Samenvatting Forensische linguïstiek
Week 1 – Introductie
Hoorcollege 1
Wat is forensische linguïstiek?
Forum= plaats waar recht wordt gesproken
Forensisch= gerechtelijk
De wetenschap die zich met taal bezighoudt= taalrecht.
Deelgebieden
1. Juridisch taalgebruik
Hoe begrijpelijk is de taal van juridische documenten?
Hoe verhoudt de taal van politie en justitie tot de taal van leken deelnemers?
2. Taal in de rechtshang
Hoe verhoudt een PV zich tot het politieverhoor zelf?
Hoe wordt het PV in de rechtbank gebruikt?
3. Taal als bewijs
Wie heeft een bepaalde tekst (niet) geschreven?
Is dit een oorspronkelijke tekst of is de tekst geplagieerd en waar ligt de grens?
Wat is het doel van forensische taalkunde?
1. Vergroten fundamentele kennis taalwetenschap: processen/taalgebruik in het rechtssysteem beter begrijpen en
beschrijven.
2. Inzicht bieden/scholing (rechters, advocaten, politie)
3. Bijdrage leveren aan de bewijsvoering van een zaak (n.a.v. adviesrapport).
Wat is taal, taalkunde
Niveau Bestudeert Eenheid
Fonetiek Productie en perceptie van Klanken
spraakklanken
Fonologie Klanksysteem van een taal: Combinaties van
uitspraakregel klanken
Morfologie Woordvorming; Woorden
grammaticale/spellingsregels
Lexicologie Woordkeuze (Combinaties van)
woorden
Syntaxis Zinsbouw grammaticale regels Zinnen, zinsdelen
Discourse Taal in context Overkoepelend
(tekst/gesprek als
geheel)
Productie en perceptie spraakklanken
De manier waarop iemand spreekt, kan veel vooroordelen met zich meenemen. Inschatting waar de persoon
woont, hoe slim hij is etc.
o Segmenteel niveau: spraakklanken
Klinkers
Medeklinkers
o Suprasegmenteel niveau
Intonatie
Toonhoogte
Beklemtoning
Forensisch spraakonderzoek
Forensische transcripties
Forensische spreker vergelijking
Morfologie: woordvorming
Regels bij woordvorming: boom + MV (-en) bomen
Lexicologie: woordkeuze
Welke woorden gebruikt een auteur/spreker? = exacte woorden, woordgroepen, soort woorden (moeilijk,
straattaal, Engels).
Syntaxis: zinsbouw
Congruentie (de data is, de data zijn)
Woordvolgorde (vanavond zie ik je, ik zie je vanavond)
, Weglating (heb zin in morgen, ik heb zin in morgen)
Complexiteit
Discourse: taal in context
Wat doet een auteur of spreker met de taalkundige uiting?
Wat bedoelt de spreker?
Juridisch taalgebruik herkennen:
Fonetiek (klank, accent)
Lexicaal (woordkeuze)
Syntax (zinsstructuur)
Samen vormen ze een herkenbaar genre.
Dagvaarding, genre herkenbaar vooral op het niveau van woordkeuze en syntax.
Corpus= verzameling teksten
Corpus onderzoek: vergelijken van frequentielijsten van bepaalde woorden in verschillende corpora.
Door te kijken of, hoe vaak en hoe bepaalde woorden gebruikt worden geeft inzicht in of ze juridisch zijn en of ze
wellicht specifieke juridische betekenis hebben.
De analyse van merknamen
Kun je taal bezitten.
MCdonals MCSleep, morfeem voorbeeld. MCjobs= in woordenboek
Werkgroep 1
1. Wat zijn trademarks zoals beschreven door Ron Butters? Omschrijf, in het Nederlands, in je eigen woorden en geef
een aantal voorbeelden van verschillende typen trademarks.
=
Een trademark (handelsmerk) is volgens Butters taal die als eigendom kan worden beschouwd. Het gaat om woorden,
namen, symbolen of combinaties daarvan die dienen om de herkomst van een product of dienst te identificeren en te
onderscheiden van die van anderen.
Voorbeelden van verschillende typen trademarks:
Generieke woorden: gewone soortnamen, zoals milk voor melk (niet beschermbaar).
Beschrijvende woorden: direct beschrijvend, zoals Sharp voor messen. Bescherming alleen bij secondary
meaning.
Suggestieve woorden: oproepen van associaties, zoals Jaguar voor een auto (snelheid).
Arbitraire woorden: bestaande woorden met nieuwe toepassing, zoals Apple voor computers.
Fantasienamen: volledig nieuwe, verzonnen woorden, zoals Kodak of Xerox.
2. Wat zijn de vier soorten trademark zaken waarbij forensisch taalkundigen advies geven en voor welke twee
worden forensisch taalkundigen het vaakst ingeschakeld?
= Volgens Butters zijn er vier soorten trademarkzaken waarin taalkundigen een rol spelen:
1. Distinctiveness / sterkte van een merknaam – is de naam generiek, beschrijvend, suggestief, arbitrair of
fantasievol?
2. Likelihood of confusion – kan het publiek twee merknamen verwarren?
3. Dilution – verzwakt een nieuw merk de waarde of uniciteit van een bekend merk?
4. Genericide – wordt een merknaam zo algemeen gebruikt dat het een soortnaam wordt (bv. Aspirin, Thermos)?
Meest voorkomende inzet:
Likelihood of confusion
Distinctiveness
3. Likelyhood of confusion gaat over de vergelijkbaarheid van twee merknamen en het oudere merk kan het
nieuwere merk daarvoor aanklagen. Vergelijkbaarheid, zegt Butterm kan zich uiten in: sight, sound, meaning en
similarity of use. Bespreek de eerste 3 vormen van vergelijkbaarheid: waar let een talkundige op bij sight, sound
en meaning?
= Bij “likelihood of confusion” wordt gekeken of een nieuwe merknaam te veel lijkt op een oudere, waardoor consumenten
in verwarring kunnen raken. Butters noemt hierbij vier criteria, waarvan de eerste drie taalkundigen vaak analyseren:
Sight (visueel):
o Hoe ziet de naam eruit qua spelling en vorm?
o Wordt er gebruikgemaakt van dezelfde letters, letterpatronen of morfemen (McSleep ↔ McDonald’s)?
Sound (auditief):
o Hoe klinkt de naam wanneer uitgesproken?
, o Wordt de klemtoon, klankstructuur of ritme herkend als gelijkend?
o Voorbeeld: Nike en Nykee klinken hetzelfde.
Meaning (semantisch):
o Welke betekenis of associatie roept de naam op?
o Heeft het nieuwe merk een gelijke of verwante betekenis (bv. Jaguar ↔ Cheetah voor auto’s → beide
snelle dieren)?
4. Hoe analyseren taalkundigen de sterkte/zwakte van een merknaam?
= Trademarks are evaluated on a scale from weakest to strongest:
1. Generic – common names for a type of product (car, theme park, drug store). Never protectable.
2. Descriptive – directly describe a product or feature (Ham & Eggs for a restaurant, CarMax). Protectable only
with secondary meaning.
3. Suggestive – indirectly allude to qualities, requiring imagination (Beanie Baby, Caterpillar, Vikings). Strong,
protectable.
4. Arbitrary – existing words unrelated to the product (Apple for computers). Strong.
5. Fanciful – invented words (Kodak, Verizon). Strongest.
Butters, R. R. (2021) “Trademarks: Language that One Owns” (in Coulthard & Johnson, The Routledge Handbook of
Forensic Linguistics, hoofdstuk 23)
1. Inleiding tot trademark linguistics
Trademark linguistics is een onderdeel van forensische taalkunde dat zich richt op merkrechtzaken.
Linguïsten geven vaak getuigenissen bij rechtszaken over handelsmerken in de VS, Canada, Australië, Chili, Zuid-
Afrika en recentelijk het VK.
Historisch: vroege taalkundige consultaties in de VS door Raven McDavid, Frederic Cassidy, Allen Walker Read en
Jess Stein. Tegenwoordig is er een groeiende groep experts en academische literatuur over dit onderwerp.
2. Wat zijn trademarks (handelsmerken)?
Een handelsmerk (trademark) is een symbolisch of taalkundig eigendom van een individu of bedrijf dat een
product of dienst onderscheidt van anderen.
Kan bestaan uit: woorden/frasen (Apple, Mac), logo’s, slogans (“Think different”), en domeinnamen (apple.com).
In de VS: ® voor geregistreerde merken, TM voor niet-geregistreerde merken.
Verschil tussen trademark en copyright: trademarks identificeren producten/diensten; copyrights beschermen
creatieve werken.
3. Rol van forensische linguïsten
Linguïstische expertise kan relevant zijn op het gebied van: fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek, pragmatiek
en semiotiek.
Vaak betrokken bij:
1. Expert reports (initieel, rebuttal, counter-rebuttal)
2. Deposities (onder ede)
3. Testimonies bij rechtzaken (bench trials of summary judgment)
Belangrijke onderwerpen:
1. Likelihood of confusion (verwarringsgevaar)
2. Strength of the mark (sterkte van het merk)
Minder vaak: propriety van een merk of dilution (verwatering van een bekend merk).
4. Likelihood of confusion
Onderverdeeld in vier categorieën: sight, sound, meaning, use.
Case study: Circuit City vs. CAR-X
o Sight: verschillen in typografie, kleur en logo-design; beginselen en eindes van woorden zijn
psychologisch belangrijk.
o Sound: CarMax [kɑrmæks] vs CAR-X [kɑrɛks]; 67–77% fonemen overlappen, maar verschillen zijn
significant.
o Meaning: CarMax = “beste, moderne autoverkoop”; CAR-X = “autoreparatie als apotheek” (Rx).
Conclusie: ondanks overeenkomsten in beginletters en woorden, was verwarring beperkt; CarMax mocht het merk
behouden.
5. Strength of the mark
Continuüm: Generic → Descriptive → Suggestive → Fanciful → Arbitrary.
o Generic: gewone woorden, kunnen geen merk zijn (bv. aspirin).
o Descriptive: beschrijven producteigenschap, vereist secondary meaning.
o Suggestive: roepen associaties op (bv. CarMax).
o Fanciful: volledig verzonnen (bv. Kodak).
o Arbitrary: bestaande woorden zonder relatie tot product (bv. Apple).
Case study: Steak n Shake vs. Burger King
, o “Steakburger” werd vastgesteld als generic; eerdere claim van exclusief gebruik door Steak n Shake
faalde.
6. Genericide
Sommige merken verliezen door veelvuldig gebruik hun bescherming (bv. aspirine, escalator, Xerox in algemeen
gebruik).
Forensische linguïsten analyseren of het verlies echt is of slechts synecdochisch gebruik.
7. Ethische overwegingen en maatschappelijke functie van trademarks
Handelsmerken beschermen consumenten en eerlijke bedrijven tegen misleiding en slechte kwaliteit.
Tegelijkertijd kunnen sterke merken censuur-effecten hebben: dreiging van rechtszaken kan lexicografen,
journalisten of kleine bedrijven beperken in taalgebruik.
Casestudies:
o Microsoft vs. Mike Rowe (domeinnaam)
o McDonald’s vs. McJob (lexicografische definitie)
o Star Wars vs. kritische overheidscampagne
Forensische linguïsten moeten feitelijke linguïstische gegevens leveren zonder juridische beslissingen te nemen; ze
kunnen ook ethische keuzes maken om bepaalde zaken te vermijden.
Coulthard, M., Johnson, A., & Wright (2017). An Introduction to Forensic Linguistics. Oxon: Routledge (Deze editie is als e-
boek/pdf te downloaden via de VU bibliotheek). Hoofdstuk 1, 3, 6 (pp 103-112 (tot pragmatic meaning)
Taal is zelf bewijs — woorden, stemmen, accenten en schrijfstijl kunnen juridisch relevant zijn.
Hoofdstuk 1 laat zien dat forensische taalkunde niet alleen over “taal als communicatie” gaat, maar ook over taal als
bewijsmateriaal, met reële gevolgen voor rechtspraak, identiteit, eigendom en waarheid.
Is legal language complex and opaque?
Ja, maar met reden. De complexiteit van juridisch taalgebruik komt voort uit geschiedenis én functie. Wat juristen doen met
taal (wetten opstellen, interpretaties geven, uitspraken formuleren) beïnvloedt woordkeuze, zinsbouw en interpunctie —
wat leidt tot een eigen juridisch register.
Een belangrijk thema is betekenis en interpretatie:
Woorden als and en or kunnen binnen wetgeving niet altijd letterlijk gelezen worden.
→ In het voorbeeld van de Californische insanity defense moest and worden gelezen als or om de bedoelde wetstoepassing
mogelijk te maken.
→ Dit toont dat juridische betekenis vaak afhangt van interpretatieve regels, niet van de gewone grammatica.
Er bestaat een blijvende spanning tussen:
Nauwkeurigheid en inclusiviteit (de nood aan precisie)
Begrijpelijkheid en toegankelijkheid (de wens tot duidelijkheid)
De Plain English-beweging wil wetten vereenvoudigen, maar onderzoekers zoals Gibbons en Davies waarschuwen dat dit
vaak leidt tot verlies van juridische inhoud. Zoals Crystal (2003) stelt, moet juridische taal tegelijk algemeen én
specifiek, stabiel én flexibel zijn — een unieke taalkundige uitdaging.
Forensische taalkunde in de rechtspraktijk
De afgelopen dertig jaar zijn linguïsten steeds vaker ingeschakeld door rechtbanken om bewijs te analyseren en complexe
taalproblemen op te lossen. Hun toolkit omvat fonetische, morfologische, syntactische, lexicale, discursieve, tekstuele en
pragmatische methoden, die per zaak verschillen.
1. Morfologische betekenis en fonetische gelijkenis
Voorbeelden uit merkrechtzaken tonen hoe morfemen zoals het McDonald’s-‘Mc’ juridisch relevant kunnen zijn.
McDonald’s claimde eigendom van het ‘Mc’-voorvoegsel, terwijl linguïsten aantoonden dat dit al generiek in
gebruik was.
Fonetische gelijkenis kan leiden tot verwarring tussen merknamen (bijv. Dove vs. Dave, WMEE vs. WMCZ).
In internationale contexten kan taalverschil invloed hebben op verwarring: in Japan leidde het verschil tussen
Engelse en Japanse lexicale structuren tot het verlies van een merkrechtzaak.
2. Syntactische complexiteit
Linguïsten kunnen aantonen dat slecht gestructureerde juridische of administratieve teksten moeilijk te begrijpen
zijn, zoals bij brieven over uitkeringen.
Soms weigeren rechtbanken experts op het gebied van syntaxis, omdat zij betekenis zien als een juridische, niet
linguïstische kwestie.
3. Lexico-grammaticale ambiguïteit
Week 1 – Introductie
Hoorcollege 1
Wat is forensische linguïstiek?
Forum= plaats waar recht wordt gesproken
Forensisch= gerechtelijk
De wetenschap die zich met taal bezighoudt= taalrecht.
Deelgebieden
1. Juridisch taalgebruik
Hoe begrijpelijk is de taal van juridische documenten?
Hoe verhoudt de taal van politie en justitie tot de taal van leken deelnemers?
2. Taal in de rechtshang
Hoe verhoudt een PV zich tot het politieverhoor zelf?
Hoe wordt het PV in de rechtbank gebruikt?
3. Taal als bewijs
Wie heeft een bepaalde tekst (niet) geschreven?
Is dit een oorspronkelijke tekst of is de tekst geplagieerd en waar ligt de grens?
Wat is het doel van forensische taalkunde?
1. Vergroten fundamentele kennis taalwetenschap: processen/taalgebruik in het rechtssysteem beter begrijpen en
beschrijven.
2. Inzicht bieden/scholing (rechters, advocaten, politie)
3. Bijdrage leveren aan de bewijsvoering van een zaak (n.a.v. adviesrapport).
Wat is taal, taalkunde
Niveau Bestudeert Eenheid
Fonetiek Productie en perceptie van Klanken
spraakklanken
Fonologie Klanksysteem van een taal: Combinaties van
uitspraakregel klanken
Morfologie Woordvorming; Woorden
grammaticale/spellingsregels
Lexicologie Woordkeuze (Combinaties van)
woorden
Syntaxis Zinsbouw grammaticale regels Zinnen, zinsdelen
Discourse Taal in context Overkoepelend
(tekst/gesprek als
geheel)
Productie en perceptie spraakklanken
De manier waarop iemand spreekt, kan veel vooroordelen met zich meenemen. Inschatting waar de persoon
woont, hoe slim hij is etc.
o Segmenteel niveau: spraakklanken
Klinkers
Medeklinkers
o Suprasegmenteel niveau
Intonatie
Toonhoogte
Beklemtoning
Forensisch spraakonderzoek
Forensische transcripties
Forensische spreker vergelijking
Morfologie: woordvorming
Regels bij woordvorming: boom + MV (-en) bomen
Lexicologie: woordkeuze
Welke woorden gebruikt een auteur/spreker? = exacte woorden, woordgroepen, soort woorden (moeilijk,
straattaal, Engels).
Syntaxis: zinsbouw
Congruentie (de data is, de data zijn)
Woordvolgorde (vanavond zie ik je, ik zie je vanavond)
, Weglating (heb zin in morgen, ik heb zin in morgen)
Complexiteit
Discourse: taal in context
Wat doet een auteur of spreker met de taalkundige uiting?
Wat bedoelt de spreker?
Juridisch taalgebruik herkennen:
Fonetiek (klank, accent)
Lexicaal (woordkeuze)
Syntax (zinsstructuur)
Samen vormen ze een herkenbaar genre.
Dagvaarding, genre herkenbaar vooral op het niveau van woordkeuze en syntax.
Corpus= verzameling teksten
Corpus onderzoek: vergelijken van frequentielijsten van bepaalde woorden in verschillende corpora.
Door te kijken of, hoe vaak en hoe bepaalde woorden gebruikt worden geeft inzicht in of ze juridisch zijn en of ze
wellicht specifieke juridische betekenis hebben.
De analyse van merknamen
Kun je taal bezitten.
MCdonals MCSleep, morfeem voorbeeld. MCjobs= in woordenboek
Werkgroep 1
1. Wat zijn trademarks zoals beschreven door Ron Butters? Omschrijf, in het Nederlands, in je eigen woorden en geef
een aantal voorbeelden van verschillende typen trademarks.
=
Een trademark (handelsmerk) is volgens Butters taal die als eigendom kan worden beschouwd. Het gaat om woorden,
namen, symbolen of combinaties daarvan die dienen om de herkomst van een product of dienst te identificeren en te
onderscheiden van die van anderen.
Voorbeelden van verschillende typen trademarks:
Generieke woorden: gewone soortnamen, zoals milk voor melk (niet beschermbaar).
Beschrijvende woorden: direct beschrijvend, zoals Sharp voor messen. Bescherming alleen bij secondary
meaning.
Suggestieve woorden: oproepen van associaties, zoals Jaguar voor een auto (snelheid).
Arbitraire woorden: bestaande woorden met nieuwe toepassing, zoals Apple voor computers.
Fantasienamen: volledig nieuwe, verzonnen woorden, zoals Kodak of Xerox.
2. Wat zijn de vier soorten trademark zaken waarbij forensisch taalkundigen advies geven en voor welke twee
worden forensisch taalkundigen het vaakst ingeschakeld?
= Volgens Butters zijn er vier soorten trademarkzaken waarin taalkundigen een rol spelen:
1. Distinctiveness / sterkte van een merknaam – is de naam generiek, beschrijvend, suggestief, arbitrair of
fantasievol?
2. Likelihood of confusion – kan het publiek twee merknamen verwarren?
3. Dilution – verzwakt een nieuw merk de waarde of uniciteit van een bekend merk?
4. Genericide – wordt een merknaam zo algemeen gebruikt dat het een soortnaam wordt (bv. Aspirin, Thermos)?
Meest voorkomende inzet:
Likelihood of confusion
Distinctiveness
3. Likelyhood of confusion gaat over de vergelijkbaarheid van twee merknamen en het oudere merk kan het
nieuwere merk daarvoor aanklagen. Vergelijkbaarheid, zegt Butterm kan zich uiten in: sight, sound, meaning en
similarity of use. Bespreek de eerste 3 vormen van vergelijkbaarheid: waar let een talkundige op bij sight, sound
en meaning?
= Bij “likelihood of confusion” wordt gekeken of een nieuwe merknaam te veel lijkt op een oudere, waardoor consumenten
in verwarring kunnen raken. Butters noemt hierbij vier criteria, waarvan de eerste drie taalkundigen vaak analyseren:
Sight (visueel):
o Hoe ziet de naam eruit qua spelling en vorm?
o Wordt er gebruikgemaakt van dezelfde letters, letterpatronen of morfemen (McSleep ↔ McDonald’s)?
Sound (auditief):
o Hoe klinkt de naam wanneer uitgesproken?
, o Wordt de klemtoon, klankstructuur of ritme herkend als gelijkend?
o Voorbeeld: Nike en Nykee klinken hetzelfde.
Meaning (semantisch):
o Welke betekenis of associatie roept de naam op?
o Heeft het nieuwe merk een gelijke of verwante betekenis (bv. Jaguar ↔ Cheetah voor auto’s → beide
snelle dieren)?
4. Hoe analyseren taalkundigen de sterkte/zwakte van een merknaam?
= Trademarks are evaluated on a scale from weakest to strongest:
1. Generic – common names for a type of product (car, theme park, drug store). Never protectable.
2. Descriptive – directly describe a product or feature (Ham & Eggs for a restaurant, CarMax). Protectable only
with secondary meaning.
3. Suggestive – indirectly allude to qualities, requiring imagination (Beanie Baby, Caterpillar, Vikings). Strong,
protectable.
4. Arbitrary – existing words unrelated to the product (Apple for computers). Strong.
5. Fanciful – invented words (Kodak, Verizon). Strongest.
Butters, R. R. (2021) “Trademarks: Language that One Owns” (in Coulthard & Johnson, The Routledge Handbook of
Forensic Linguistics, hoofdstuk 23)
1. Inleiding tot trademark linguistics
Trademark linguistics is een onderdeel van forensische taalkunde dat zich richt op merkrechtzaken.
Linguïsten geven vaak getuigenissen bij rechtszaken over handelsmerken in de VS, Canada, Australië, Chili, Zuid-
Afrika en recentelijk het VK.
Historisch: vroege taalkundige consultaties in de VS door Raven McDavid, Frederic Cassidy, Allen Walker Read en
Jess Stein. Tegenwoordig is er een groeiende groep experts en academische literatuur over dit onderwerp.
2. Wat zijn trademarks (handelsmerken)?
Een handelsmerk (trademark) is een symbolisch of taalkundig eigendom van een individu of bedrijf dat een
product of dienst onderscheidt van anderen.
Kan bestaan uit: woorden/frasen (Apple, Mac), logo’s, slogans (“Think different”), en domeinnamen (apple.com).
In de VS: ® voor geregistreerde merken, TM voor niet-geregistreerde merken.
Verschil tussen trademark en copyright: trademarks identificeren producten/diensten; copyrights beschermen
creatieve werken.
3. Rol van forensische linguïsten
Linguïstische expertise kan relevant zijn op het gebied van: fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek, pragmatiek
en semiotiek.
Vaak betrokken bij:
1. Expert reports (initieel, rebuttal, counter-rebuttal)
2. Deposities (onder ede)
3. Testimonies bij rechtzaken (bench trials of summary judgment)
Belangrijke onderwerpen:
1. Likelihood of confusion (verwarringsgevaar)
2. Strength of the mark (sterkte van het merk)
Minder vaak: propriety van een merk of dilution (verwatering van een bekend merk).
4. Likelihood of confusion
Onderverdeeld in vier categorieën: sight, sound, meaning, use.
Case study: Circuit City vs. CAR-X
o Sight: verschillen in typografie, kleur en logo-design; beginselen en eindes van woorden zijn
psychologisch belangrijk.
o Sound: CarMax [kɑrmæks] vs CAR-X [kɑrɛks]; 67–77% fonemen overlappen, maar verschillen zijn
significant.
o Meaning: CarMax = “beste, moderne autoverkoop”; CAR-X = “autoreparatie als apotheek” (Rx).
Conclusie: ondanks overeenkomsten in beginletters en woorden, was verwarring beperkt; CarMax mocht het merk
behouden.
5. Strength of the mark
Continuüm: Generic → Descriptive → Suggestive → Fanciful → Arbitrary.
o Generic: gewone woorden, kunnen geen merk zijn (bv. aspirin).
o Descriptive: beschrijven producteigenschap, vereist secondary meaning.
o Suggestive: roepen associaties op (bv. CarMax).
o Fanciful: volledig verzonnen (bv. Kodak).
o Arbitrary: bestaande woorden zonder relatie tot product (bv. Apple).
Case study: Steak n Shake vs. Burger King
, o “Steakburger” werd vastgesteld als generic; eerdere claim van exclusief gebruik door Steak n Shake
faalde.
6. Genericide
Sommige merken verliezen door veelvuldig gebruik hun bescherming (bv. aspirine, escalator, Xerox in algemeen
gebruik).
Forensische linguïsten analyseren of het verlies echt is of slechts synecdochisch gebruik.
7. Ethische overwegingen en maatschappelijke functie van trademarks
Handelsmerken beschermen consumenten en eerlijke bedrijven tegen misleiding en slechte kwaliteit.
Tegelijkertijd kunnen sterke merken censuur-effecten hebben: dreiging van rechtszaken kan lexicografen,
journalisten of kleine bedrijven beperken in taalgebruik.
Casestudies:
o Microsoft vs. Mike Rowe (domeinnaam)
o McDonald’s vs. McJob (lexicografische definitie)
o Star Wars vs. kritische overheidscampagne
Forensische linguïsten moeten feitelijke linguïstische gegevens leveren zonder juridische beslissingen te nemen; ze
kunnen ook ethische keuzes maken om bepaalde zaken te vermijden.
Coulthard, M., Johnson, A., & Wright (2017). An Introduction to Forensic Linguistics. Oxon: Routledge (Deze editie is als e-
boek/pdf te downloaden via de VU bibliotheek). Hoofdstuk 1, 3, 6 (pp 103-112 (tot pragmatic meaning)
Taal is zelf bewijs — woorden, stemmen, accenten en schrijfstijl kunnen juridisch relevant zijn.
Hoofdstuk 1 laat zien dat forensische taalkunde niet alleen over “taal als communicatie” gaat, maar ook over taal als
bewijsmateriaal, met reële gevolgen voor rechtspraak, identiteit, eigendom en waarheid.
Is legal language complex and opaque?
Ja, maar met reden. De complexiteit van juridisch taalgebruik komt voort uit geschiedenis én functie. Wat juristen doen met
taal (wetten opstellen, interpretaties geven, uitspraken formuleren) beïnvloedt woordkeuze, zinsbouw en interpunctie —
wat leidt tot een eigen juridisch register.
Een belangrijk thema is betekenis en interpretatie:
Woorden als and en or kunnen binnen wetgeving niet altijd letterlijk gelezen worden.
→ In het voorbeeld van de Californische insanity defense moest and worden gelezen als or om de bedoelde wetstoepassing
mogelijk te maken.
→ Dit toont dat juridische betekenis vaak afhangt van interpretatieve regels, niet van de gewone grammatica.
Er bestaat een blijvende spanning tussen:
Nauwkeurigheid en inclusiviteit (de nood aan precisie)
Begrijpelijkheid en toegankelijkheid (de wens tot duidelijkheid)
De Plain English-beweging wil wetten vereenvoudigen, maar onderzoekers zoals Gibbons en Davies waarschuwen dat dit
vaak leidt tot verlies van juridische inhoud. Zoals Crystal (2003) stelt, moet juridische taal tegelijk algemeen én
specifiek, stabiel én flexibel zijn — een unieke taalkundige uitdaging.
Forensische taalkunde in de rechtspraktijk
De afgelopen dertig jaar zijn linguïsten steeds vaker ingeschakeld door rechtbanken om bewijs te analyseren en complexe
taalproblemen op te lossen. Hun toolkit omvat fonetische, morfologische, syntactische, lexicale, discursieve, tekstuele en
pragmatische methoden, die per zaak verschillen.
1. Morfologische betekenis en fonetische gelijkenis
Voorbeelden uit merkrechtzaken tonen hoe morfemen zoals het McDonald’s-‘Mc’ juridisch relevant kunnen zijn.
McDonald’s claimde eigendom van het ‘Mc’-voorvoegsel, terwijl linguïsten aantoonden dat dit al generiek in
gebruik was.
Fonetische gelijkenis kan leiden tot verwarring tussen merknamen (bijv. Dove vs. Dave, WMEE vs. WMCZ).
In internationale contexten kan taalverschil invloed hebben op verwarring: in Japan leidde het verschil tussen
Engelse en Japanse lexicale structuren tot het verlies van een merkrechtzaak.
2. Syntactische complexiteit
Linguïsten kunnen aantonen dat slecht gestructureerde juridische of administratieve teksten moeilijk te begrijpen
zijn, zoals bij brieven over uitkeringen.
Soms weigeren rechtbanken experts op het gebied van syntaxis, omdat zij betekenis zien als een juridische, niet
linguïstische kwestie.
3. Lexico-grammaticale ambiguïteit