Aardrijkskunde Havo 5 BuiteNLand paragraaf 1.1 t/m 1.6
AK H1
1.1
Globalisering is het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenlevingen op aarde toeneemt. Economische globalisering of internationalisering
en culturele globalisering zijn hier twee belangrijke aspecten van. Dit zie je
bijvoorbeeld aan de tijd-ruimtecompressie, maar ook aan de invloeden van
gebeurtenissen ver weg. Globalisering heeft invloed op de inrichting en functie van
een gebied.
Globalisering is mogelijk door de transport-en informatietechnologie. Bij
transporttechnologie gaat het om technische voorzieningen die samenhangen met
vervoer van goederen en mensen. Bij informatie-of
communicatietechnologie zijn het alle technieken die het mogelijk maken informatie
van het ene punt naar het andere punt te verspreiden. De techniek is de afgelopen
25 jaar vergroot. Sinds 1980 zijn drie ontwikkelingen van belang:
1. Reis-en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald.
2. Transport en communicatie zijn goedkoper geworden, vooral door de toename van
schepen en vliegtuigen.
3. De infrastructuur rond transport en dataverkeer is verbeterd.
Globalisering is niet nieuw, de afbeelding hiernaast laat het verloop zien. Een van de
motoren achter dit proces is de multinationale onderneming (mno). Dit is een groot
bedrijf met vestigingen in meerdere landen. Ze vormen een soort mondiaal netwerk. Het
gevolg is dat de relatieve afstand tussen gebieden afneemt. Dit heet tijd-
ruimtecompressie, het proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door
moderne transport-en informatietechnologie daalt.
Ook speelt containerisatie een grote rol, het transport van goederen in containers
met internationale standaard afmetingen.
1.2
De vrijemarkteconomie is een economisch systeem waarbij bedrijven bepalen wat
waar geproduceerd wordt. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod en de rol
van de overheid is gering. Dit is het leidende economische systeem geworden na het
instorten van het communisme in de Sovjet-Unie (1991) en het toetreden van China
tot de wereldhandelsorganisatie (WTO), het overlegorgaan waarin ruim 140 landen
wereldhandelsverdragen vastleggen, met als doel liberalisering en de wereldhandel.
Het gevolg is dat:
-De productie en uitwisseling van goederen en diensten een internationaler karakter
krijgt.
-Gebieden economisch hechter verbonden raken.
Na 1990 kun je deze economische globalisering zien aan stijging van buitenlandse
investeringen, groei van het internationale transport-en communicatieverkeer en de
, toename van wereldhandel. Vanaf 2012 daalt deze groei weer door afkoeling van
economieën in de BRICS-landen.
Onder deze BRICS landen vallen: Brazillië, Rusland, India, China en Zuid Afrika.
Mno’s vragen zich voortdurend af of ze nog wel goed zitten met hun bedrijf. Dit wordt
bepaald door arbeidsmarkt, bereikbaarheid, belastingvoordelen en politieke
stabiliteit.
Staatsgrenzen met controles gaan slecht samen met globalisering. De WTO
stimuleert vrijhandel, handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen
zoals invoerrechten bestaan. Landen schrappen beperkingen zoals tariefmuren en
importquota. Tariefmuren zijn hoge importtarieven om eigen productie te
beschermen. Importquota zegt dat je maar een beperkte hoeveelheid van een
product mag importeren. Een vrije markt wordt eerst gevormd in handelsblokken
zoals NAFTA en de EU.
Er zijn ook ruimtelijke gevolgen van globalisering:
-Na 1980 ontstaat een nieuwe internationale arbeidsverdeling, de manier waarop
tegenwoordig de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten in het
wereldsysteem verdeeld zijn.
-Mno’s proberen naast het verplaatsen van de maakindustrie ook regionale en
nationale markten te veroveren.
-De locatie van bedrijven wordt steeds sneller aangepast aan de situatie van het
gebied.
-Globalisering is over in de wereld merkbaar, denk aan benzine.
-Economische globalisering leidt vaak tot een grotere sociale en regionale
ongelijkheid.
Ook de productieketen van goederen werd uitgerekt, dit houdt in dat de route die een
product aflegt van grondstof tot consument steeds meer werd verspreid over
meerdere landen.
Alleen landen die interessant zijn voor mno’s doen mee aan het proces. Het gevolg
daarvan is dat landen die niet meedoen, heel erg achter kunnen raken. Deze
regionale ongelijkheid gaat vaak samen met sociale ongelijkheid. In rijke landen heeft
vooral de lage inkomensklasse last hiervan.
1.3
De goederen en kapitaalstromen verlopen vooral tussen de triade ( ofwel het
triadisch netwerk.) Dit is het geheel van verbanden tussen de 3 belangrijkste
machtsblokken in de wereld, dit zijn de VS, Japan en EU. Hun mondiaal netwerk,
de verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-
cultureel terrein, wordt bedreigd door de landen in de semiperiferie.
Er wordt gesproken van een global shift, dit is een verschuiving van het economische
zwaartepunt in de wereld. Dit komt vooral voor in Azië. (China en India vooral.)
AK H1
1.1
Globalisering is het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenlevingen op aarde toeneemt. Economische globalisering of internationalisering
en culturele globalisering zijn hier twee belangrijke aspecten van. Dit zie je
bijvoorbeeld aan de tijd-ruimtecompressie, maar ook aan de invloeden van
gebeurtenissen ver weg. Globalisering heeft invloed op de inrichting en functie van
een gebied.
Globalisering is mogelijk door de transport-en informatietechnologie. Bij
transporttechnologie gaat het om technische voorzieningen die samenhangen met
vervoer van goederen en mensen. Bij informatie-of
communicatietechnologie zijn het alle technieken die het mogelijk maken informatie
van het ene punt naar het andere punt te verspreiden. De techniek is de afgelopen
25 jaar vergroot. Sinds 1980 zijn drie ontwikkelingen van belang:
1. Reis-en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald.
2. Transport en communicatie zijn goedkoper geworden, vooral door de toename van
schepen en vliegtuigen.
3. De infrastructuur rond transport en dataverkeer is verbeterd.
Globalisering is niet nieuw, de afbeelding hiernaast laat het verloop zien. Een van de
motoren achter dit proces is de multinationale onderneming (mno). Dit is een groot
bedrijf met vestigingen in meerdere landen. Ze vormen een soort mondiaal netwerk. Het
gevolg is dat de relatieve afstand tussen gebieden afneemt. Dit heet tijd-
ruimtecompressie, het proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door
moderne transport-en informatietechnologie daalt.
Ook speelt containerisatie een grote rol, het transport van goederen in containers
met internationale standaard afmetingen.
1.2
De vrijemarkteconomie is een economisch systeem waarbij bedrijven bepalen wat
waar geproduceerd wordt. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod en de rol
van de overheid is gering. Dit is het leidende economische systeem geworden na het
instorten van het communisme in de Sovjet-Unie (1991) en het toetreden van China
tot de wereldhandelsorganisatie (WTO), het overlegorgaan waarin ruim 140 landen
wereldhandelsverdragen vastleggen, met als doel liberalisering en de wereldhandel.
Het gevolg is dat:
-De productie en uitwisseling van goederen en diensten een internationaler karakter
krijgt.
-Gebieden economisch hechter verbonden raken.
Na 1990 kun je deze economische globalisering zien aan stijging van buitenlandse
investeringen, groei van het internationale transport-en communicatieverkeer en de
, toename van wereldhandel. Vanaf 2012 daalt deze groei weer door afkoeling van
economieën in de BRICS-landen.
Onder deze BRICS landen vallen: Brazillië, Rusland, India, China en Zuid Afrika.
Mno’s vragen zich voortdurend af of ze nog wel goed zitten met hun bedrijf. Dit wordt
bepaald door arbeidsmarkt, bereikbaarheid, belastingvoordelen en politieke
stabiliteit.
Staatsgrenzen met controles gaan slecht samen met globalisering. De WTO
stimuleert vrijhandel, handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen
zoals invoerrechten bestaan. Landen schrappen beperkingen zoals tariefmuren en
importquota. Tariefmuren zijn hoge importtarieven om eigen productie te
beschermen. Importquota zegt dat je maar een beperkte hoeveelheid van een
product mag importeren. Een vrije markt wordt eerst gevormd in handelsblokken
zoals NAFTA en de EU.
Er zijn ook ruimtelijke gevolgen van globalisering:
-Na 1980 ontstaat een nieuwe internationale arbeidsverdeling, de manier waarop
tegenwoordig de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten in het
wereldsysteem verdeeld zijn.
-Mno’s proberen naast het verplaatsen van de maakindustrie ook regionale en
nationale markten te veroveren.
-De locatie van bedrijven wordt steeds sneller aangepast aan de situatie van het
gebied.
-Globalisering is over in de wereld merkbaar, denk aan benzine.
-Economische globalisering leidt vaak tot een grotere sociale en regionale
ongelijkheid.
Ook de productieketen van goederen werd uitgerekt, dit houdt in dat de route die een
product aflegt van grondstof tot consument steeds meer werd verspreid over
meerdere landen.
Alleen landen die interessant zijn voor mno’s doen mee aan het proces. Het gevolg
daarvan is dat landen die niet meedoen, heel erg achter kunnen raken. Deze
regionale ongelijkheid gaat vaak samen met sociale ongelijkheid. In rijke landen heeft
vooral de lage inkomensklasse last hiervan.
1.3
De goederen en kapitaalstromen verlopen vooral tussen de triade ( ofwel het
triadisch netwerk.) Dit is het geheel van verbanden tussen de 3 belangrijkste
machtsblokken in de wereld, dit zijn de VS, Japan en EU. Hun mondiaal netwerk,
de verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal-
cultureel terrein, wordt bedreigd door de landen in de semiperiferie.
Er wordt gesproken van een global shift, dit is een verschuiving van het economische
zwaartepunt in de wereld. Dit komt vooral voor in Azië. (China en India vooral.)