lid 1 BW, 3:105 jo. 3:306
BW, 5:78 BW, 5:80, 5:82, 3:12 en 5:79: Een erfdienstbaarheid betekent dat
de ene eigenaar van een stuk grond iets moet toestaan of dulden voor de
eigenaar van een ander stuk grond. Zoals recht van overpad
♥ Erfpacht Art. 5:85 en lid 1 BW, 5:89 lid 1, 2 BW, 5:86, 5:99: Erfpacht is een
beperkt recht waarbij je de grond van iemand anders mag gebruiken alsof
je de eigenaar bent, maar je bént het niet echt. Je betaalt meestal een
vergoeding (canon) aan de echte eigenaar van de grond.
♥ Appartementsrecht Art. 5:106 BW: 5:108, 5:117 BW: Het
appartementsrecht is een vorm van eigendom waarbij je een deel van een
gebouw (bijvoorbeeld een flat of appartementencomplex) in eigendom
hebt, maar ook samen met anderen eigenaar bent van het hele gebouw en
de grond.
♥ Recht van opstal Art. 5:101 BW, 5:20 lid 1 sub e en f BW, 5:104 BW, 5:101
lid 3 BW, 5:102 BW: Het recht van opstal is een beperkt recht dat ervoor
zorgt dat je gebouwen, werken of beplantingen op (of in) de grond van
iemand anders mag hebben en die ook jouw eigendom blijven.
Rechtsgevolgen aan de 8 absolute rechten:
♥ Zaaksgevolg – droit de suite:
- Absolute recht blijft bestaan op het goed, ondanks dat het niet meer
in de macht is van de rechthebbende
♥ Prioriteitsgevolg – droit de priorite
- Een eerder absoluut recht gaat voor een later gevestigde absolute
recht
♥ Bevoorrechte positie – droit de preference
- Als de juwelier waar je ring laat inkorten failliet gaat, dan ben jij nog
steeds eigenaar van de ring. En valt de ring niet binnen het
faillissement.
Week 2:
Online hoorcollege:
Wat is eigendom:
Eigendom = het meest volledige recht dat je kunt hebben op een zaak.
Twee kernaspecten:
1. Genot: je kunt de zaak gebruiken (stoel om op te zitten, bed om in
te slapen, pen om mee te schrijven, tv om te kijken, etc.).