100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting de uitgebreide cursus van inspanning

Rating
-
Sold
-
Pages
39
Uploaded on
30-09-2025
Written in
2024/2025

met dit kom je het examen zeker door

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
September 30, 2025
Number of pages
39
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Inspanningsfysiologie



I. Inleiding
3 systemen voor energie (ATP)

- Anaerobe glycolyse  geeft energie dat ATP kan geven (vetten kunnen
niet gebruikt worden)
o Sneller dan aerobe systeem, maar er wordt lactaat gevormd
(nadeel). Dit is een indicator dat H+ wordt gevormd, waardoor
verandering in pH (gaat dalen)  lijdt tot verzuring
o Opstapeling van H+ tegengaan door bicarbonaationen (=
bufferproduct (HCO3-)  onstabiel product (HCO3-  H2O +
CO2)
o Wanneer een inspanning zwaarder word: zal VO2 stijgen en VCO2
ook. Op het begin loopt dit gelijk, maar later zal VCO2 harder
stijgen tov VO2. Het punt dat VCO2 meer stijgt komt doordat het
anarobe systeem meer begint te werken (dit punt is de
ventilatoiredrempel = het punt waarbij u VCO2 begint te stijgen )
o Equivalent O2 = tot ventilatie/ VO2 en equivalent CO2 = totale
ventilatie/ VCO2
o Wat wanneer bicarbonaat ion op is  geeft extra stijging van
ventilatie, VCO2 stijgt niet. Dit geeft dat equivalent CO2 ook
stijgt
 Stijging van VCO2 geeft 2de ventilatoire drempel (= einde
bufferproduct, einde bicarbonaatproduct)
- Aerobe systeem  glucose of glycogeen of lipide of proteïne worden
gebruikt als brandstof
o Voldoende zuurstof en brandstof nodig
o Duurt 2-3 min voordat systeem werkt
- Creatine fosfaat systeem (snelste systeem, snel opgebruikt)
 ATP  heel snel uitgewerkt (ATP  ADP + fosfaat + energie)
 Overgang van creatine fosfaat systeem aerobe systeem anaerobe
glycolyse systeem

Voeding geeft ons 3 brandstoffen

- Koolhydraten (zowel aerobe als anaerobe) hoge intensiteit1g
koolhydraten = 4kcal
o Onderscheidt maken tussen koolhydraten
 Opgeslagen  als glycogeen (dit is opgeslagen in lever,
spieren)
 Circuleert in bloed  als glucose
- Vetten (aerobe)  diesel voor lage intensiteit  1g vet = 9kcal
o Opgeslagen als triglyceriden ( in aligocyten = vetcellen)

, o In vetten kunnen we energie opslaan, is bescherming en helpt
voor temperatuur
- Eiwitten (reserve)

Aerobe trainingszone verbeteren

- Door te trainen tussen u ventilatoire drempel 1 en ventilatoire drempel
2

Bloed in lichaam

- 5l bloed in het lichaam  hier zit 5g glucose in
o De lever houdt glucose op pijl door nieuwe glucose in het bloed
te brengen
- Shift van lage naar hoge intensiteit ( of van vetten naar koolhydraten)


II. Hoofdstuk 1: energie
A. bio-energetics
basics van bio energetics

- fotosynthese  planten gebruiken zonlicht om energie op te slaan in
glucose. Ze nemen CO2 op uit lucht en water, de zonlicht zet dit om tot
glucose en zuurstof.
o zon geeft energie om planten te laten groeien.
o De macronutriënten zijn de 3 brandstoffen
 vanuit alle brandstoffen kan acetyl-CoA aangemaakt
worden
 acetyl-CoA = de overgang van vetten naar
koolhydraten

- ATP is de energierijke molecule  ATP synthese door een
protonengradiënt op te bouwen. Om hier tot te graken gaat H+ van
matrix naar intermembraanruimte
o gemaakt in de mitochondriën
 Buitenste membraan glad en Binnenste membraan
gekronkeld
 zodat je meer opp in de mitochondriën kan steken.
Hoe meer opp, hoe meer eiwitten om de + geladen
deeltje binnen te laten stromen en hoe meer ATP je
kan leveren
o Energie die we uit voeding halen gaan we opslaan als ATP

Spiercontractie

= Elektrisch signalen in motorische zenuw

, - Spierkracht hangt af van hoeveel motor units je gebruikt/ activeren
o Motor unit = motorneuron en de spiervezels
 Motor neuron = doorgeven van elektrische signalen van
CZS naar spier
 Spiervezels = het aantal variëren (afhankelijk van type en
taak spier
- Als prikkel niet sterk genoeg is, is er geen actiepotentiaal. Als deze wel
sterk genoeg is wel.
- Elektrisch signaal  chemisch signaal  elektrisch signaal




- Spiercontractie  door een polarisatie en depolarisatie op oppervlakte.
Er is een calcium afgifte nodig om plaats vrij te maken. Hier bind
calcium aan troponine waardoor tropomysione daalt en actine bind met
myosine. De energie komt via ATP  de
type vezels:
o Type 1  trage spiervezels
o Type 2 a  lange anerobe (<30min)
o Type 2 x vezels  snel, kort anaerobe (<5min)
o Type 2b vezels  korte anaerobe (<1min)


III. Energie van eten: voeding
Voeding

= een trein waar de voedingstoffen de wagonnetjes zijn. We moeten voldoende
varieren

Bouwstenen  eiwitten en water

- Eiwitten  van planten of dieren (opgebouwd uit aminozuren)
o Dierlijke
 Vlees van gevogelte, vis, eieren, melkproducten
o Plantaardige
 Peulvruchten, graanproducten, noten en zaden,
vegetarische producten
o Kwaliteit eiwitten hangt af van de hoeveelheid essentiële
aminozuren
 Dierlijke eiwitten worden beschouwd als hoogwaardige/
complete eiwitten. (er is voldoende hoeveelheid van
essentiële aminozuren)
o 1g eiwitten = 4kcal
o Functie eiwitten
 Kinderen  voor gezonde groei
 Volwassenen  herstel weefseln behouden spiermassa
o Behoefte
 Gemiddeld 1g eiwitten/kg lichaamsgewicht
 10-15% van dagelijkse voeding innamen

,  Afhankelijk van leeftijd, activiteitsniveau, geslacht,
lichaamsgewicht
- Water
o Lichaam bestaat 2/3 uit water
 We verliezen water via ademhaling, stoelgang en urine
o Dagelijks 1,5 – 2 l vocht per dag
 40% via voeidng
 60% via dranken
o Per 1000 m je stijgt  1 l extra vocht innemen




Brandstoffen  koolhydraten en vetten

- Vetten
o 1g vet = 9kcal  belangrijke bron van energie (meest
energierijke voeding)
o Sommige vetten leveren noodzakelijke vitamine zoals A, D, E , K
 te veel VIT  worden opgeslaan in vet
 Sommige opgeslaan in water en plas je dan uit

VETTEN OPGEBOUWD UIT VETZUREN  4 TYPES VETTEN

o onverzadigd vetzuren  positief effect op gezondheid
 mono verzadigde vetzuren  omega 9 (avocado, olijven)
 op 1 plaats dubbele binding (LDL laag)
 poly onverzadigd vetzuren  omega 3, 6 (vis, walnoten,
lijnzaad)  meerdere plaatsen dubbele binding (LDL laag,
HDL hoog)
o Verzadigde vetzuren  ongezonde vetzuren (proberen
vermijden)  geen dubbele binding (LDL hoog)
o ransvetzuren  meest ongezonde vetzuren, sommige landen
verboden

FUNCTIE VETTEN :

o Regelt metabolisme
o Boodschapfunctie
o Voor viatmines op te nemen
o solerend, beschermend
 Verzadigde en onverzadigde vetzuren is niet gelijk aan vetzuren van dieren
of planten
- Koolhydraten
= zetmeet, suikers, vezels
o 1g koolhydraten = 4kcal
$9.89
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
robbeplettinx

Get to know the seller

Seller avatar
robbeplettinx Universiteit Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
New on Stuvia
Member since
2 months
Number of followers
0
Documents
5
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions