Artikelen SS
Artikel 1: Sociale competentie
Sociale competentie = vermogen om betekenisvolle interacties met
anderen aan te gaan
De ontwikkeling is complex te karakteriseren;
- Van nature contextafhankelijk; situaties
- Bediend door meerdere relevante processen op verschillende
momenten in het leven
- In loop van jaren meerdere manieren om het te verklaren en te
meten
Het doel is het concreet maken van hoe onderliggende vaardigheden en
de verscheidenheid aan contexten van sociale interactie beide relevantie
dimensies van sociale competentie die in de loop van de ontwikkeling
kunnen veranderen.
Sociale competentie vertegenwoordigt geen vaste kwaliteit, maar moet
worden gezien als een construct dat op zichzelf de ontwikkeling kenmerkt:
de maatschappij verwacht meer verfijnde interacties met oudere
kinderen.
Het ontwikkelen van sociale competentie is essentieel voor toekomstig
functioneren in de maatschappij en voor het verminderen van het risico op
gedrags- en emotionele problemen.
Matthew effect = Het betekent: verschillen tussen mensen worden
steeds groter, omdat de “sterken” meer kansen krijgen en de
“zwakken” juist achterblijven
o Kinderen die al jong goed zijn in omgaan met anderen (zoals
vriendjes maken), worden daar later vaak nóg beter in. Maar
kinderen die dat juist moeilijk vinden, lopen de kans dat het
steeds lastiger wordt. Dat noemen ze een soort
"sneeuwbaleffect": het goede of slechte rolt steeds verder
door
o Sociale handigheid is geen vaststaand iets: je kunt het
oefenen en verbeteren. Maar daarvoor is het wel belangrijk om
te weten wanneer je het beste kunt ingrijpen of oefenen.
Want gedrag kan door de tijd heen steeds invloed hebben op
andere dingen.
o De wereld van kinderen is de afgelopen twintig jaar flink
veranderd. Kleine kinderen zijn nu vaak al vroeg samen met
andere kinderen en volwassenen (bijvoorbeeld op de
kinderopvang) voordat ze naar school gaan. Dat maakt het
, extra belangrijk om goed te begrijpen hoe sociale handigheid
zich ontwikkelt.
Daarom gebruiken de auteurs een model van Rose-Krasnor: sociale
competentie ontstaat door
1. Een mix van vaardigheden (zoals empathie, communicatie,
zelfbeheersing)
2. De context waarin die vaardigheden worden gebruikt.
Kinderen hebben verschillende trucjes en handigheidjes nodig om goed
met anderen om te gaan. Denk bijvoorbeeld aan:
- Je kunnen verplaatsen in een ander (snappen hoe iemand zich voelt
of wat die denkt)
- Samen problemen oplossen (als er ruzie is of iets oneerlijk voelt)
- En je eigen gevoelens in toom houden (niet meteen boos worden of
huilen)
Welke trucjes een kind nodig heeft, kan verschillen afhankelijk van hoe oud
het is. Om goed te begrijpen hoe kinderen sociaal handig worden, moet je
dus kijken naar drie dingen:
1. De vaardigheden zelf (zoals gevoelens snappen of problemen
oplossen).
2. De situaties waarin kinderen met anderen omgaan (op school,
thuis, bij vriendjes).
3. De leeftijd/ontwikkelingsfase van het kind.
Deze drie dingen zijn de bouwstenen van sociale handigheid: je hebt ze
allemaal nodig om sociaal sterk te worden.
Het Consortium on Individual Development (CID) gebruikt dat model
concreet: Nederlandse onderzoekers werken met meerdere cohorten—
zoals tweelingen, verschillende onderwijsprojecten en regio’s—om echt te
zien hoe die ontwikkeling verloopt en waar interventies effect hebben. Hun
gezamenlijke data helpen om het model in de praktijk te bewijzen.
Samenvattend: sociale competentie is belangrijk en veranderbaar. Het
ontwikkelt zich via een samenspel van vaardigheden + omgeving, en het
, CID helpt dat inzicht te verstevigen met echte onderzoeksgegevens uit
Nederland.
Artikel 1: Sociale competentie
Sociale competentie = vermogen om betekenisvolle interacties met
anderen aan te gaan
De ontwikkeling is complex te karakteriseren;
- Van nature contextafhankelijk; situaties
- Bediend door meerdere relevante processen op verschillende
momenten in het leven
- In loop van jaren meerdere manieren om het te verklaren en te
meten
Het doel is het concreet maken van hoe onderliggende vaardigheden en
de verscheidenheid aan contexten van sociale interactie beide relevantie
dimensies van sociale competentie die in de loop van de ontwikkeling
kunnen veranderen.
Sociale competentie vertegenwoordigt geen vaste kwaliteit, maar moet
worden gezien als een construct dat op zichzelf de ontwikkeling kenmerkt:
de maatschappij verwacht meer verfijnde interacties met oudere
kinderen.
Het ontwikkelen van sociale competentie is essentieel voor toekomstig
functioneren in de maatschappij en voor het verminderen van het risico op
gedrags- en emotionele problemen.
Matthew effect = Het betekent: verschillen tussen mensen worden
steeds groter, omdat de “sterken” meer kansen krijgen en de
“zwakken” juist achterblijven
o Kinderen die al jong goed zijn in omgaan met anderen (zoals
vriendjes maken), worden daar later vaak nóg beter in. Maar
kinderen die dat juist moeilijk vinden, lopen de kans dat het
steeds lastiger wordt. Dat noemen ze een soort
"sneeuwbaleffect": het goede of slechte rolt steeds verder
door
o Sociale handigheid is geen vaststaand iets: je kunt het
oefenen en verbeteren. Maar daarvoor is het wel belangrijk om
te weten wanneer je het beste kunt ingrijpen of oefenen.
Want gedrag kan door de tijd heen steeds invloed hebben op
andere dingen.
o De wereld van kinderen is de afgelopen twintig jaar flink
veranderd. Kleine kinderen zijn nu vaak al vroeg samen met
andere kinderen en volwassenen (bijvoorbeeld op de
kinderopvang) voordat ze naar school gaan. Dat maakt het
, extra belangrijk om goed te begrijpen hoe sociale handigheid
zich ontwikkelt.
Daarom gebruiken de auteurs een model van Rose-Krasnor: sociale
competentie ontstaat door
1. Een mix van vaardigheden (zoals empathie, communicatie,
zelfbeheersing)
2. De context waarin die vaardigheden worden gebruikt.
Kinderen hebben verschillende trucjes en handigheidjes nodig om goed
met anderen om te gaan. Denk bijvoorbeeld aan:
- Je kunnen verplaatsen in een ander (snappen hoe iemand zich voelt
of wat die denkt)
- Samen problemen oplossen (als er ruzie is of iets oneerlijk voelt)
- En je eigen gevoelens in toom houden (niet meteen boos worden of
huilen)
Welke trucjes een kind nodig heeft, kan verschillen afhankelijk van hoe oud
het is. Om goed te begrijpen hoe kinderen sociaal handig worden, moet je
dus kijken naar drie dingen:
1. De vaardigheden zelf (zoals gevoelens snappen of problemen
oplossen).
2. De situaties waarin kinderen met anderen omgaan (op school,
thuis, bij vriendjes).
3. De leeftijd/ontwikkelingsfase van het kind.
Deze drie dingen zijn de bouwstenen van sociale handigheid: je hebt ze
allemaal nodig om sociaal sterk te worden.
Het Consortium on Individual Development (CID) gebruikt dat model
concreet: Nederlandse onderzoekers werken met meerdere cohorten—
zoals tweelingen, verschillende onderwijsprojecten en regio’s—om echt te
zien hoe die ontwikkeling verloopt en waar interventies effect hebben. Hun
gezamenlijke data helpen om het model in de praktijk te bewijzen.
Samenvattend: sociale competentie is belangrijk en veranderbaar. Het
ontwikkelt zich via een samenspel van vaardigheden + omgeving, en het
, CID helpt dat inzicht te verstevigen met echte onderzoeksgegevens uit
Nederland.