College 1 – What is culture and content of culture
Definitie van cultuur volgens Matsumoto en Juang: a unique meaning and information system, shared by a
group and transmitted scross generations, that allows the group to meet basic needs of survival, pursue
happiness and well-being, and derive meaning from life.
Functionele definitie: culture is a pair of glasses that we are constantly looking through – a schema to help us
evaluate and organize information. Dit is een cognitief perspectief, cultuur helpt ons de wereld beter begrijpen.
Cultuur is gebouwd op 4 bronnen
- Group life: in groepen leven verhoogd de kans op overleving. Het zorgt voor een scheiding van arbeid
waardoor de groep functioneel wordt. Maar als groepen heel erg verschillend zijn kan dit ook leiden tot
conflicten.
- Environment: temperatuur en populatiedichtheid zijn belangrijke factoren die mensen beïnvloeden.
- Resources: er zijn natuurlijke resources zoals water of land maar ook gemaakte zoals geld. Mensen
met minder resources zijn minder onafhankelijk, wat cultuur kan beïnvloeden.
- Developed human mind: mensen hebben een psychologische ‘toolkit’ die ervoor zorgt dat mensen zich
kunnen aanpassen en overleven, zoals normen en waarden die dieren niet hebben. Bijvoorbeeld:
shared intentionality: iedereen weet dezelfde regels voor uitdrukken en begrijpen van emoties.
Cultural psychology: veld van de psychologie dat culturele invloeden op psychologie en gedrag bestueerd. Het
wil de vraag beantwoorden: geld wat we weten over gedrag uit de ene cultuur ook voor gedrag in een andere
cultuur? Om dit te onderzoeken wordt er cross-cultural research gebruikt.
Doelen van cross-cultural research: onderzoeken of psychologische theorieën universeel of cultuur-specifiek
zijn. Het heeft drie doelen:
- Hypotheses en bevindingen in andere culturele settings testen.
- Andere culturen onderzoeken of culturele en psychologische variatie te onderzoeken.
- Bevindingen in een universele psychologie integreren.
Latitudinal psychology (Van de Vliert): de afstand van het land waar je woont ten opzichte van de evenaar kan
psychologische variabelen beïnvloeden, zoals creativiteit, agressie en individualisme.
Terminologie
- Community: algemene structuur van interpersoonlijke relaties tussen mensen of groepen.
- Culture: betekenis die geassocieerd wordt met deze groepen of individuen.
- County: legale staat waarin verschillende culturen naast elkaar kunnen bestaan.
- Race: sociaal geconstrueerd concept, die betekenis heeft gekregen door cultuur.
- Ethnicity: groepen die worden gekarakteriseerd door dezelfde nationaliteit, geografie of taal.
Objective elements of culture: fysieke en tastbare elementen: kleding, architectuur, kunst, eten, muziek of
boeken.
Subjective elements of culture: alles wat je niet fysiek aan kunt raken: normen, waarden, geloof en visies op
de wereld:
VALUES
Hofstede onderzocht werk-gerelateerde values van IBM medewerkers in de jaren 70. Er zijn hieruit vier
dimensies om culturele patronen op het niveau van country te identificeren:
- Individualism/collectivism: mate waarin mensen van een samenleving afhankelijk zijn.
o Individualism: onafhankelijkheid, contact tussen mensen is losjes en individuele keuzes zijn
belangrijk.
o Collectivism: mensen zijn afhankelijk van elkaar als een groot geheel, mensen staan dicht bij
elkaar en mensen weten hun plek in de samenleving.
- Power distance: mate waarin mensen accepteren dat de macht oneerlijk is verdeeld. Bijvoorbeeld: er is
minder power distance in Nederland vergeleken met Japan.
- Masculinity/femininity: mate waarin de samenleving wordt gedreven door succes, geld en dingen (=
masculiniteit) of door zorgen voor elkaar en kwaliteit van leven (= femininity).
- Uncertainty avoidance: mate waarin groepen open staan zijn om onzekerheid te accepteren.
Na 2010 zijn er nog twee andere dimensies toegevoegd:
- Long-term/short-term orientation: de mate waarin een samenleving connecties naar het verleden
behoudt om te dealen met het heden en de toekomst.
o Long-term: mensen kijken vooral vooruit, ze vinden het belangrijk om te plannen voor de
toekomst, flexibel te zijn en soms iets op te geven (uitstellen van beloning) zodat het later beter
wordt. Ze zien de wereld als iets wat steeds verandert.
, o Short-term: mensen richten zich meer op het heden en verleden. Ze houden vast aan tradities
en vaste regels. Het verleden geeft richting aan wat goed of fout is. Ze zien de wereld als iets
dat niet veel verandert.
- Indulgence/restraint: mate waarin mensen voelen dat het goed is om vrij te zijn.
o Indulgence: het is goed om vrij te zijn, impulsen moeten gevolgd worden en goede dingen in
het leven moet van worden genoten.
o Restraint: mensen voelen dat het leven moeilijk is en dat opdrachten gevolgd moeten worden.
Kritiek op de dimensies van Hofstede
- Items die de dimensies meten hebben een lage face validity.
- Een klein deel van de verschillen tussen landen is maar toe te schrijven aan de dimensies.
- Er is geen hard bewijs dat Amerika individualistisch en Japan collectivistisch is.
- De dimensies long-term orientation en indulgence zijn moeilijk te begrijpen.
Vier kritische vragen van Minkov over het werk van Hofstede
- Zijn de IBM medewerkers wel representatief over hun cultuur.
- Zijn de dimensies repliceerbaar.
- Hebben de dimensies interne betrouwbaarheid.
- Kunnen de dimensies dingen voorspellen. Ze dimensies zijn op het niveau van een land gemaakt,
kunnen ze dan wel wat voorspellen over het gedrag van een individu. Dit heet ook wel de ecological
fallacy.
BELIEFS
Social axioms (Bond en Leung): overtuigingen over zelf, sociale en fysieke omgeving en de spirituele wereld.
Voorbeeld: good things come to good people. Er zijn twee sociale axiomen op cultureel level:
- Dynamic externality: geloof over externe krachten zoals het lot, een God en spiritualiteit. Culturen met
hoge dynamic externality zijn vaker collectivistisch, conservatief en hiërarchisch en hebben vaker minder
vrijheid. Voorbeeld: geloof in een religie helpt mensen de betekenis van het leven te begrijpen.
- Societal cynicism: pessimisme over de wereld. Cultuur met hoge societal cynicism denken dat ze
omringd zijn met negatieve uitkomsten die niet te omzeilen zijn. Voorbeeld: goedhartige mensen
overkomt meestal iets slechts.
NORMS
Normen (Gelfand) is de manier waarop we verwachtingen van anderen in onze cultuur weergeven.
- Tight: sterke normen en lage tolerantie voor deviant gedrag. Als er veel ecologische en historische
gevaren zijn zal een cultuur sneller tight zijn.
- Loose: zwakke normen en hoge tolerantie voor deviant gedrag. In deze culturen zijn er meer doden.
WORLDVIEWS
Attitudes, beliefd, normen en waarden zijn gerelateerd aan ons zelfconcept. In het werk van Markus en
Kitayama over independence en interdependence wordt het zelf gezien als de mediator van collectivistische of
individualistische culturen. Er zijn twee manieren waarop het zelf weergegeven kan worden:
- Independent: focus ligt op anders zijn dan andere mensen, anderen belangrijk maar maken geen deel
uit van jou. Typisch voor Westerse culturen.
- Interdependent: focus ligt op verbonden zijn met anderen, de manier waarop je jezelf identificeert
overlapt met anderen. Typisch voor Oosterse culturen.
Kritiek op Markus en Kitayama
- Er is weinig emprisch bewijs voor deze verschillen op nationaal niveau.
- Veel onderzoek legt de nadruk niet op het zelf als mediator.
- Deze concepten worden vaak als dichotoom gezien, maar kunnen ook dimensionaal gebruikt worden.
Enculturation: het leren van een cultuur. Er zijn 3 visies op de universitaliteit van psychologische processen:
- Absolutisme: alle psychologische processen zijn voor alle mensen hetzelfde, we zijn gewoon allemaal
zo geboren.
- Relativisme: niet alle onderliggende processen zijn hetzelfde, sommige hangen af van cultuur. Dit wordt
gebruikt tegen absolutisme.
- Universalisme: onderliggende processen zijn hetzelfde voor iedereen, het is alleen de expressie ervan
die verschillend is tussen mensen.
Manifest: observeerbaar gedrag.
Latent: onderliggende processen van gedrag.
Etics: aspecten van het leven die hetzelfde zijn in elke cultuur, of universele psychologische concepten.
Bijvoorbeeld: iedereen kan praten.
Emics: aspecten van het leven die verschillen per cultuur, of cultuur-specifieke concepten. Bijvoorbeeld: iedereen
kan praten, maar de taal verschilt per cultuur.
, WEIRD psychology
96% van alle samples waarmee psychologisch onderzoek mee wordt gedaan komt van WEIRD landen, uit
ongeveer 12% van de wereldwijde populatie. Henrich focusde op het feit dat veel psychologische processen als
universeel worden beschreven zonder bewijs. Er zijn 4 contrasten:
- Modern-industrialized – Small scale societies: mensen uit een moderne samenleving vallen sneller
voor de Müller-Lyer illusie dan mensen uit small scale societies.
- Western industrialized – Non-Western industrialized: mensen uit westerse culturen zijn meer
individualistisch en hebben een lagere mate van conformiteit.
- Americans – Other Westerners: VS gezien als het meest individualistische land ter wereld, hun succes
is in hun eigen bereik. Andere westerse landen hebben vaak het idee dat er ook nog andere externe
factoren invloed kunnen hebben op iemands succes.
- University educated USA – Non-university educated USA: mensen met een universitaire hebben een
grotere post-decisional spread (psychologisch fenomeen waarin we iets als aantrekkelijker gaan zien
nadat we het gekozen hebben).
College 2 – Methods and bias
Drie soorten studies in culturele psychologie
- Cross-cultural validation studies: de betrouwbaarheid en validiteit van een meetinstrument die is
gemaakt in een bepaalde cultuur wordt onderzocht in de context van een andere cultuur.
- Indigenous cultural studies: analyse van één bepaalde cultuur.
- Cross-cultural comparison studies: psychologische constructen worden over verschillende culturen
vergeleken. Deze soort studie kan naar verschillende aspecten kijken:
o Exploratory testing: zijn er uberhaupt culturele verschillen of overeenkomsten.
Sterkte: brede blik.
Zwakte: niet duidelijk wat de oorzaak van een verschil is.
o Hypothesis testing: waarom bestaan er culturele verschillen, er is een hypothese.
o Presence/absence of contextual factors: contextuele factoren zijn variabelen die cross-
culturele verschillen kunnen verklaren. Dus: kijken of er variabelen zijn die verschillen kunnen
verklaren.
o Structure oriented: constructen, metingen of relaties met andere constructen vergelijken over
verschillende culturen.
o Level oriented: vergelijken van gemiddelde scores tussen culturen.
Verschillende niveau’s van onderzoek
- Individual measurement level: data van individuen.
- Ecological measurement level: data van culturen of groepen.
- Multilevel studies: data van verschillende levels samen.
Het is belangrijk om verschillende niveau’s van onderzoek te hebben omdat je niet uit kan gaan van
isomorphism: relatie of associatie tussen twee variabelen is hetzelfde op elk niveau. Dit hangt samen met
Simpsons Paradox: er is een relatie op één niveau die niet merkbaar is op een ander niveau.
Gevaren tijdens conclusies trekken
- Ecological fallacy: data van het niveau van een land wordt gebruikt om uitspraken te doen over
individuen uit dat land. Voorbeeld: niet iedereen uit een collectivistisch land is collectivistisch.
- Dichotomies: denken in categorieën i.p.v. dimensies, het is niet individualistisch of collectivistisch maar
er kan ook een mix zijn.
- Cultural essentialism: cultuur is een centraal aspect van iemands persoonlijkheid en bepaalt wie ze
zijn. Oftewel: mensen met een andere cultuur zijn hele andere mensen dan jijzelf.
Designen van cross-cultureel onderzoek
Een probleem waar veel onderzoekers mee te maken krijgen is de vraag of sommige verschillen wel door
verschillen in cultuur komen. Daarom moeten ze letten op de volgende dingen:
- Conceptualization: variabelen een duidelijke definitie geven: wat is cultuur.
- Level of analysis: op welk niveau wil je data verzamelen.
Linkage studies: studies die een link onderzoeken tussen psychologische en culturele variabelen.
- Unpacking studies: algemene en niet-specifieke concepten worden vertaald in specifieke en meetbare
constructen (context variables) en hoe ze aan culturele verschillen bijdragen kan worden onderzocht.
Dus: de context variabelen operationaliseren culturele constructen.
Poortinga (2016): ziet cultuur als een ui die gepeld moet worden, hij ziet cultuur als een
plaatshouder voor dingen die we nog niet weten.
Voorbeelden van context variabelen:
Persoonlijkheid: bepaalde mate van een persoonlijkheid in een cultuur.
Culturele rituelen: manier van opvoeden.