H1. Op ontdekkingstocht door een bekend gebied?
Inleiding
-> sociologie = studie van de samenleving (=> socio = medemens +
logos = kunde)
-> sociologie ontwikkeld zich door de jaren heen :
E.J. Sieyès (18de eeuw) :
o in 18de eeuw geldt de standenmaatschappij (adel, clerus en
gewone volk) => Sièyes stelt vast dat statengeneraal
(hoogste macht) de 3de stand niet ,, voldoende
vertegenwoordigd dus wilt meer zeggenschap voor 3de stand
o Qu’est-ce que le tiers état? = werk waarin hij zijn idee
formuleerd
=> doel : inrichting nieuwe samenleving ten tijde van Franse
Revolutie
o sociologie wordt als ter sprake gebracht als normatieve
wetenschap
=> ‘’Hoe kan samenleving beste worden?’’, ‘’Wat is ‘het goede
leven’?’’,…
o conclusie = vroeger was sociologie een normatieve
wetenschap nu is sociologie objectieve
wetenschap die de samenleving verklaard
A. Comte (19De eeuw) :
o Cours de philosophie positive = werk waarin hij beschrijft dat
sociologie van alle wetenschappen de meest complexe is en
waarom
o één van eerste gronleggers van sociologie want ziet het als
een objectieve empirische wetenschap vergelijkbaar met
natuurwetenschappen => natuurwetenschappen
richten zich op beschrijving, objectiviteit en ;;
empirisch onderzoek
o Comte was een aanhanger van het positivisme en wou
wetmatigheden in de samenleving ontdekken d.m.v.
systematisch empirich onderzoek m.a.w. wou hij de sociale
werkelijkheid begrijpen en verklaren o.b.v. obersvatie en
ervaring
1.1 Een beeld van een titel
-> de samenleving wordt voorgesteld als een speelveld (=
samenlevingsspel) :
1
, er zijn verschillende deelnemers binnen de samenleving
maar!! ook mensen die niet deelnemen (vb. mensen in de
gevangenis,…)
er gelden altijd veel verschillende regels binnen een samenleving
maar!! deze kunnen anders zijn binnen verschillende zones :
o privé zones = thuis, binnen jouw familie,…
o publieke zones = op school, als je buiten bent,…
iedereen heeft verschillende posities in de samenleving die kunnen
evolueren
vb. moeder, student, docent, dochter, arbeider,…
=> bij een sociale positie horen altijd enkele elementen :
sociale rol = de verwachtingen bij een sociale positie
sociale status = de waardering bij een sociale positie
hiërarchie = altijd bepaalde (in)formele hierarchie tussen
postities
- formeel = duidelijke ordening van functies met
invloed
vb. directeur staat hoger dan leerkrachten
- informeel = hiërarchie los van formele structuur
vb. collega met veel invloed al heeft hij niet
hoogtse functie
men communiceert binnen dit speelveld door sociale interacties
doel van samenleving = bijdragen aan SL, een rol hebben, SL
verbeteren,…
verschillende plaatsen rond speelveld waar men zich kan bevinden
dus neutrale aanschouwers die het speelveld bekijken
=> (ondernemers, elite,… ) EN de socioloog (beschrijft en
analyseert)
1.1.1 Positionaliteit
-> de wetenschapper (socioloog) moet een neutrale aanschouwer zijn en
moet zich ,, daarom zeer goed bewust zijn van eigen positionaliteit
dus als wetenschapper moet je er bewust van zijn dat je identiteit is
opgebouwd uit ,, veschillende elementen die rol spelen wanneer je
dingen waarneemt, bestudeerd,…
=> de invloed van je persoonlijkheid kan positief of negatief zijn
-> positionaliteitsverklaring = verklaring bij begin van onderzoek dat men
zich bewust is ;; van zijn eigen positinaliteit en weet dat deze invloed kan
hebben op je onderzoek
-> positionaliteit heeft verchillende dimensies die samen gaan met
reflectie :
1. onderzoekstopic => Hoe heeft het invloed op onderzoek dat je gaat
doen?
2
, 2. epistemologie => Hoe heeft het invloed op datgene wat je weet?
3. ontologie => Hoe heeft het invloed op wat je kan observeren?
4. methodologie => Hoe heeft het invloed op je methodologiche
keuzes?
5. onderzoek-als-instrument => Hoe heeft het invloed op relatie met
patricipanten?
6. communicatie => Hoe heeft het invloied op hoe je jezelf
vertegenwoordigt in geschreven en andere soorten communicaties?
-> positionaliteit hangt samen met intersectionaliteit
=> individuen worden niet alleen beïnvloed door één enkele
indentiteitscategorie ,, maar!! door een complexe combinatie
van verschillende identiteiten en sociale ,,, factoren waardoor
deze interacties kunnen leiden tot disciminatie en ongelijkheid
vb. vrouw van kleur heeft andere ervaringen hebben dan witte
vrouw of man van ,, kleur omdat de interactie tussen hun ras
en geslacht unieke vormen van ,, ,, ,, discriminatie of
voordelen met zich mee kan brengen (zie voorbeeld VS)
1.2 dagelijkse leven door sociologiche lens
(sociologische verbeelding)
-> sociologische lens is bedoeld om allerlei regelmatigheden en de
achterligende ,, werkelijkheid achter onze eerste waarneming te
‘lezen’
=> kan op verschillende manieren zoals praktische werkinstrumenten
vb. MRI-scan, observaties, surveys,…
maar!! moeten nog geïnterpreteerd worden en daarvoor is er een
sociologische ,, , verbeelding nodig die een socioloog beschikt
(nodige kennis en ervaring)
1.2.1 Sociale verbeelding (volgens C. Mills)
-> sociologiche verbeelding = vermogen om te begrijpen dat iemands
persoonlijke ,, situatie in verband staat met maatschappelijke
krachten en een ruimere historische ,,, context (m.a.w. je
eigen verhaal (biografie) beïnvloed wordt door sociale structuren en ,,
mensen die voor jou kwamen (historisch proces))
=> componenten van sociale verbeelding :
kennis geschiedenis => Hoe is de samenleving tot stand
gekomen?
kennis biografie => Wie zijn de mensen in de samenleving?
3
, kennis sociale structuur => Hoe werkt de samenleving via
instituties?
+ zie voorbeelden sociale verbeelding (PPT 1)
-> volgens Mills zijn er voorwaarden om de sociologische verbeelding toe
te passen
=> men moet in staat zijn om van perspectief te wisselen door afstand
te nemen van ,,, de actuele toestand en een alternatief standpunt te
nemen
m.a.w. dagelijkse werkelijkheid en ervaring (biografie) moet in
ruimere historische- ,, (geschiedenis) en socoiale context (sociale
structuur) geplaatst worden
dus men moet de schijnbare zelfsprekenheid van het dagelijkse
leven overstijgen
maar!! dit is niet eenvoudig aangezien we handelen (gedrag) en
denken (common ,, sense) op een manier die ingebed is in ons
dagelijkse leven
1.2.2 Selectieve waarnemening
-> commonsense is positief voor dagelijkse leven maar!! leidt tot een
vertekend beeld
want we nemen de werkelijkheid selectief waar vanuit onze eigen
positie in de wereld
=> deze positie heeft aantal kenmerken die de selectiviteit verklaren :
fysieke en sociale beperkingen = we kunnen niet overal zijn of
alles weten
vb. opgroeien kansarm gezin meer kans om arme mensen te
ontmoeten
belangen = we hebben allemaal bepaalde belangen,
overtuigingen,… die bepalen hoe jij naar dingen kijkt en waardoor
je vooral de dingen ziet die aansluiten bij jouw belangen
vb. kranten hebben strekingen die aansluiten bij verschillende
belangen
kennis en informartie = hoe meer kennis en informatie iemand
heeft hoe minder vooroordelen en hoe sneller een blik kan
veranderen
vb. weten van misbruik in kerk kan beeld veranderen
voorkeur an afkeer =
vb. vroeger veel afkeer LGBTQ-vlag en nu minder
1.2.3 Referentiekaders
-> referentiekader/sociale bril = vanuit eerdere ervaringen een soort
‘’raamwerk’’ ,,, bouwen dat onze latere (selectieve)
waarnemingen zal beïnvloeden
4