DEEL 1. Redeneren
I. Cognitieve achtergrond
Drievuldig brein (triune brain) Het menselijk brein bestaat uit drie lagen, die elk afzonderlijk
een evolutionair stadium voorstellen
Curse of knowledge Wanneer bepaalde kennis zo vanzelfsprekend wordt dat het
vaak moeilijker wordt om uit te leggen/ over te dragen
Conceptverruiming door Het idee over iets veranderd wanneer je er minder mee
verminderende blootstelling geconfronteerd wordt → je ontwikkelt een gevolg obv je
emoties
Narratieve coherentie Principieel geneigd zijn om oog en oor te hebben voor
informatie die hun standpunt bevestigt en die strookt met
eerder bestaande kennis en ervaringen
Confirmation bias Vasthouden aan oorspronkelijke ideeën en andersluidende
aanwijzingen negeren
Metonymie Een proces waarbij de conceptuele entiteit (de vehikelentiteit)
mentale toegang verleent tot een andere conceptuele entiteit
(de doelentiteit) die tot hetzelfde conceptuele domein behoort
Apofenie Onbewust verbanden leggen tussen dingen die eigenlijk niet
met elkaar te maken hebben
Correlatie Onderlinge verhouding/verband tussen twee of meer
variabelen
Causaliteit Er is een oorzakelijk verband tussen twee variabelen
Metafoor We stellen een bepaalde entiteit uit één conceptueel domein
voor in de termen van een ander conceptueel domein om die
entiteit beter te begrijpen
1
, JAL: begrippenlijst
II. Bouwstenen van redeneringen
Redeneren Een aaneenschakeling van beweringen waarbij één bewering
(de conclusie) wordt afgeleid uit één of meerdere andere
beweringen (premissen) → speelt zich bij 1 persoon af en
vormt bijgevolg een monoloog
Geldig redeneren Zuiver formeel criterium, namelijk geldig afleiden van conclusie
uit premissen. Premissen moeten niet gebaseerd zijn op
waarheid om een geldige redenering op te bouwen.
Voorwaardelijke uitspraak Uitspraak die bestaat uit twee delen. Het ene deel geeft een
voorwaarde aan; het tweede deel geeft een gevolg aan dat
afhangt van de voorwaarde in het eerste deel.
Als → antecedens en
Dan → consequens
Noodzakelijke voorwaarde Als de niet-vervulling van deze voorwaarde ervoor zorgt dat het
gevolg onmogelijk kan intreden
Voldoende voorwaarde Als de vervulling van deze voorwaarde ervoor zorgt dat het
gevolg sowieso intreedt
geldigheid Wanneer een conclusie rechtstreeks wordt afgeleid uit de
premissen, zonder dat de inhoud waar moet zijn
III. Soorten redeneringen
Deductieve redenering Redenering waarbij de conclusie onomstotelijk volgt uit de
premissen
Leidt tot een logisch geldige conclusie
Deductief geldig Die premissen moeten altijd leiden tot die conclusie
Inductieve en abductieve Zwakkere vormen van redeneren: conclusie volgt nooit
redeneringen onomstotelijk uit premissen
Conclusie is nooit logisch geldig; hoogstens waarschijnlijk
Inconsistentie Onmogelijkheid dat proposities tegelijk waar zijn
Consistentie Mogelijkheid dat proposities tegelijk waar zijn
Puzzeldenkfout De neiging dat ons systeem 1 heeft om coherente verhalen
direct als waar te beschouwen
Descriptief Iets beschrijven hoe het effectief is
2
, JAL: begrippenlijst
Normatief Voorschrijven wat je moet doen en welke normen je moet
volgen
Logica Normatieve studie van geldig deductief redeneren
Propositielogica Verband tussen verschillende proposities/bouwstenen
uittrekken en formuleren met symbolen
Contradictorische Uitspraken die onmogelijk tegelijk waar en tegelijk onwaar
uitspraken (= contradictoir) kunnen zijn
Contraire uitspraken Kunnen onmogelijk allebei waar zijn, maar mogelijk wel allebei
onwaar
Subcontraire uitspraken Kunnen mogelijk allebei waar zijn, maar onmogelijk allebei
onwaar
Vals dilemma Contraire uitspraken presenteren als contradictorische
uitspraken
Syllogisme Begint bij een eerste premisse die een algemene regel bevat
en die leidt tot een conclusie over een concreet geval
Modus ponens Bevestiging van het antecedens
Modus tollens Ontkenning van het consequens
Correcte redenering Deductief geldig en feitelijk juiste premissen, de inhoudelijke
juistheid van de premissen zorgt voor een inhoudelijk correcte
conclusie
Incorrecte redenering Deductief geldig, maar de premissen zijn inhoudelijk onjuist
enthymeem Één of meerdere verzwegen premissen in een redenering
welwillendheidsprincipe Biedt een handvat om te kiezen hoe je enthymen aanvult en
welke verzwegen premissen je dus moet expliciteren
Inductieve redenering Een redenering vertrekkende vanuit een concreet geval en niet
vanuit een algemene regel
inferentie Een gevolgtrekking
Abductieve redenering Inferentie naar beste verklaring: één van de premissen wordt
gevormd door een algemene regel, de andere premisse is
echter niet het antecedens van die voorwaardelijke uitspraak,
maar het consequens ervan
3