Als mens ben je ingedeeld in categorieën. Ik ben bijvoorbeeld een
jongvolwassene (leeftijd), kleindochter/dochter/zus (familierelatie), vrouw
(geslacht), Nederlander (nationaliteit) etc.
Deze categorieën zijn individueel, laten je deelnemen aan groepen en zijn
contextgebonden.
deze zijn meervoudig, bestaan tegelijkertijd en zijn complex
(intersectionaliteit).
Er zijn meerdere opvattingen over hoe identiteit ontstaat:
- Naturalisering: identiteit heeft een natuurlijke, biologische oorsprong
- Essentialistering: identiteit heeft een vastliggende essentie, je hebt
vastliggende eigenschappen (soort innerlijke kern) buiten
omgevingsinvloeden
Deze nemen omgevingsinvloeden dus niet (volledig) mee. Het sociaal-
constructivisme doet dat wel: je identiteit wordt volgens deze visie gevormd
door de omgeving.
‘Het Zelf’ is dan een sociaal construct.
Maar als dit zo is, moeten we onderzoeken hoe dit precies ontstaat en verandert
over de tijd heen (Stuart Hall deed dit onder andere).
Een opvatting is performativiteit, ofwel het performatieve Zelf: je ‘doet’ je
identiteit, je uit dit, maar je bent het niet. Het gaat hier dus om de ‘rol’ die je in
de samenleving speelt.
je bent niet vrouwelijk, je doet vrouwelijk.
Goffman is het hiermee eens: sociale rollen verschillen per context (bij oma ben
je een kleindochter, op het werk een collega, op de sportclub een teamgenoot,
etc.). Volgens hem bestaat een ‘echte, pure Zelf’ dan ook niet, want het ligt altijd
aan de context hoe je jezelf vormt.
Butler is het ook eens, specifiek op het gebied van gender: doordat in het
dagelijks leven bepaalde acties herhaald worden en voor verschillende genders
andere dingen benadrukt worden houdt je je eigen rol en de rollen van anderen in
stand.
bijv. roze speelgoed voor meisjes kopen en blauw voor jongens.
Zij zijn het beiden dus eens met dit idee van ‘performance’. Belangrijk om te
benadrukken is dat dit interactief is met aansporingen en restraints in de
maatschappij en je omgeving. Zo wordt je identiteit/Zelf dus gevormd.
Maar hoe worden deze standaard rollen/labels gemaakt? Wat wij in een bepaalde
context en maatschappij ‘normaal’ en ‘goed’ vinden noemen we ook wel een
discours (een soort dominante denkwijze). Discoursen worden gevormd door
normen en kennis, die weer wordt gevoed door macht. Er zijn 2 soorten macht
die hierin meespelen:
1) Regulerende macht: regels en wetten van bovenaf (top-down werking)
1
, 2) Normaliserende macht: onderlinge sociale controle (bottom-up werking)
Macht bepaalt dus leidende normen/kennis, hieruit komen discoursen en daaruit
volgen categoriseringen. In die laatste herkennen mensen zich en gaan zich
hiernaar gedragen.
VB: ‘de homoseksueel’ bestaat pas publiekelijk sinds de 19 e eeuw. Pas wanneer
de dominante denkwijze meer accepterend werd over seksualiteit kwam dit type
identiteit op.
Artikel 1 HC1 – Lawler (Becoming Ourselves: Governing
and/through Identities)
In de Westerse samenleving heerst het idee dat je continu aan je ‘Zelf’ moet
werken.
streven naar autonomie over je leven en je Zelf wordt hierbij benadrukt.
Maar hoe ziet autonomie eruit als je (zoals eerder benoemd) continu wordt
beïnvloedt door je omgeving? Door sociale controle moet je namelijk voortdurend
jezelf controleren en corrigeren.
Foucalts visie: soorten identiteit worden gemaakt door kennis, die weer wordt
aangestuurd door macht.
Ook beweert hij dat ‘het Zelf’ aan zichzelf werkt. Dit legt hij uit in zijn
‘technologieën van het Zelf’: uit discoursen volgen categorieën, waarmee
mensen zich identificeren. Hierdoor ontstaan subjectiviteiten.
Het idee van subjectivering: mensen identificeren zich met
categorieën/identiteiten en gaan zich volgens de bijbehorende normen en regels
gedragen. Het ‘Zelf’ houdt zichzelf dus continu in gareel van onderliggende
normen en regels.
dit strekt zich over alle gebieden, bijvoorbeeld ook ouderschap en werk: je
wordt beïnvloedt door de blikken van professionals en de discoursen.
Gouvernementaliteit: bevolking wordt bestuurd door vormen van classificatie
en categorisatie om specifieke beleidsdoelen te bereiken (Foucalt).
Psy-complex is een verzamelnaam voor wetenschapsvelden als psychologie,
geneeskunde, psychiatrie en pedagogiek. Psy-knowledge wordt dan ook als de
waarheid gezien, en bereikt steeds vaker ook mensen in het dagelijks leven. Door
een toename van deze kennis zien mensen zich steeds meer als een ‘project’
zelfhulpboeken, persoonlijke reflecties, hulp zoeken, etc.
Al vanaf jongs af aan wordt regulering via deze kennis toegepast. Zo vorm je het
soort individu dat in de samenleving past en wordt geaccepteerd.
bijv. op de basisschool leren over je gevoelens te praten.
MAAR: macht en discoursen leiden altijd tot weerstand, niet iedereen wil zich
conformeren aan de verwachtingen van de maatschappij (criminelen
bijvoorbeeld).
2
,Rose beschrijft deze ontwikkelingen in onze samenleving als
psychotherapeutisch. Zij legt de nadruk op het feit dat psychologie en jezelf
op dat gebied verbeteren steeds meer meespeelt in het dagelijks leven
(therapieën nemen voor onverwerkt trauma bijvoorbeeld).
Haar hoofdgedachte: de nadruk ligt hiermee in maatschappij op persoonlijke
autonomie, maar eigenlijk maakt het ons meer afhankelijk van machtsstructuren.
Vroeger was het veranderende discours
dus het normaliseren van seksualiteit.
In 18e/19e eeuw waren er wat dat betreft
4 aandachtsgebieden voor seks en
sociale zorgen (Foucalt):
Volgens Rose is het nu veranderende discours dus de psychopathologisering van
de samenleving. Zij stelt 4 nieuwe categorieën van zorgen:
1) Subjectivering van werk: werken gaat niet alleen meer om geld, maar
ook over vervulling, succes en persoonlijk welzijn
2) Psychologisering van het alledaagse: gewone gebeurtenissen zien we
als kansen voor persoonlijke groei en transformatie.
3) Een therapie van eindigheid: negatieve emoties worden geaccepteerd
en steeds meer gezien als kansen voor persoonlijke groei
4) Neurotisering van de sociale omgang: we redeneren sociale
problemen in omgang terug naar bijv. vroegere ouder-kind relaties.
Deze therapeutische cultuur dwingt ons om constant aan onzelf te werken, wat
autonomie lijkt te vergroten. Echter is het ook een vorm van controle (wat je met
je leven moet doen).
Foucalt: we moeten strategisch weerstand bieden aan bepaalde voorwaarden van
discoursen. Waakzaam blijven op wat deze zijn (ethisch-politieke
waakzaamheid) is belangrijk om onderwerping tegen te gaan en macht te
begrijpen.
Artikel 2 HC1 – Lawler (Masquerading as Ourselves: Self-
Impersonation/Social Life)
In de huidige samenleving is er vaak een verschil tussen ‘authentieke’ identiteit
en de ‘performde’ identiteit (we vinden sommige mensen nep, zowel in gedrag
als uiterlijk).
denk aan make-over shows: iemand verbeteren naar hun ‘echte zelf’ en hun
‘masker’ afdoen.
Wendy Doniger noemt dit concept van een ‘masker’ dragen het
zelfpersonage: sommige eigenschappen nemen we aan om onszelf anders voor
te doen dan hoe we echt zijn. Toch hoort dit dan bij je identiteit
3
, bijv. heel sociaal doen tegen iedereen terwijl je eigenlijk een hekel hebt aan
veel mensen.
Dit sluit aan bij het idee van Goffman en Butler dat identiteit dus iets is wat we
performen in de sociale context. Zij geven een theatermetafoor:
- Frontstage: hoe we ons publiekelijk bewust gedragen met druk van
anderen
- Backstage: hoe we in privé ons meer ontspannen gedragen zonder druk
van anderen
Dit betekent niet dat maar één van de twee je echte identiteit is. Beide horen
erbij, alleen net in een andere ‘rol’ afhankelijk van de context. Dramatische
realisatie en impressiemanagement hoort hierbij: (on)bewust laat je bepaald
gedrag zien om door anderen te worden erkend.
Rolafstand: mensen stappen soms uit hun rol als het nodig is (in noodsituaties
bijv.). dit maakt duidelijk dat authentiek zijn en acteren er soms beide bij horen.
Volgens Goffman gaan de sociale interacties die identiteit vormen dieper dan
verbale communicatie. Ook lichaamstaal hoort hierbij (glimlachen, oogcontact,
etc.)
hij vergelijkt sociale interacties met rituelen in religie, zo belangrijk.
Interactieorde: sociale regels over hoe je te gedragen in situaties.
Volgens Goffman ‘framet’ de mens hun ervaringen op basis van hun specifieke
sociale context, je interpreteert situaties dus vanuit je sociale- (of ander
identiteits)frame.
Butler is op het gebied van gender wat radicaler: volgens haar ‘maakt’ de
samenleving de twee geslachten en is er weinig biologisch aan. Dit is een
extreem standpunt.
volgens haar wordt genderidentiteit gemaakt door o.a. interpellatie: het
aanspreken van bepaalde groepen van individuen n.a.v. sociale verwachtingen
(jongens/meisjes).
Volgens haar geeft een overkoepelend thema ook categorieën betekenis. Zonder
de nadruk op heteroseksualiteit in onze samenleving zou gender niet zo veel
uitmaken.
als genderidentiteiten echt natuurlijk zouden zijn, zouden uitingen ervan
(kleding, makeup, ideaalbeelden, etc.) niet nodig moeten zijn volgens Butler.
Ook zouden alle identiteiten instabiel zijn als gevolg van psychische processen
die verlies en ontkenning hebben. je bent heteroseksueel omdat je andere
seksualiteiten ‘rouwt’ en niet zelf hebt.
Hier is echter kritiek op: hoezo blijft het heteroseksuele systeem ondanks die
instabiliteit dan bestaan? Hoe veranderlijk het daadwerkelijk is, is nog
onduidelijk.
4