100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Hulp nodig?

Rating
-
Sold
-
Pages
46
Uploaded on
06-01-2021
Written in
2018/2019

Samenvatting van de lessen

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
January 6, 2021
Number of pages
46
Written in
2018/2019
Type
Summary

Subjects

Content preview

Marketingmanagement
Inleiding: Ontstaan vd distributie
o Voor de industriële revolutie
 Ambulante handel (=rijdende winkels)/ ruilhandel
 Landbouw
 Autarchie = zelfvoorziening (consument = producent)
 Kenmerken
 Plaatselijk/ zeer lokaal
 Kleinschalig
 Arbeidsintensief
 Producent en consument staan heel dicht bij elkaar
o Vanaf de industriële revolutie
 MASSAPRODUCTIE: manuele arbeid op maat wordt gedeeltelijk vervangen door serieproductie
 Kenmerken
 Centralisatie: veel maken op dezelfde plaats. Kapitaalintensieve investeringen op één plaats
(machines en gebouwen)
 Specialisatie: veel maken va hetzelfde product vb. machine kan maar 1 product maken,
stoelen en geen tafels
 Standaardisatie: 1 uniek product in grote hoeveelheden vervaardigen van hetzelfde
 Handenarbeid  machinearbeid
 Vb Iphone : 1 fabriek samengesmolten, aankopen van schermen en batterijen, aantal versies
maar blijft Iphone
o Waarom ontstaat distributie door het ontstaan van massaproductie?
 Transport (Alles op 1 plaats gemaakt en moet worden gebracht naar consument)
 Hoeveelheden (Van pallet naar per verpakking)
 Voorraad
 Assortiment
 Diensten (extra service vb. gsm afbetalen)
o Welke problemen brengt massaproductie met zich mee?
 Overproductie/ vraag inschatten
 ‘Fouten’
 Afhankelijk vd machines
 Weinig arbeid

Hoofdstuk 1: Omschrijving en functies vd distributie

1. Omschrijving vh distributiebegrip
o Distributie= functie die goederen en diensten ter beschikking stelt vd ge/verbruikers op tijdstippen, in
hoeveelheden, in assortimentsklassen, op plaatsen, vergezeld van diensten zoals de ge/ verbruiker dit wenst
en daar waar de aanbieder verwacht dat de doelgroep zal kopen
→ De onderneming brengen goederen voort in een
zeer beperkt assortiment, maar in zeer grote
hoeveelheden. De consument daarentegen verlangt
een zeer ruime keuzemogelijkheid, dus een uitgebreid
assortiment, maar in beperkte hoeveelheden
→ Distributie overbrugt dus plaats- , tijd- en
hoeveelheidverschillen.
1

,o Functies van distributie
 Plaats- of nabijheidfunctie: transporteren, op juiste plaats beschikbaar
 Tijdsfunctie: stockeren, opslag tussen aankoop en verkoop
 Assortiment- of keuzefunctie
 Hoeveelheidfunctie : omzetten in hoeveelheid die klant wil
 Dienstenfunctie
 Informatie- en commerciële functie
 Service- en financieringsfunctie
o 5 types distributiestromen
 De informatiestroom
 De bestellingenstroom
 De goederenstroom
 De eigendomsstroom
 De geldstroom
o Begrippen
 Distributiekanaal = de
verzameling onderling
afhankelijke organisaties die
achtereenvolgens een bijdrage
aan dit distributieproces
leveren
 Distributiestructuur = een reeks
distributiekanalen (circuits)
waarlangs een product of
dienst de weg nr de
eindgebruiker
 Bedrijfskolom = reeks bedrijven die gezamenlijk zorgen voor de overbrugging vd afstand tussen
oerproducent en finale consument ve bepaald product. Bedrijven op niveau van producenten,
importeurs en exporteurs, groothandel, kleinhandel of ondersteunende dienstenorganisaties
 Distributieschakel = bij eigendomsoverdracht van goederen of diensten




 Toegevoegde waarde
 =waarde die je toevoegt aan een product of dienst
 = omzet – aankoop vd goederen



2

,  In huidige gemengde markteconomie is TW vd distributie groter dan vd productie. Gemiddeld
genomen is het aandeel vd productie < 40% en vd distributie >60% vd finale
eindverbruikersprijs
 Kenmerken ve distributieschakel
 Lengte: verticale structuur, langer naargelang aantal distributieschakels
 Breedte: horizontale structuur
 Integratiegraad: verticale of horizontale samenwerking
o Bedrijfskolom: weg die product aflegt, maar begint al bij grondstof
 Collecterende handel = handel in niet-afgewerkte producten (grondstoffen + halffabricaat)




 Distribuerende handel = handel in afgewerkte producten
o Waarom werken met tussenschakels en niet direct van fabrikant nr consument
 Hoeveel contacten noodzakelijk in geval van 4 producenten en 7 consumenten
 P x C= 4 x 7 = 28 contacten (rechtstreeks)
 (P + C ) x D = 11 contacten (contact met distributeur)
 Duidelijk dat door toevoeging van distributieschakels de distributie efficiënter kan verlopen
 Minder verplaatsingen met grotere orderwaardes
 Distributie door organisaties met specifieke vaardigheden en schaalvoordelen
 Minder verkoopkosten en logistieke kosten
 Producent verliest op die manier rechtstreeks contact met eindconsument, nadelige gevolgen voor
omzet mogelijk
 Teveel distributieschakels kunnen het minder efficiënt maken  Elke distributeur vraagt marge dus
prijst stijgt
o Distribuerende handel: 3 types ondernemingen
 Grossiers/ Groothandelaars
 Aankoop voor eigen rekening
 Wederverkoop van niet in eigen onderneming vervaardigde producten
 Aan andere bedrijfshuishoudingen ( zoals detaillisten of andere grossiers)
 Iedereen die in hoofdzaak de groothandelsfunctie uitoefent (importeurs, exporteurs, traders)
3

,  Detaillisten /Kleinhandelaars
 Ondernemingen die zich hoofdzakelijk (>50%) bezighouden met de aankoop voor eigen
rekening en de wederverkoop aan gezinshoudingen voor particulier verbruik
 Laatste schakel in de bedrijfskolom
 Producten kunnen ter plaatse zelf vervaardigd of herwerkt zijn geweest
 Tussenpersonen
 Dienstverleners aan de distributie
 Verwerven niet de eigendom vd goederen
 Treden niet op als zelfstandige schakels in de bedrijfskolom
 Vervullen wel bepaalde distributiefuncties
 Vb. DhL
 Bovenstaande schakels en tussenpersonen kunnen geëlimineerd worden, doordat vb. de fabrikant de
distributie verzorgt
 De functies zelf vd distributie kunnen echter niet geëlimineerd worden en dienen desnoods vervuld te
worden door de consument zelf




2. Het socio-economisch belang vd distributie
o Aandeel vd detailhandel in de privé- consumptie
 34,9%
 Van alle uitgaven die privépersonen doen, hoeveel gebeurt daarvan in de distributiesector: het gaat
daarbij dus om uitgaven voor tastbare producten
o Welke bestedingen vd gezinnen behoren niet tot de detailhandel?
 Diensten: elektriciteit, water, huur, remgeld, onderwijs, afbetaling
o Tewerkstelling
 12% vd private tewerkstelling in Vlaanderen/ Brussel/ Wallonië
 100 000 zelfstandigen
o Kenmerken vd distributie als sector
 Staat dicht bij de eindverbruiker : consument verwacht dit
 Arbeidsintensief + kleinschalig (op veelplaatsen aanwezig zijn om de consument te bereiken)
 Meer parttime werk (verkooppieken en –dalen: aanwezig zijn als de klant dat wil)
 Veel vrouwen (betere uren voor gezin)
4
$4.23
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
marie-hlnemabesoone

Get to know the seller

Seller avatar
marie-hlnemabesoone Katholieke Hogeschool VIVES
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1
Member since
4 year
Number of followers
1
Documents
10
Last sold
2 year ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions