WIJSBEGEERTE
Hoofdstuk 1: Wat is filosofie?
dubbele vraag
- Positieve definitie: ‘filosofie is …’
= reeks van unieke kenmerken
- Negatieve definitie: ‘filosofie verschilt van …’
= mate waarin filosofie verschilt van deeldomeinen
dubbele doelstelling
(1) Kennismaken met filosofie
(2) Kennismaken met manier van denken = thema van anti-essentialisme
Essentialisme: overtuiging van essentiële eigenschappen voor bepaalde
fenomenen
moet voldoen aan deze eigenschappen om ergens bij te horen
Essentialisme is gerechtvaardigd in het domein van chemie
atoomnummers in PSE: atoomnummer = essentiële eigenschap
We kunnen geen gelijkaardige vraag stellen - ‘wat is filosofie?’ als ‘wat is
goud?’
= heterogeen fenomeen
= anti-essentialisme
Etymologie van filosofie wijst op liefde voor wijsheid/verlangen om te weten
Griekse filosoof Aristoteles ‘alle mensen verlangen van nature naar wijsheid’
In de volksmond: ‘filosoof is iemand die een zekere levenswijsheid aan de dag
legt, maar die vorm van wijsheid is niet enkel typerend voor filosofen en zeker
niet voor alle filosofen’
Een attitude
filosofie is kritisch denken
= bezighouden met piekeren over dingen die wij als vanzelfsprekend
beschouwen
(vb. Descartes: ‘hebben wij een lichaam?’ – twijfel vs zekerheid)
‘partypoopers’
= nefast voor feestvreugde omdat ze zich ergeren aan banaliteiten van
dagelijks leven
autoriteiten worden uitgedaagd + hun uitspraken worden in twijfel getrokken
- Autoriteit van personen (andere filosofen/wetenschappers/politici)
- Autoriteit van eigen vermogens (zintuigen/cognitieve vermogens)
= zintuigen kunnen ons bedriegen (vb. Müller-Lyer-illusie)
kritiek opent de mogelijkheid dat dingen anders kunnen zijn
= niet moeten neerleggen bij status quo
= GEEN unieke attitude
niet enkel filosofen kunnen kritisch nadenken
,= hedendaagse wetenschappers en filosofen hebben gemeenschappelijke
attitudes
- Kritisch en ruimdenkend
- Beroep doen op rationele argumenten en overwegingen
- Niet laten misleiden door schijnbare vanzelfsprekendheden
Een methodologie
afbakenen van aangrenzende kennisdomeinen door te kijken naar de
methoden
- Intuïtie: spontane, naïeve overtuiging
eerste overtuiging die beschikbaar is zonder grondig na te denken
mentale toestanden, waarbij bepaalde propositie of bewering waar lijkt te
zijn, of waarbij
de bewering zich voordoet als waarheid
(druk zetten op persoon om bewering te geloven of als waarheid te
aanvaarden)
(vb. gezond verstand = verzameling van intuïties + a priori – wat van te
voren vaststaat)
Vb. folk physics: wat denken mensen over fysische fenomenen als we nog
geen contact
hebben gehad met wetenschappers
Vb. aan 6-jarige vragen waarom dingen vallen (geen kennis over
zwaartekracht)
LET OP: fauteuilfilosofen
= filosofen die enkel gebruikmaken van intuïties en zelden/nooit van empirisch
wetenschappelijk onderzoek
- Intuïties verschillen tussen personen
- Intuïties verschillen doorheen de tijd
MAAR geen unieke methode
Tenzij je beweert dat alle relevante filosofische intuïties a-priori-intuïties zijn,
moet je toegeven dat ook wetenschappers zich vaak op intuïties baseren
die vervolgens eventueel worden bevestigd, weerlegd of aangescherpt
(dmv wetenschappelijk onderzoek)
- Conceptuele analyse: analyse van concepten/begrippen (vb. ‘drift’ – Freud)
= proces waarbij complex geheel uiteenvalt in eenvoudigere delen
folk psychologie (vb. concepten gebruiken in dagelijks leven en
wetenschappen)
= concepten aanpassen aan steeds veranderende noden van hun
gebruikers
- Rijk aan inhoud
- Vaak meerzinnig
poging om noodzakelijke en voldoende voorwaarden te bepalen voor
toepassing
van het concept (= definitie)
, complexiteit ontrafelen door het opdelen in eenvoudigere onderdelen
Intuïties en conceptuele analyses gaan vaak hand in hand
= veel filosofen voeren hun analyse uit vanuit hun fauteuil, mbv hun intuïties
LET OP: conceptconstructie
= niet meer wat onder concept in kwestie valt
= wat concept voor ons zou kunnen/moeten doen, gegeven de doelstellingen
(vb. concept ‘vrouw’ aanpassen met doel om seksisme te bestrijden)
- Gedachte-experiment: methode om intuïties op het spoor te komen
= instrument van verbeelding
= nieuwe informatie over thema verkrijgen zonder nieuwe empirische data
experiment kan niet in echte wereld worden uiteveord
experiment speelt zich af in laboratorium van de menselijke geest
voordelen
- Probleem verhelderen door te visualiseren
- Gegevens opleveren die voor of tegen bepaalde theorie kunnen worden
gebruikt
- Financiële, technologische en morele problemen omzeilen die zich
zouden stellen bij echte-wereld-experimenten
wel probleemloos afleiden dat zekerheden waar we trots op zijn,
geen echte/fundamentele zekerheden zijn
Vb. ‘Brains in a vat’
= stel hersenen op sterk water
‘Stel u eens voor dat wij (onze ervaring, gedachtenwereld, …) een grote illusie
zijn en dat dat gedachtenleven eigenlijk niet overeenkomt met de ‘wereld’
maar dat dat een opgewekte illusie is die hersenen heeft gekoppeld aan een
supercomputer en die zelf stimuleert’
scepticisme wordt versterkt
(= filosofiesche overtuiging dat het onmogelijk is om zekere kennis te
verkrijgen)
kan niet worden uitgevoerd omw morele bezwaren en technologische
beperkingen
= technisch gezien kan dat: DBS – debrain stimulation
(= techniek waarbij men een gaatje boort in de schedel)
(vb. behandeling van Parkinson: gericht bepaalde delen van hersenen
stimuleren)
Kunnen we met zekerheid zeggen dat we niet gewoon hersenen in een vat zijn?
we kunnen dit niet uitsluiten
= methoden worden ook elders gebruiken
= geen unieke methode, MAAR bedrukt benadrukt de eigenheid van het domein
bezighouden met kwesties die fundamenteel zijn
= moeilijk te bestuderen op klassiek wetenschappelijke manier
, Gedachte-experiment wordt ook gebruikt in wetenschap (economie,
geschiedenis, fysica)
wetenschap is niet louter empirische activiteit
filosofie is niet louter fauteuilwerk
Gloednieuwe filosofische discipline: experimentele filosofie
= empirisch-wetenschappelijke methoden leveren bijdrage
= oplossen voor filosofische problemen
(vb. onderzoek over cross-culturele verschillen in intuïties)
Een domein
aard van vragen en problemen waar ze zich mee bezig houden
(vaak eigenaardig en abstract, zelfs wanneer op toegankelijke manier
gepresenteerd)
voorliefde voor onbeantwoorde vragen (vb. ‘Bestaat god?’)
= geen uniek domein
Uniek kenmerk voor filosofie?
JA EN NEE
(1) Wetenschappers wagen zich aan meest fundamentele vragen in hun
discipline
(2) Wetenschappers ervaren filosofische vragen als futiel, verwarrend,
bedriegend
Filosofie = GEEN vooruitgang
nieuwe manieren om oude, onoplosbare problemen te beschrijven/begrijpen
‘geen vooruitgang in filosofie, maar wel in wetenschappen’
(1) Wetenschappen ook geen echte vooruitgang – Kuhn
wetenschappelijke paradigma’s volgen elkaar op, zonder verder te
bouwen
paradigma: breed pakket van concepten, hypothesen, observaties,
ideeën en
methoden die bepalen hoe men in bepaalde periode aan wetenschap
doet
(= mogelijkheidsvoorwaarde van wetenschappelijke theorie)
(= geheel van veronderstellingen voor wetenschappelijke theorie)
binnen paradigma wel sprake van vooruitgang, maar onderling niet
= paradigma’s zijn incommensurabel (= onvergelijkbaar)
= weinig of niets gemeenschappelijk (geen universele standaard)
(vb. term ‘massa’ bij Newton vs Einstein)
(2) In filosofie wel sprake van vooruitgang
talloze wetenschappen ontstaan in de schoot van filosofie
sommige filosofische vragen werden beantwoord
Hoofdstuk 1: Wat is filosofie?
dubbele vraag
- Positieve definitie: ‘filosofie is …’
= reeks van unieke kenmerken
- Negatieve definitie: ‘filosofie verschilt van …’
= mate waarin filosofie verschilt van deeldomeinen
dubbele doelstelling
(1) Kennismaken met filosofie
(2) Kennismaken met manier van denken = thema van anti-essentialisme
Essentialisme: overtuiging van essentiële eigenschappen voor bepaalde
fenomenen
moet voldoen aan deze eigenschappen om ergens bij te horen
Essentialisme is gerechtvaardigd in het domein van chemie
atoomnummers in PSE: atoomnummer = essentiële eigenschap
We kunnen geen gelijkaardige vraag stellen - ‘wat is filosofie?’ als ‘wat is
goud?’
= heterogeen fenomeen
= anti-essentialisme
Etymologie van filosofie wijst op liefde voor wijsheid/verlangen om te weten
Griekse filosoof Aristoteles ‘alle mensen verlangen van nature naar wijsheid’
In de volksmond: ‘filosoof is iemand die een zekere levenswijsheid aan de dag
legt, maar die vorm van wijsheid is niet enkel typerend voor filosofen en zeker
niet voor alle filosofen’
Een attitude
filosofie is kritisch denken
= bezighouden met piekeren over dingen die wij als vanzelfsprekend
beschouwen
(vb. Descartes: ‘hebben wij een lichaam?’ – twijfel vs zekerheid)
‘partypoopers’
= nefast voor feestvreugde omdat ze zich ergeren aan banaliteiten van
dagelijks leven
autoriteiten worden uitgedaagd + hun uitspraken worden in twijfel getrokken
- Autoriteit van personen (andere filosofen/wetenschappers/politici)
- Autoriteit van eigen vermogens (zintuigen/cognitieve vermogens)
= zintuigen kunnen ons bedriegen (vb. Müller-Lyer-illusie)
kritiek opent de mogelijkheid dat dingen anders kunnen zijn
= niet moeten neerleggen bij status quo
= GEEN unieke attitude
niet enkel filosofen kunnen kritisch nadenken
,= hedendaagse wetenschappers en filosofen hebben gemeenschappelijke
attitudes
- Kritisch en ruimdenkend
- Beroep doen op rationele argumenten en overwegingen
- Niet laten misleiden door schijnbare vanzelfsprekendheden
Een methodologie
afbakenen van aangrenzende kennisdomeinen door te kijken naar de
methoden
- Intuïtie: spontane, naïeve overtuiging
eerste overtuiging die beschikbaar is zonder grondig na te denken
mentale toestanden, waarbij bepaalde propositie of bewering waar lijkt te
zijn, of waarbij
de bewering zich voordoet als waarheid
(druk zetten op persoon om bewering te geloven of als waarheid te
aanvaarden)
(vb. gezond verstand = verzameling van intuïties + a priori – wat van te
voren vaststaat)
Vb. folk physics: wat denken mensen over fysische fenomenen als we nog
geen contact
hebben gehad met wetenschappers
Vb. aan 6-jarige vragen waarom dingen vallen (geen kennis over
zwaartekracht)
LET OP: fauteuilfilosofen
= filosofen die enkel gebruikmaken van intuïties en zelden/nooit van empirisch
wetenschappelijk onderzoek
- Intuïties verschillen tussen personen
- Intuïties verschillen doorheen de tijd
MAAR geen unieke methode
Tenzij je beweert dat alle relevante filosofische intuïties a-priori-intuïties zijn,
moet je toegeven dat ook wetenschappers zich vaak op intuïties baseren
die vervolgens eventueel worden bevestigd, weerlegd of aangescherpt
(dmv wetenschappelijk onderzoek)
- Conceptuele analyse: analyse van concepten/begrippen (vb. ‘drift’ – Freud)
= proces waarbij complex geheel uiteenvalt in eenvoudigere delen
folk psychologie (vb. concepten gebruiken in dagelijks leven en
wetenschappen)
= concepten aanpassen aan steeds veranderende noden van hun
gebruikers
- Rijk aan inhoud
- Vaak meerzinnig
poging om noodzakelijke en voldoende voorwaarden te bepalen voor
toepassing
van het concept (= definitie)
, complexiteit ontrafelen door het opdelen in eenvoudigere onderdelen
Intuïties en conceptuele analyses gaan vaak hand in hand
= veel filosofen voeren hun analyse uit vanuit hun fauteuil, mbv hun intuïties
LET OP: conceptconstructie
= niet meer wat onder concept in kwestie valt
= wat concept voor ons zou kunnen/moeten doen, gegeven de doelstellingen
(vb. concept ‘vrouw’ aanpassen met doel om seksisme te bestrijden)
- Gedachte-experiment: methode om intuïties op het spoor te komen
= instrument van verbeelding
= nieuwe informatie over thema verkrijgen zonder nieuwe empirische data
experiment kan niet in echte wereld worden uiteveord
experiment speelt zich af in laboratorium van de menselijke geest
voordelen
- Probleem verhelderen door te visualiseren
- Gegevens opleveren die voor of tegen bepaalde theorie kunnen worden
gebruikt
- Financiële, technologische en morele problemen omzeilen die zich
zouden stellen bij echte-wereld-experimenten
wel probleemloos afleiden dat zekerheden waar we trots op zijn,
geen echte/fundamentele zekerheden zijn
Vb. ‘Brains in a vat’
= stel hersenen op sterk water
‘Stel u eens voor dat wij (onze ervaring, gedachtenwereld, …) een grote illusie
zijn en dat dat gedachtenleven eigenlijk niet overeenkomt met de ‘wereld’
maar dat dat een opgewekte illusie is die hersenen heeft gekoppeld aan een
supercomputer en die zelf stimuleert’
scepticisme wordt versterkt
(= filosofiesche overtuiging dat het onmogelijk is om zekere kennis te
verkrijgen)
kan niet worden uitgevoerd omw morele bezwaren en technologische
beperkingen
= technisch gezien kan dat: DBS – debrain stimulation
(= techniek waarbij men een gaatje boort in de schedel)
(vb. behandeling van Parkinson: gericht bepaalde delen van hersenen
stimuleren)
Kunnen we met zekerheid zeggen dat we niet gewoon hersenen in een vat zijn?
we kunnen dit niet uitsluiten
= methoden worden ook elders gebruiken
= geen unieke methode, MAAR bedrukt benadrukt de eigenheid van het domein
bezighouden met kwesties die fundamenteel zijn
= moeilijk te bestuderen op klassiek wetenschappelijke manier
, Gedachte-experiment wordt ook gebruikt in wetenschap (economie,
geschiedenis, fysica)
wetenschap is niet louter empirische activiteit
filosofie is niet louter fauteuilwerk
Gloednieuwe filosofische discipline: experimentele filosofie
= empirisch-wetenschappelijke methoden leveren bijdrage
= oplossen voor filosofische problemen
(vb. onderzoek over cross-culturele verschillen in intuïties)
Een domein
aard van vragen en problemen waar ze zich mee bezig houden
(vaak eigenaardig en abstract, zelfs wanneer op toegankelijke manier
gepresenteerd)
voorliefde voor onbeantwoorde vragen (vb. ‘Bestaat god?’)
= geen uniek domein
Uniek kenmerk voor filosofie?
JA EN NEE
(1) Wetenschappers wagen zich aan meest fundamentele vragen in hun
discipline
(2) Wetenschappers ervaren filosofische vragen als futiel, verwarrend,
bedriegend
Filosofie = GEEN vooruitgang
nieuwe manieren om oude, onoplosbare problemen te beschrijven/begrijpen
‘geen vooruitgang in filosofie, maar wel in wetenschappen’
(1) Wetenschappen ook geen echte vooruitgang – Kuhn
wetenschappelijke paradigma’s volgen elkaar op, zonder verder te
bouwen
paradigma: breed pakket van concepten, hypothesen, observaties,
ideeën en
methoden die bepalen hoe men in bepaalde periode aan wetenschap
doet
(= mogelijkheidsvoorwaarde van wetenschappelijke theorie)
(= geheel van veronderstellingen voor wetenschappelijke theorie)
binnen paradigma wel sprake van vooruitgang, maar onderling niet
= paradigma’s zijn incommensurabel (= onvergelijkbaar)
= weinig of niets gemeenschappelijk (geen universele standaard)
(vb. term ‘massa’ bij Newton vs Einstein)
(2) In filosofie wel sprake van vooruitgang
talloze wetenschappen ontstaan in de schoot van filosofie
sommige filosofische vragen werden beantwoord