Deel 1: inleiding tot het immuunsysteem......................................................................3
Hoofdstuk 1: Het niet-specifieke of aangeboren immuunsysteem.............................3
Hoofdstuk 2: Het verworven, adaptieve of specifieke immuunsysteem....................6
2.1 De start van het specifiek immuunsysteem......................................................6
2.2 Humorale immuunrespons................................................................................6
2.3 De cellulaire immuunrespons............................................................................7
2.4 Kenmerken van de specifieke immuunrespons.................................................7
Hoofdstuk 3: immuunrespons met niet-specifieke en specifieke componenten........8
Deel 2: Het niet specifieke immuunsysteem meer in detail..........................................9
Hoofdstuk 4: De onmiddelijke en vroeg-geïnduceerde respons.................................9
4.1 Het complementsysteem..................................................................................9
4.2 Cellulaire respons............................................................................................14
Hoofdstuk 5: De rol van cytokines en signaalmolecules..........................................17
5.1 Wat zijn cytokines...........................................................................................17
5.2 Enkele belangrijke cytokines in niet-specifiek immuunsysteem.....................17
5.3 Signaaloverdracht via binding van cytokine op zijn receptor.........................18
5.4 Groeifactoren zorgen voor de aanmaak van meer WBC tijdens acute infectie
...............................................................................................................................19
Hoofdstuk 6: stamcellen...........................................................................................23
6.1 Wat zijn stamcellen.........................................................................................23
6.2 Pluripotente embryonale stamcellen...............................................................23
6.3 Adulte of somatische stamcellen.....................................................................25
6.4 Geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPS)...................................................25
DEEL 3: Antigeenpresentatie als start van het specifieke immuunsysteem...............26
Hoofdstuk 7: Major Histo-compatibiliteitscomplex MHC...........................................27
7.1 De moleculaire structuur van MHC-complexen...............................................28
7.2 Functie van MHC moleculen............................................................................28
7.3 Genetische organisatie van het MHC (HLA)....................................................30
DEEL 4: De lymfocyten en hun rol in het specifiek immuunsysteem..........................31
Hoofdstuk 8 Ontwikkeling van de lymfocyten..........................................................32
Hoofdstuk 9: T-lymfocyten........................................................................................32
9.1 Verschillende soorten T-lymfocyten................................................................32
9.2 Antigeenherkenning via de TCR......................................................................33
9.3 Ontwikkeling van de T-lymfocyt en de rol van de thymus..............................34
9.4 Moleculaire mechanismen van T-celactivatie.................................................36
9.5 B-lymfocyten.......................................................................................................40
1
, Hoofdstuk 10 Cellulaire assays – testen van immuunrespons.................................45
10.1 Proliferatie assay...........................................................................................45
10.2 Enzyme Linked ImmunoSpot (ELISpot).........................................................46
DEEL 5: gebruik van immuunproducten en het sturen van immuunrespons..............48
Hoofdstuk 11: Actieve en passieve immunisatie......................................................48
11.1 Passieve immunotherapie.............................................................................48
11.2 Actieve immunisatie (vaccinatie)..................................................................49
Hoofdstuk 12: Monoklonale antilichamen: een sleuteltechniek...............................51
12.1 inleiding.........................................................................................................51
12.2 Productie van monoklonale antilichamen.....................................................51
12.3 Voordelen......................................................................................................52
12.4 Nadelen.........................................................................................................52
DEEL 6: Afwijkende reacties van het immuunsysteem................................................53
Hoofdstuk 13: Allergieën of overgevoeligheidsreacties...........................................53
Hoofdstuk 14: Auto-immuunziekten.........................................................................55
14.1 Inleiding.........................................................................................................55
14.2 Mechanismen van auto-immuunreacties......................................................55
14.3 Mechanismen van weefselbeschadiging.......................................................56
14.4 Voorbeelden van auto-immuunziekten.........................................................57
2
,Deel 1: inleiding tot het immuunsysteem
- immuunsysteem onderscheid tussen gevaarlijke en ongevaarlijke stoffen!
vernietiging van tumorcellen of geïnfecteerde cellen nodig
directe aanvallen op lichaamseigen cellen ongewenst
onderscheid tussen lichaamseigen materiaal (self) en vreemd materiaal
(non self)
- tolerantie Alle processen die voorkomen dat immuunsysteem schadelijke
autoreactiviteit ontwikkelt
- Bescherming tegen ziekteverwekkers
Lichaamseigen ⭤ lichaamsvreemd (TOLERANTIE)
Gevaarlijk ⭤ ongevaarlijk (DANGER)
- verschillende immuun responsen onder twee categorieën:
aangeboren of niet-specifieke
reageert algemeen op lichaamsvreemde stoffen die als
gevaarlijk worden aanzien
aangeboren respons verandert niet bij herhaalde infectie
verworven, adaptieve of specifieke immuun responsen
zeer specifiek aan een bepaald pathogeen is aangepast
verworven respons bij elke nieuwe ontmoeting met hetzelfde
pathogeen steeds doeltreffender
- immuun respons vooral veroorzaakt door leukocyten of witte bloedcellen en
signaalmoleculen die zij uitscheiden verschillende soorten leukocyten
fagocyten aangeboren immuunsysteem
herkennen op niet-specifieke manier microbiële producten die ze
vervolgens opnemen en afbreken
Lymfocyten verworven immuunsysteem
specifieke herkenning van pathogenen
Hoofdstuk 1: Het niet-specifieke of aangeboren immuunsysteem
3
, - aangeboren afweermechanismen natuurlijke
afweer tegen elke stof die lichaam wil
binnendringen onderscheid tussen mechanische,
chemische, microbiologische en cellulaire
componenten van het niet-specifiek
immuunsysteem
- mechanische componenten van niet-specifiek
immuunsysteem
huid en mucosa fysische barrière voor potentiële pathogenen
slijmlaag op mucosa vangt microbiële en vreemde partikelsvia
hoesten, niezen en trilhaarbewegingen verwijderd
belang mechanische componenten vb. groot infectiegevaar bij
brandwonden
- Chemische componenten:
Lysozyme in lichaamsvochten (tranen, neussecreet, speeksel,…) anti-
bacterieel
Vernietigd bacteriele celwand
Zure laag van de huid (melkzuur en vetzuren geproduceerd door
talgklieren) anti-bacterieel
Beperkt groei van bacteriën
Zuur maagsap bacteriedodend
Acute fase eiwitten belangrijkste en snelste: CRP = C reactive
protein
belangrijkste acute fase eiwitten tabel
Cytokines uitgestuurd bij ontsteking Lever maakt acute
fase eiwitten
positieve acute-fase eiwitten (concentratiestijging bij een
ontsteking) CPR
negatieve acute-fase eiwitten (concentratiedaling bij een
ontsteking)
door lever afgescheiden bij ontstekingen herkent moleculaire
groepen die op oppervlak van variëteit aan schimmels en
bacteriën terugvindt
CRP binden op fosfocholine op oppervlak pathogenengemerkt
andere componenten van immuunsysteem geactiveerd
pathogenen kunnen vernietigen
(opsonisatie)
Complement: zie later
Interferon (IFN): bescherming virale infectie
Eiwit geproduceerd door viraal
geïnfecteerde cellen beschermt
omliggende
- microbiologische componenten:
commensale darmflora: beschermend tegen
potentiële pathogenen
4