Omzet- en overdrachtsbelasting samenvatting
,Wegwijs in de BTW
Hoofdstuk 4 – Intracommunautaire prestaties en e-commerce
4.1 Inleiding
Bij internationaal goederenverkeer waarbij een levering van plaats a naar plaats b gaat is het
relevant om te bepalen waar iets plaatsvindt, omdat dit doorslaggevend is voor waar het
belastbare feit is. Goederen worden in beginsel geleverd waar zij op dat moment zijn, tenzij
er vervoer is, dan vaak het land van vertrek.
Goederen van buiten de EU moeten in het btw-systeem worden gebracht, daarom wordt er
geheven bij invoer.
4.2 Intracommunautaire leveringen en verwervingen
4.2.1 De intracommunautaire verwerving
Binnen de EU gelden open grenzen, dus wordt er niet meer ingevoerd- of uitgevoerd bij
transacties tussen lidstaten. En Nederland heft alleen op de invoer vanuit derde landen.
Omdat de btw een verbruiksbelasting is wil je heffen waar gebruikt wordt, in dat kader is de
ICT in het leven gebracht. Er wordt ook geheven bij transacties tussen lidstaten.
Combinatie van intracommunautaire levering met verwerving
In de lidstaat van vertrek wordt een normale levering aangemerkt, deze blijft in stand, maar
wordt een ICL genoemd. Dit wordt wel tegen het nultarief belast, de daadwerkelijke heffing
vindt bij de ICV plaats.
Plaatsvinden van de intracommunautaire verwerving
De ICV is de verwerving van goederen door een ondernemer van een als zodanig handelt
ondernemer, welke zijn verzonden vanuit een andere lidstaat (art. 17a OB). Gebaseerd op
art. 20 Btw-richtlijn. Een ICV kan alleen plaatsvinden als er een levering is. De verwerving
vindt plaats in de lidstaat van aankomst van de verzending en is hier belast, mits hij is
verricht onder bezwarende titel.
Bij een particulier heb je in beginsel geen ICV, tenzij er een verwering is van een nieuw
vervoermiddel, dan maakt het niet uit wie de afnemer of leverancier is.
Als er geen ICV is, dan is bij een internationale transactie de levering in het land van vertrek,
tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is. Dit kan zich voordoen als de leverancier
gebruik maakt van de kleine ondernemersregeling, dan is er namelijk geen ICV.
Er geldt een drempelbedrag voor rechtspersonen anders dan ondernemers als het totaal aan
ICV’s onder de €10.000 blijft, dan wordt deze niet aangemerkt, dit geldt ook voor
ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten. Zij mogen echter afzien van
het drempelbedrag.
Daarnaast is er geen ICV als er sprake is van een levering die binnen het grondgebied van de
lidstaat van verwerving zou zijn vrijgesteld (art. 3 lid 1 sub a Btw-richtlijn).
4.2.2 Nieuwe vervoermiddelen
Ongeacht de leverancier of afnemer is er bij nieuwe vervoermiddelen die naar een andere
lidstaat worden geleverd altijd een ICV. Indien de partijen normaal particulier zijn, dan
worden ze voor deze levering als ondernemer aangemerkt. Deze hebben doorgaans geen
btw-id. Wat onder een nieuw vervoermiddel wordt verstaan blijkt uit art. 2 lid 1 sub f OB.
De vrijstelling voor ICV’s van kleine ondernemers (art. 25a lid 2 sub a OB), geldt niet voor de
verwerving van deze vervoermiddelen.
4.2.3 Overbrenging eigen goederen
De overbrenging als fictieve levering
,Als een ondernemer eigen goederen overbrengt naar een eigen lidstaat is er in beginsel geen
levering, maar dit wordt fictief als zodanig beschouw (art. 3a lid 1 OB), omdat er een levering
is wordt er ook een verwerving aangemerkt. De levering is tegen het nultarief belast en in
het land van aankomst moet je de ICV betalen.
Er is een fictieve vergoeding, die wordt gesteld op de aankoopprijs van de goederen of de
kostprijs op het moment van handelen.
Uitzondering op de overbrenging als fictieve levering
Als er reeds overbrenging is in het kader van een levering, dan is de fictie uitgesloten (art. 3a
lid 2 OB). Bijvoorbeeld bij een montagelevering in een andere lidstaat, dan is er al een
levering waarvoor er overgebracht is naar een ander lidstaat, ditzelfde geldt voor
afstandsverkopen.
Maar ook als art. 5 lid 1 sub c of art. 5b OB van toepassing is, is er geen overbrenging.
Er is in die gevallen wel een ICL, die onder het nultarief valt, voor zover je de levering
aanmerkt in de lidstaat van vertrek. Dit heft de fictieve levering in totaal op (art. 3a lid 2 sub
c OB).
Als goederen slechts tijdelijk worden overgebracht naar een andere lidstaat, dan is er ook
geen fictieve levering. Bijvoorbeeld voor tijdelijk onderzoek of reparatiewerkzaamheden, als
het daarna wordt teruggezonden. Dit geldt ook voor gereedschap dat tijdelijk ergens anders
is gebruikt. Hiervan is sowieso sprake als het goed binnen 24 maanden weer teruggaat,
bijvoorbeeld na een tentoonstelling. In dit kader moet de ondernemer een register
bijhouden (art. 34 lid 2 sub a OB).
Als niet meer wordt voldaan aan het tijdelijkheidsvereiste, dan wordt op dat moment de ICV
in heffing gebracht.
4.2.4 Voorraad op afroep
Afnemers kunnen de afname in de loop der tijd spreiden, bijvoorbeeld wanneer zij het nodig
hebben in hun productieproces. In dat geval wordt het goed al overgebracht naar de lidstaat
van afnemer, maar pas later op afroep geleverd.
Dan is er in beginsel een fictieve ICL door overbrenging, gevolgd door een latere belaste
heffing. Dit is gerepareerd in art 3b OB, er is dan geen fictieve levering als een ondernemer
voorraad overbrengt naar een andere lidstaat, mits aan voorwaarden is voldaan.
Voorwaarden zijn:
- Ze zijn vervoerd voor rekening van ondernemer, in kader van latere overdracht.
- Ondernemer die vervoerd mag niet gevestigd zijn, of een vi hebben in de lidstaat
waarnaar hij zendt.
- De ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd moet voor btw-doeleinden zijn
geïdentificeerd en zowel een btw-id als identiteit moet bij overbrenger bekend zijn.
- De ondernemer die goederen verzendt moet deze opnemen in een register en listen
welke ondernemer de goederen afneemt
Als binnen 12 maanden na overbrenging is geleverd, dan is aan alle eisen voldaan en is er op
dat moment een ICL tegen nultarief. En de afnemer heeft dan een ICV.
Als voor het moment van beëindigen van de overeenkomst met de afnemer een
overeenkomst met een nieuwe afnemer is gesloten, dan kan de afnemer worden vervangen
en blijf je voldoen aan de vereisten.
Wanneer je niet meer aan de voorwaarden voldoet word je geacht een overbrenging te
hebben plaatsgevonden.
, 4.2.5 Nummerverwerving
De ICV wordt niet altijd aangegeven in het land van aankomst, dan is er sprake van een
nummerverwerving. Onverminderd de verplichting de ICV aan te geven in het land van
aankomst van goederen moet de ondernemer de ICV ook aangeven in de lidstaat waarvan de
btw-id wordt gebruikt.
In feite heb je dan dus twee heffingen, maar de nummerverwerving vervalt zodra je kunt
aantonen aangifte te hebben gedaan in het land van aankomst van de goederen. Doe je op
een later moment aangifte in de staat van aankomst, dan krijg je teruggaaf van btw.
Als het verkregen goed wordt gebruikt voor belaste prestaties, dan kun je de ICV aangeven in
dezelfde aangifte als normaal en mag je het direct aftrekken (art. 15 OB). Dit geldt niet voor
de nummerverwerving, hiervoor geldt een apart verzoek.
4.2.6 Uitbreidingen van de intracommunautaire verwerving
Goederen die worden vervoerd vanuit een derde land en die ni een andere lidstaat worden
ingevoerd, dan waar zij aankomen. Dan worden de goederen geacht te zijn vervoerd naar de
lidstaat van invoer, waarna de ‘doorvoer’ een ICV is (art. 17a lid 2 OB).
Met een ICV worden gelijkgesteld het kunnen beschikken over een goed dat voor rekening
van de ondernemer is vervaardigd in een andere lidstaat (lid 3).
Goederen die naar Nederland worden verzonden zonder dat zij aan btw onderworpen waren
in de andere lidstaat omdat het wordt gebruikt voor defensie-inspanning is ook een ICV.
4.2.7 De intracommunautaire schakel
In de keten van handelstransactie zullen evenveel leveringen zijn als schakels in de keten. Bij
een keten-levering met een tussenpersonen (B) waarbij A rechtstreeks aan C levert wordt
geacht dat er aan iedere persoon is geleverd (art. 3 lid 4 OB). Als deze overeenkomst een
grensoverschrijdend element heeft, dan kan er slechts 1 ICV zijn.
Deze ICV wordt aangemerkt op het moment van art. 5c OB. Eerst kijk je wie de
tussenhandelaar is en welk btw-id hij heeft verstrekt aan de leverancier. Is dit het btw-id van
het land van aankomst, dan is in beginsel de levering aan de tussenhandelaar de ICV. Als de
tussenhandelaar het btw-id van het land van vertrek heeft gegeven, dan is de levering aan de
afnemer de ICV.
4.2.8 Vereenvoudigde ABC-regeling
Bij een ABC-levering waarbij iedere partij in een andere staat is gevestigd, waar A
rechtstreeks levert aan C. Voor de vereenvoudigde regeling moet je drie partijen hebben. B is
de tussenpersoon en wordt geacht aan C te leveren, maar B is niet geïdentificeerd in lidstaat
C en hij mag niet zijn btw-id van lidstaat A gebruiken.
Als C belastingplichtig is of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, dan is de ICV niet
belast (art. 141 Btw-richtlijn en art. 37c OB). Deze levering van B-C wordt geacht binnenlands
te zijn, met een verlegging van heffing naar C.
Hier vindt ook geen nummerverwerving plaats (art. 17b lid 3 OB).
4.2.9 Nultarief intracommunautaire levering
4.2.9.1 Vereisten nultarief
Voor de ICL geldt het nultarief, deze vindt plaats in de lidstaat van vertrek van goederen. Hier
is het een binnenlands belaste prestatie die je in de aangifte vermeld. Hierdoor behoud je
het recht op aftrek.
Je mag dit tarief slechts toepassen als je het recht hierop kunt aantonen met boeken en
bescheiden, hiervoor moet je aantonen te voldoen aan de voorwaarden. Je moet dus
bewijzen dat de goederen naar een andere lidstaat zijn vertrokken, door iemand die een ICV
heeft. Daarnaast moet je goed listen met de btw-id van verwerver.
,Wegwijs in de BTW
Hoofdstuk 4 – Intracommunautaire prestaties en e-commerce
4.1 Inleiding
Bij internationaal goederenverkeer waarbij een levering van plaats a naar plaats b gaat is het
relevant om te bepalen waar iets plaatsvindt, omdat dit doorslaggevend is voor waar het
belastbare feit is. Goederen worden in beginsel geleverd waar zij op dat moment zijn, tenzij
er vervoer is, dan vaak het land van vertrek.
Goederen van buiten de EU moeten in het btw-systeem worden gebracht, daarom wordt er
geheven bij invoer.
4.2 Intracommunautaire leveringen en verwervingen
4.2.1 De intracommunautaire verwerving
Binnen de EU gelden open grenzen, dus wordt er niet meer ingevoerd- of uitgevoerd bij
transacties tussen lidstaten. En Nederland heft alleen op de invoer vanuit derde landen.
Omdat de btw een verbruiksbelasting is wil je heffen waar gebruikt wordt, in dat kader is de
ICT in het leven gebracht. Er wordt ook geheven bij transacties tussen lidstaten.
Combinatie van intracommunautaire levering met verwerving
In de lidstaat van vertrek wordt een normale levering aangemerkt, deze blijft in stand, maar
wordt een ICL genoemd. Dit wordt wel tegen het nultarief belast, de daadwerkelijke heffing
vindt bij de ICV plaats.
Plaatsvinden van de intracommunautaire verwerving
De ICV is de verwerving van goederen door een ondernemer van een als zodanig handelt
ondernemer, welke zijn verzonden vanuit een andere lidstaat (art. 17a OB). Gebaseerd op
art. 20 Btw-richtlijn. Een ICV kan alleen plaatsvinden als er een levering is. De verwerving
vindt plaats in de lidstaat van aankomst van de verzending en is hier belast, mits hij is
verricht onder bezwarende titel.
Bij een particulier heb je in beginsel geen ICV, tenzij er een verwering is van een nieuw
vervoermiddel, dan maakt het niet uit wie de afnemer of leverancier is.
Als er geen ICV is, dan is bij een internationale transactie de levering in het land van vertrek,
tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is. Dit kan zich voordoen als de leverancier
gebruik maakt van de kleine ondernemersregeling, dan is er namelijk geen ICV.
Er geldt een drempelbedrag voor rechtspersonen anders dan ondernemers als het totaal aan
ICV’s onder de €10.000 blijft, dan wordt deze niet aangemerkt, dit geldt ook voor
ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten. Zij mogen echter afzien van
het drempelbedrag.
Daarnaast is er geen ICV als er sprake is van een levering die binnen het grondgebied van de
lidstaat van verwerving zou zijn vrijgesteld (art. 3 lid 1 sub a Btw-richtlijn).
4.2.2 Nieuwe vervoermiddelen
Ongeacht de leverancier of afnemer is er bij nieuwe vervoermiddelen die naar een andere
lidstaat worden geleverd altijd een ICV. Indien de partijen normaal particulier zijn, dan
worden ze voor deze levering als ondernemer aangemerkt. Deze hebben doorgaans geen
btw-id. Wat onder een nieuw vervoermiddel wordt verstaan blijkt uit art. 2 lid 1 sub f OB.
De vrijstelling voor ICV’s van kleine ondernemers (art. 25a lid 2 sub a OB), geldt niet voor de
verwerving van deze vervoermiddelen.
4.2.3 Overbrenging eigen goederen
De overbrenging als fictieve levering
,Als een ondernemer eigen goederen overbrengt naar een eigen lidstaat is er in beginsel geen
levering, maar dit wordt fictief als zodanig beschouw (art. 3a lid 1 OB), omdat er een levering
is wordt er ook een verwerving aangemerkt. De levering is tegen het nultarief belast en in
het land van aankomst moet je de ICV betalen.
Er is een fictieve vergoeding, die wordt gesteld op de aankoopprijs van de goederen of de
kostprijs op het moment van handelen.
Uitzondering op de overbrenging als fictieve levering
Als er reeds overbrenging is in het kader van een levering, dan is de fictie uitgesloten (art. 3a
lid 2 OB). Bijvoorbeeld bij een montagelevering in een andere lidstaat, dan is er al een
levering waarvoor er overgebracht is naar een ander lidstaat, ditzelfde geldt voor
afstandsverkopen.
Maar ook als art. 5 lid 1 sub c of art. 5b OB van toepassing is, is er geen overbrenging.
Er is in die gevallen wel een ICL, die onder het nultarief valt, voor zover je de levering
aanmerkt in de lidstaat van vertrek. Dit heft de fictieve levering in totaal op (art. 3a lid 2 sub
c OB).
Als goederen slechts tijdelijk worden overgebracht naar een andere lidstaat, dan is er ook
geen fictieve levering. Bijvoorbeeld voor tijdelijk onderzoek of reparatiewerkzaamheden, als
het daarna wordt teruggezonden. Dit geldt ook voor gereedschap dat tijdelijk ergens anders
is gebruikt. Hiervan is sowieso sprake als het goed binnen 24 maanden weer teruggaat,
bijvoorbeeld na een tentoonstelling. In dit kader moet de ondernemer een register
bijhouden (art. 34 lid 2 sub a OB).
Als niet meer wordt voldaan aan het tijdelijkheidsvereiste, dan wordt op dat moment de ICV
in heffing gebracht.
4.2.4 Voorraad op afroep
Afnemers kunnen de afname in de loop der tijd spreiden, bijvoorbeeld wanneer zij het nodig
hebben in hun productieproces. In dat geval wordt het goed al overgebracht naar de lidstaat
van afnemer, maar pas later op afroep geleverd.
Dan is er in beginsel een fictieve ICL door overbrenging, gevolgd door een latere belaste
heffing. Dit is gerepareerd in art 3b OB, er is dan geen fictieve levering als een ondernemer
voorraad overbrengt naar een andere lidstaat, mits aan voorwaarden is voldaan.
Voorwaarden zijn:
- Ze zijn vervoerd voor rekening van ondernemer, in kader van latere overdracht.
- Ondernemer die vervoerd mag niet gevestigd zijn, of een vi hebben in de lidstaat
waarnaar hij zendt.
- De ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd moet voor btw-doeleinden zijn
geïdentificeerd en zowel een btw-id als identiteit moet bij overbrenger bekend zijn.
- De ondernemer die goederen verzendt moet deze opnemen in een register en listen
welke ondernemer de goederen afneemt
Als binnen 12 maanden na overbrenging is geleverd, dan is aan alle eisen voldaan en is er op
dat moment een ICL tegen nultarief. En de afnemer heeft dan een ICV.
Als voor het moment van beëindigen van de overeenkomst met de afnemer een
overeenkomst met een nieuwe afnemer is gesloten, dan kan de afnemer worden vervangen
en blijf je voldoen aan de vereisten.
Wanneer je niet meer aan de voorwaarden voldoet word je geacht een overbrenging te
hebben plaatsgevonden.
, 4.2.5 Nummerverwerving
De ICV wordt niet altijd aangegeven in het land van aankomst, dan is er sprake van een
nummerverwerving. Onverminderd de verplichting de ICV aan te geven in het land van
aankomst van goederen moet de ondernemer de ICV ook aangeven in de lidstaat waarvan de
btw-id wordt gebruikt.
In feite heb je dan dus twee heffingen, maar de nummerverwerving vervalt zodra je kunt
aantonen aangifte te hebben gedaan in het land van aankomst van de goederen. Doe je op
een later moment aangifte in de staat van aankomst, dan krijg je teruggaaf van btw.
Als het verkregen goed wordt gebruikt voor belaste prestaties, dan kun je de ICV aangeven in
dezelfde aangifte als normaal en mag je het direct aftrekken (art. 15 OB). Dit geldt niet voor
de nummerverwerving, hiervoor geldt een apart verzoek.
4.2.6 Uitbreidingen van de intracommunautaire verwerving
Goederen die worden vervoerd vanuit een derde land en die ni een andere lidstaat worden
ingevoerd, dan waar zij aankomen. Dan worden de goederen geacht te zijn vervoerd naar de
lidstaat van invoer, waarna de ‘doorvoer’ een ICV is (art. 17a lid 2 OB).
Met een ICV worden gelijkgesteld het kunnen beschikken over een goed dat voor rekening
van de ondernemer is vervaardigd in een andere lidstaat (lid 3).
Goederen die naar Nederland worden verzonden zonder dat zij aan btw onderworpen waren
in de andere lidstaat omdat het wordt gebruikt voor defensie-inspanning is ook een ICV.
4.2.7 De intracommunautaire schakel
In de keten van handelstransactie zullen evenveel leveringen zijn als schakels in de keten. Bij
een keten-levering met een tussenpersonen (B) waarbij A rechtstreeks aan C levert wordt
geacht dat er aan iedere persoon is geleverd (art. 3 lid 4 OB). Als deze overeenkomst een
grensoverschrijdend element heeft, dan kan er slechts 1 ICV zijn.
Deze ICV wordt aangemerkt op het moment van art. 5c OB. Eerst kijk je wie de
tussenhandelaar is en welk btw-id hij heeft verstrekt aan de leverancier. Is dit het btw-id van
het land van aankomst, dan is in beginsel de levering aan de tussenhandelaar de ICV. Als de
tussenhandelaar het btw-id van het land van vertrek heeft gegeven, dan is de levering aan de
afnemer de ICV.
4.2.8 Vereenvoudigde ABC-regeling
Bij een ABC-levering waarbij iedere partij in een andere staat is gevestigd, waar A
rechtstreeks levert aan C. Voor de vereenvoudigde regeling moet je drie partijen hebben. B is
de tussenpersoon en wordt geacht aan C te leveren, maar B is niet geïdentificeerd in lidstaat
C en hij mag niet zijn btw-id van lidstaat A gebruiken.
Als C belastingplichtig is of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, dan is de ICV niet
belast (art. 141 Btw-richtlijn en art. 37c OB). Deze levering van B-C wordt geacht binnenlands
te zijn, met een verlegging van heffing naar C.
Hier vindt ook geen nummerverwerving plaats (art. 17b lid 3 OB).
4.2.9 Nultarief intracommunautaire levering
4.2.9.1 Vereisten nultarief
Voor de ICL geldt het nultarief, deze vindt plaats in de lidstaat van vertrek van goederen. Hier
is het een binnenlands belaste prestatie die je in de aangifte vermeld. Hierdoor behoud je
het recht op aftrek.
Je mag dit tarief slechts toepassen als je het recht hierop kunt aantonen met boeken en
bescheiden, hiervoor moet je aantonen te voldoen aan de voorwaarden. Je moet dus
bewijzen dat de goederen naar een andere lidstaat zijn vertrokken, door iemand die een ICV
heeft. Daarnaast moet je goed listen met de btw-id van verwerver.