Examen – recht2
D. STRAFRECHT (3/20)
1. Indeling van Misdrijven: Drieledige Indeling
Volgens artikel 1 van het Strafwetboek worden misdrijven ingedeeld in:
1. Overtredingen:
o Lichtste vorm van een misdrijf.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Maximaal 7 dagen.
Geldboete: Tot €25, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Politierechtbank.
o Poging tot overtreding wordt niet bestraft.
2. Wanbedrijven:
o Middelzware misdrijven.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Minimaal 8 dagen, maximaal 5 jaar.
Geldboete: Vanaf €26, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Correctionele rechtbank.
o Poging tot wanbedrijf: Strafbaar, maar lagere straffen dan bij voltooid wanbedrijf.
3. Misdaden:
o Zwaarste vorm van misdrijven.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Minimaal 5 jaar.
Geldboete: Vanaf €26, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Hof van Assisen (voor uitzonderlijke gevallen). Veel misdaden
worden tegenwoordig gecorrectionaliseerd en behandeld door de rechtbank van
eerste aanleg.
o Poging tot misdaad is altijd strafbaar.
2. Constitutieve Elementen van een Misdrijf (constitutieve elementen zijn de onmisbare onderdelen
die iets juridisch definiëren, zoals misdrijf of overeenkomst.)
Een misdrijf bevat de volgende 4 elementen:
1. Materieel bestanddeel: “feiten zelf”
o De feitelijke gedraging die strafbaar is volgens de wet. (daad of gedraging= fysiek
gedrag)
o Voorbeelden: Handelingen zoals diefstal of nalatigheden zoals hulp weigeren aan
een persoon in nood. (bv; diefstal, fraude geweld)
2. Wederrechtelijkheid: “= tegen het recht”
o De gedraging is onrechtmatig, tenzij er rechtvaardigingsgronden zijn.
o Rechtvaardigingsgronden:
Wettelijk voorschrift of overheidsbevel (bijv. politiegeweld bij arrestatie).
Noodweer (directe verdediging tegen een aanval).
Noodtoestand (bijv. inbreken om een leven te redden).
Wettig verzet (bijv. tegen een illegale overheidsmaatregel).
3. Moreel bestanddeel: (opzet/schuld) “bewustzijn”
o Vereist schuld of verwijtbaarheid (een lichte fout is voldoende).
o Schuld wordt beoordeeld op basis van bewustzijn en wilscomponent van de dader.
Intentie/nalatigheid waarmee de daag is uitgevoerd
4. Strafwaardigheid: “is de straf echt nodig?”
o De rechter moet beoordelen of een straf gerechtvaardigd is.
1
,3. Rechtvaardigingsgronden in Detail
Een gedraging kan als wederrechtelijk beschouwd worden indien de dader van een handeling of
verzuim niet het recht heeft om zich op die wijze te gedragen.
Wettelijk voorschrift of overheidsbevel:
o Geen misdrijf als de handeling door de wet wordt voorgeschreven of door de
overheid wordt bevolen.
o Voorbeelden: Artsen voeren medische ingrepen uit, politie gebruikt geweld bij
arrestatie.
Noodweer (Wettige verdediging):
o Verdediging tegen een directe aanval op een persoon.
o Voorwaarden:
1. Aanranding moet onrechtmatig zijn en gericht tegen een persoon.
2. Verdedigingshandeling moet noodzakelijk (subsidiariteitsbeginsel) en
proportioneel zijn.
o Wettelijke vermoedens:
Nachtelijke inbraak.
Diefstal of plundering met geweld.
Noodtoestand:
o Handelen in een situatie van ernstig en dreigend gevaar.
o Voorwaarden:
1. Dreigend en actueel gevaar.
2. Subsidiariteit en proportionaliteit.
Wettig verzet:
o Toegestaan als het gaat om verzet tegen flagrante onrechtmatige overheidsdaden.
o Voorwaarden:
1. Het optreden moet manifest onrechtmatig zijn.
2. Er moet onmiddellijke actie vereist zijn.
De toestemming van het slachtoffer zelf is geen rechtvaardigheidsgrond.
4. Strafrechtelijke Schuld
België kent een schuldstrafrecht: België hanteert het principe ‘nulla poena sine culpa” (geen
straf zonder schuld)
o Personen worden alleen bestraft als hun gedraging hen verwijtbaar is.
o Iedereen wordt verondersteld de wet te kennen.
Schulduitsluitingsgronden:
o Omstandigheden waardoor de dader geen verwijt treft, ondanks dat er sprake is van
een misdrijf.
o Voorbeelden: Minderjarigheid, dwang, onwetendheid.
(dwaling, dwang, onbekwaamheid, onvrijwilligheid, noodtoestand)
Gronden van niet-toerekenbaarheid en niet-toerekeningsvatbaarheid
1. Gronden van niet-toerekenbaarheid: Situaties waarin een dader niet verantwoordelijk wordt
gehouden voor zijn daden vanwege externe of interne omstandigheden:
o Dwang of overmacht: De dader is onvermogen om zijn gedrag te vermijden door
onweerstandbare dwang, fysiek of moreel. Dit kan zowel materiële dwang (fysieke
onmogelijkheid) als morele dwang (psychologische dwang) zijn. De dader kan niet
2
, verantwoordelijk worden gehouden voor zijn handelingen als de vrije wil volledig is
opgeheven.
o Dwaling en onwetendheid: De dader heeft een misvatting over de onwettigheid van
zijn daden of is onwetend over de strafbaarheid ervan. Er zijn twee soorten:
rechtsdwaling (foutieve interpretatie van de wet) en feitelijke dwaling (foutieve
inschatting van de feiten). Deze gronden zijn alleen van toepassing als de dwaling
onoverkomelijk is.
2. Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid: Situaties waarin de dader niet schuldig kan
worden bevonden vanwege bepaalde omstandigheden:
o Strafrechtelijke minderjarigheid: Personen onder de 18 jaar worden als niet-
toerekeningsvatbaar beschouwd, met specifieke regels voor minderjarigen onder 16
jaar en tussen 16 en 18 jaar.
o Geestesstoornis (krankzinnigheid): Indien de dader leed aan een geestesstoornis die
zijn oordeelsvermogen of controle over zijn daden verstoorde, kan hij niet
verantwoordelijk worden gehouden. Er is ook een regeling voor internering van
personen met geestesstoornissen die een gevaar vormen voor de maatschappij.
o Dronkenschap en verwante toestanden: Indien de dader dronken of onder invloed
van drugs was, is er geen wettelijke regeling in België, maar wordt er onderscheid
gemaakt tussen onvrijwillige intoxicatie (waarbij artikel 71 kan gelden) en vrijwillige
intoxicatie (waarbij de dader wel verantwoordelijk blijft voor zijn daden).
De gevolgen van deze schulduitsluitingsgronden zijn dat de dader niet alleen wordt ontslagen van
straf, maar ook geen schadevergoeding hoeft te betalen aan het slachtoffer.
Strafwaardigheid
Definitie: Het concept van strafwaardigheid verwijst naar de noodzaak van een straf voor
een strafbare gedraging die aan de dader kan worden verweten.
Rechterlijke verplichting: De rechter moet de straf toepassen, tenzij er een strafuitsluitende
verschoningsgrond is.
Strafuitsluitende Verschoningsgronden
Wat zijn het?: Wettelijk omschreven omstandigheden die de strafbaarheid opheffen, hoewel
de wederrechtelijkheid en schuld blijven bestaan.
Kenmerken:
o Wettelijk karakter (volgens artikel 78 Strafwetboek)
o Dwingend (de rechter heeft geen beoordelingsruimte)
o Persoonlijk (geeft effect in rem)
Voorbeelden:
o Aangifte bij de overheid bij zware criminaliteit
o Onderwerping aan de overheid
o Uitlokking/provocatie
o Bloed- en aanverwantschapsbanden (bijvoorbeeld familieleden die elkaar helpen)
Historische voorbeelden: Strafvermindering voor moeders die hun onwettige kinderen
doden (tot 1984) en voor overspelige echtgenoten die hun partner doden (tot 1997)
3
D. STRAFRECHT (3/20)
1. Indeling van Misdrijven: Drieledige Indeling
Volgens artikel 1 van het Strafwetboek worden misdrijven ingedeeld in:
1. Overtredingen:
o Lichtste vorm van een misdrijf.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Maximaal 7 dagen.
Geldboete: Tot €25, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Politierechtbank.
o Poging tot overtreding wordt niet bestraft.
2. Wanbedrijven:
o Middelzware misdrijven.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Minimaal 8 dagen, maximaal 5 jaar.
Geldboete: Vanaf €26, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Correctionele rechtbank.
o Poging tot wanbedrijf: Strafbaar, maar lagere straffen dan bij voltooid wanbedrijf.
3. Misdaden:
o Zwaarste vorm van misdrijven.
o Straffen:
Gevangenisstraf: Minimaal 5 jaar.
Geldboete: Vanaf €26, te vermenigvuldigen met opdeciemen.
o Bevoegde rechtbank: Hof van Assisen (voor uitzonderlijke gevallen). Veel misdaden
worden tegenwoordig gecorrectionaliseerd en behandeld door de rechtbank van
eerste aanleg.
o Poging tot misdaad is altijd strafbaar.
2. Constitutieve Elementen van een Misdrijf (constitutieve elementen zijn de onmisbare onderdelen
die iets juridisch definiëren, zoals misdrijf of overeenkomst.)
Een misdrijf bevat de volgende 4 elementen:
1. Materieel bestanddeel: “feiten zelf”
o De feitelijke gedraging die strafbaar is volgens de wet. (daad of gedraging= fysiek
gedrag)
o Voorbeelden: Handelingen zoals diefstal of nalatigheden zoals hulp weigeren aan
een persoon in nood. (bv; diefstal, fraude geweld)
2. Wederrechtelijkheid: “= tegen het recht”
o De gedraging is onrechtmatig, tenzij er rechtvaardigingsgronden zijn.
o Rechtvaardigingsgronden:
Wettelijk voorschrift of overheidsbevel (bijv. politiegeweld bij arrestatie).
Noodweer (directe verdediging tegen een aanval).
Noodtoestand (bijv. inbreken om een leven te redden).
Wettig verzet (bijv. tegen een illegale overheidsmaatregel).
3. Moreel bestanddeel: (opzet/schuld) “bewustzijn”
o Vereist schuld of verwijtbaarheid (een lichte fout is voldoende).
o Schuld wordt beoordeeld op basis van bewustzijn en wilscomponent van de dader.
Intentie/nalatigheid waarmee de daag is uitgevoerd
4. Strafwaardigheid: “is de straf echt nodig?”
o De rechter moet beoordelen of een straf gerechtvaardigd is.
1
,3. Rechtvaardigingsgronden in Detail
Een gedraging kan als wederrechtelijk beschouwd worden indien de dader van een handeling of
verzuim niet het recht heeft om zich op die wijze te gedragen.
Wettelijk voorschrift of overheidsbevel:
o Geen misdrijf als de handeling door de wet wordt voorgeschreven of door de
overheid wordt bevolen.
o Voorbeelden: Artsen voeren medische ingrepen uit, politie gebruikt geweld bij
arrestatie.
Noodweer (Wettige verdediging):
o Verdediging tegen een directe aanval op een persoon.
o Voorwaarden:
1. Aanranding moet onrechtmatig zijn en gericht tegen een persoon.
2. Verdedigingshandeling moet noodzakelijk (subsidiariteitsbeginsel) en
proportioneel zijn.
o Wettelijke vermoedens:
Nachtelijke inbraak.
Diefstal of plundering met geweld.
Noodtoestand:
o Handelen in een situatie van ernstig en dreigend gevaar.
o Voorwaarden:
1. Dreigend en actueel gevaar.
2. Subsidiariteit en proportionaliteit.
Wettig verzet:
o Toegestaan als het gaat om verzet tegen flagrante onrechtmatige overheidsdaden.
o Voorwaarden:
1. Het optreden moet manifest onrechtmatig zijn.
2. Er moet onmiddellijke actie vereist zijn.
De toestemming van het slachtoffer zelf is geen rechtvaardigheidsgrond.
4. Strafrechtelijke Schuld
België kent een schuldstrafrecht: België hanteert het principe ‘nulla poena sine culpa” (geen
straf zonder schuld)
o Personen worden alleen bestraft als hun gedraging hen verwijtbaar is.
o Iedereen wordt verondersteld de wet te kennen.
Schulduitsluitingsgronden:
o Omstandigheden waardoor de dader geen verwijt treft, ondanks dat er sprake is van
een misdrijf.
o Voorbeelden: Minderjarigheid, dwang, onwetendheid.
(dwaling, dwang, onbekwaamheid, onvrijwilligheid, noodtoestand)
Gronden van niet-toerekenbaarheid en niet-toerekeningsvatbaarheid
1. Gronden van niet-toerekenbaarheid: Situaties waarin een dader niet verantwoordelijk wordt
gehouden voor zijn daden vanwege externe of interne omstandigheden:
o Dwang of overmacht: De dader is onvermogen om zijn gedrag te vermijden door
onweerstandbare dwang, fysiek of moreel. Dit kan zowel materiële dwang (fysieke
onmogelijkheid) als morele dwang (psychologische dwang) zijn. De dader kan niet
2
, verantwoordelijk worden gehouden voor zijn handelingen als de vrije wil volledig is
opgeheven.
o Dwaling en onwetendheid: De dader heeft een misvatting over de onwettigheid van
zijn daden of is onwetend over de strafbaarheid ervan. Er zijn twee soorten:
rechtsdwaling (foutieve interpretatie van de wet) en feitelijke dwaling (foutieve
inschatting van de feiten). Deze gronden zijn alleen van toepassing als de dwaling
onoverkomelijk is.
2. Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid: Situaties waarin de dader niet schuldig kan
worden bevonden vanwege bepaalde omstandigheden:
o Strafrechtelijke minderjarigheid: Personen onder de 18 jaar worden als niet-
toerekeningsvatbaar beschouwd, met specifieke regels voor minderjarigen onder 16
jaar en tussen 16 en 18 jaar.
o Geestesstoornis (krankzinnigheid): Indien de dader leed aan een geestesstoornis die
zijn oordeelsvermogen of controle over zijn daden verstoorde, kan hij niet
verantwoordelijk worden gehouden. Er is ook een regeling voor internering van
personen met geestesstoornissen die een gevaar vormen voor de maatschappij.
o Dronkenschap en verwante toestanden: Indien de dader dronken of onder invloed
van drugs was, is er geen wettelijke regeling in België, maar wordt er onderscheid
gemaakt tussen onvrijwillige intoxicatie (waarbij artikel 71 kan gelden) en vrijwillige
intoxicatie (waarbij de dader wel verantwoordelijk blijft voor zijn daden).
De gevolgen van deze schulduitsluitingsgronden zijn dat de dader niet alleen wordt ontslagen van
straf, maar ook geen schadevergoeding hoeft te betalen aan het slachtoffer.
Strafwaardigheid
Definitie: Het concept van strafwaardigheid verwijst naar de noodzaak van een straf voor
een strafbare gedraging die aan de dader kan worden verweten.
Rechterlijke verplichting: De rechter moet de straf toepassen, tenzij er een strafuitsluitende
verschoningsgrond is.
Strafuitsluitende Verschoningsgronden
Wat zijn het?: Wettelijk omschreven omstandigheden die de strafbaarheid opheffen, hoewel
de wederrechtelijkheid en schuld blijven bestaan.
Kenmerken:
o Wettelijk karakter (volgens artikel 78 Strafwetboek)
o Dwingend (de rechter heeft geen beoordelingsruimte)
o Persoonlijk (geeft effect in rem)
Voorbeelden:
o Aangifte bij de overheid bij zware criminaliteit
o Onderwerping aan de overheid
o Uitlokking/provocatie
o Bloed- en aanverwantschapsbanden (bijvoorbeeld familieleden die elkaar helpen)
Historische voorbeelden: Strafvermindering voor moeders die hun onwettige kinderen
doden (tot 1984) en voor overspelige echtgenoten die hun partner doden (tot 1997)
3