Inkopen
examen 10-15 afkortingen
BOM= Bill of materials → lijst alle stuks ikea pakket
NPR= boekhandel → rekken waar boeken in staan, kassa, lampen
BOM= u boeken
berekening inkoopaandeel → niet op examen
c grafiek niet zelf kunnen geven
H2: professionalisering en organisatie
2.1 Professionalisering inkoop
- van administratieve (orders plaatsen) naar strategische functie
- van mechanische functie (zoeken naar lage prijzen) naar proactieve functie (lange
termijnvisie, voortouw in leveranciersmanagement en aandacht voor supply,logistiek)
- van dumpplaats naar volwaardige business-partner (intern en extern)
- zich profileren door lot in eigen handen te nemen
uitgangspunten;
klantoriëntatie: behoefte v/ klant bekend,
onzekerheid is de leverancier
cross-functionele benadering: teamwork tussen alle betrokken disciplines
resultaatgerichtheid: Gezond commercieel tegenspel tov klanten
Verhogen kostenbewustzijn
Verbeteren prijs-kwaliteitverhouding
Voorstellen van alternatieve oplossingen en leverancier
2.2 Inkoopontwikkelingsmodellen
,3 modellen
1. model van Burt
4 fasen die de evolutie doen stijgen:
2. ontwikkelingsmodel Van Weele
- transactieorientatie: tijdige beschikbaarheid materialen, operationele taak
- commerciële oriëntatie: proactieve commerciële houding, rapportage van
resultaten en targets aan directie (laagste prijzen)
- gecoördineerde inkoop: inkoop van belangrijke artikelen, sterk functionele
oriëntatie
- interne integratie: total cost of ownership, procesoriëntatie ipv functionele
- externe integratie: supply chain management: uitbesteding aan specialisten,
resultaatgericht coachend management
- waardecreatie centraal: leveranciers versterken waardepropositie en
concurrentiepositie, topmanagement niveau
3. model van MSU
= Meerjarig onderzoek bij grote bedrijven om ‘best practices’ op gebied van inkoop
en leveranciersmanagement in kaart te brengen
Doel v/ model→ Meten d.m.v. score van stand van zaken inzake
professionalisering
8 strategische processen en 6 processen NIET KENNEN!
2.3 Relatie van inkoop met andere functies
Relatie inkoop - logistiek
● Doel: Goederenstroombesturing voor effectieve samenwerking tussen inkoop en
logistiek.
● Inkooprol: Regiefunctie bij overgang van producten tussen organisaties, beheert
contracten, zoekt leveranciers en onderhoudt relaties.
● Risico's: Late leveringen, producten niet aan verwachtingen voldoen, slechte
kwaliteit.
● Logistiekrol: Beheert goederenstroom van productie tot consument, beheert
voorraden en magazijnen.
Relatie Inkoop - Marketing
, ● Tegenstellingen: Marketing is omzetgericht en klantgericht (BIG SPENDERS),
inkoop is kosten- en standaardproductgericht (PENNY PINCHERS)
● Gelijkenissen: Uitwisseling tussen koper en verkoper, beiden extern gericht,
bepalen samen winstgevendheid, rekening houden met omgeving, werken met mix
van instrumenten.
● Samenwerking: Voordelen als beide afdelingen samenwerken en goed op elkaar
zijn ingespeeld
Relatie inkoper - verkoper
● Tegenstellingen: Inkopers en verkopers zien elkaar vaak als tegenpolen met
negatieve beelden.
● Klanten (van de verkopers) kunnen ook leveranciers zijn (van de inkoper)
Relatie inkoop - productie
● Pro-actief meedenken: Een professionele inkoper denkt proactief mee en draagt
nieuwe mogelijkheden aan voor het productieproces (early supplier involvement)
bv. kurk in plateau’s
● Just In Time: alle materialen en producten precies op die tijdstippen ter
beschikking stellen waarop ze nodig zijn in het productieproces, zodat
voorraden beperkt worden → niks wordt gestockeerd
● co-makership: afstemming van de productieprocessen en samenwerking tussen
afnemer en leveranciers
Relatie inkoop - kwaliteitsbewakingsteam
● Belang kwaliteitsmanagement: Kwaliteitsbewaking wint aan belang voor
concurrentievoordeel.
● Raakvlakken met inkoop: Samenhang tussen gewenste kwaliteitsniveaus,
toleranties, verwerkbaarheid in productieproces en inkoopkosten.
● Aanbeveling: Gescheiden houden van inkoopfunctie om verwarring tussen
beoordelaar en uitvoerder te vermijden.
● Preventie in plaats van detectie
Relatie management - inkoop:
Het management bepaalt de visie van de inkoopfunctie, wat resulteert in vier mogelijke
visies volgens Van Weele:
1. Besteloriëntatie
2. Commerciële oriëntatie
3. Logistieke oriëntatie
4. Strategische oriëntatie
Deze visies beïnvloeden de inkoopprestatiemeting.
2.4 Structuur en organisatie van de inkoop:
● In startende en kleine ondernemingen beheert de zaakvoerder vaak zelf de
financiën.
● Bij groeiende bedrijven worden inkoopverantwoordelijkheden gedelegeerd aan
gebruikers.
, ● Voor grotere bedrijven volgt de aanstelling van professionele inkopers, wat
weerstand kan veroorzaken bij andere afdelingen.
Inkooporganisatievormen:
Vier hoofdvormen van inkooporganisaties:
1. Centrale inkooporganisatie: gecoördineerd, betere condities
2. Decentrale inkooporganisatie: iedere werkmaatschappij koopt afzonderlijk in
3. Gecoördineerde inkooporganisatie: coördinatie op versch. niveaus bv. Odisee
4. Geïntegreerde logistieke structuur: aan wie rapporteert de inkoper?
De keuze tussen centraal en decentraal hangt af van factoren zoals productverwantschap,
geografische afstand, kostenbesparingen, inkoopexpertise, grootte leverancier, en invloed
van klanten.
H3: Inkoopprocessen
3.1 koopgedrag consumenten vs organisaties
indeling van producten:
- kapitaalgoederen: blijft lang in u bedrijf
- verbruiksgoederen: verbruikt in bedrijfsuitoefening
- materialen: grondstoffen en onderdelen
- diensten: niet tastbaar
Diensten:
- onaantastbaar: dienst is ervaring bv. les
- vergankelijk: tijdelijk
- heterogeen: elke dienst is anders
- interactieve consumptie: in aanwezigheid, betrokkenheid
3.2 Inkoopgoederen classificatie
directe goederen = Bij handelsondernemingen: artikels in het assortiment
Bij dienstverlenende bedrijven: personeel, software, infrastructuur
directe inkoop = BOM = Bill of Materials
→ bv. Ikea: wat zit er allemaal in de doos
indirecte goederen = Goederen niet direct bestemd voor primaire productie-processen:
catering, huisvesting,kantoorbenodigdheden,professionele diensten
indirecte inkoop = NPR = Non Product Related
3.3 Besluitvormingsmodellen
variabelen die het koopproces beïnvloeden:
1. Karakteristieken van het product: De aard van het product bepaalt het type
expertise en betrokkenheid van verschillende disciplines in het koopproces.
2. Strategisch belang van de aankoop: Grotere belangen betrekken hogere
leidinggevenden meer bij de beslissing.
examen 10-15 afkortingen
BOM= Bill of materials → lijst alle stuks ikea pakket
NPR= boekhandel → rekken waar boeken in staan, kassa, lampen
BOM= u boeken
berekening inkoopaandeel → niet op examen
c grafiek niet zelf kunnen geven
H2: professionalisering en organisatie
2.1 Professionalisering inkoop
- van administratieve (orders plaatsen) naar strategische functie
- van mechanische functie (zoeken naar lage prijzen) naar proactieve functie (lange
termijnvisie, voortouw in leveranciersmanagement en aandacht voor supply,logistiek)
- van dumpplaats naar volwaardige business-partner (intern en extern)
- zich profileren door lot in eigen handen te nemen
uitgangspunten;
klantoriëntatie: behoefte v/ klant bekend,
onzekerheid is de leverancier
cross-functionele benadering: teamwork tussen alle betrokken disciplines
resultaatgerichtheid: Gezond commercieel tegenspel tov klanten
Verhogen kostenbewustzijn
Verbeteren prijs-kwaliteitverhouding
Voorstellen van alternatieve oplossingen en leverancier
2.2 Inkoopontwikkelingsmodellen
,3 modellen
1. model van Burt
4 fasen die de evolutie doen stijgen:
2. ontwikkelingsmodel Van Weele
- transactieorientatie: tijdige beschikbaarheid materialen, operationele taak
- commerciële oriëntatie: proactieve commerciële houding, rapportage van
resultaten en targets aan directie (laagste prijzen)
- gecoördineerde inkoop: inkoop van belangrijke artikelen, sterk functionele
oriëntatie
- interne integratie: total cost of ownership, procesoriëntatie ipv functionele
- externe integratie: supply chain management: uitbesteding aan specialisten,
resultaatgericht coachend management
- waardecreatie centraal: leveranciers versterken waardepropositie en
concurrentiepositie, topmanagement niveau
3. model van MSU
= Meerjarig onderzoek bij grote bedrijven om ‘best practices’ op gebied van inkoop
en leveranciersmanagement in kaart te brengen
Doel v/ model→ Meten d.m.v. score van stand van zaken inzake
professionalisering
8 strategische processen en 6 processen NIET KENNEN!
2.3 Relatie van inkoop met andere functies
Relatie inkoop - logistiek
● Doel: Goederenstroombesturing voor effectieve samenwerking tussen inkoop en
logistiek.
● Inkooprol: Regiefunctie bij overgang van producten tussen organisaties, beheert
contracten, zoekt leveranciers en onderhoudt relaties.
● Risico's: Late leveringen, producten niet aan verwachtingen voldoen, slechte
kwaliteit.
● Logistiekrol: Beheert goederenstroom van productie tot consument, beheert
voorraden en magazijnen.
Relatie Inkoop - Marketing
, ● Tegenstellingen: Marketing is omzetgericht en klantgericht (BIG SPENDERS),
inkoop is kosten- en standaardproductgericht (PENNY PINCHERS)
● Gelijkenissen: Uitwisseling tussen koper en verkoper, beiden extern gericht,
bepalen samen winstgevendheid, rekening houden met omgeving, werken met mix
van instrumenten.
● Samenwerking: Voordelen als beide afdelingen samenwerken en goed op elkaar
zijn ingespeeld
Relatie inkoper - verkoper
● Tegenstellingen: Inkopers en verkopers zien elkaar vaak als tegenpolen met
negatieve beelden.
● Klanten (van de verkopers) kunnen ook leveranciers zijn (van de inkoper)
Relatie inkoop - productie
● Pro-actief meedenken: Een professionele inkoper denkt proactief mee en draagt
nieuwe mogelijkheden aan voor het productieproces (early supplier involvement)
bv. kurk in plateau’s
● Just In Time: alle materialen en producten precies op die tijdstippen ter
beschikking stellen waarop ze nodig zijn in het productieproces, zodat
voorraden beperkt worden → niks wordt gestockeerd
● co-makership: afstemming van de productieprocessen en samenwerking tussen
afnemer en leveranciers
Relatie inkoop - kwaliteitsbewakingsteam
● Belang kwaliteitsmanagement: Kwaliteitsbewaking wint aan belang voor
concurrentievoordeel.
● Raakvlakken met inkoop: Samenhang tussen gewenste kwaliteitsniveaus,
toleranties, verwerkbaarheid in productieproces en inkoopkosten.
● Aanbeveling: Gescheiden houden van inkoopfunctie om verwarring tussen
beoordelaar en uitvoerder te vermijden.
● Preventie in plaats van detectie
Relatie management - inkoop:
Het management bepaalt de visie van de inkoopfunctie, wat resulteert in vier mogelijke
visies volgens Van Weele:
1. Besteloriëntatie
2. Commerciële oriëntatie
3. Logistieke oriëntatie
4. Strategische oriëntatie
Deze visies beïnvloeden de inkoopprestatiemeting.
2.4 Structuur en organisatie van de inkoop:
● In startende en kleine ondernemingen beheert de zaakvoerder vaak zelf de
financiën.
● Bij groeiende bedrijven worden inkoopverantwoordelijkheden gedelegeerd aan
gebruikers.
, ● Voor grotere bedrijven volgt de aanstelling van professionele inkopers, wat
weerstand kan veroorzaken bij andere afdelingen.
Inkooporganisatievormen:
Vier hoofdvormen van inkooporganisaties:
1. Centrale inkooporganisatie: gecoördineerd, betere condities
2. Decentrale inkooporganisatie: iedere werkmaatschappij koopt afzonderlijk in
3. Gecoördineerde inkooporganisatie: coördinatie op versch. niveaus bv. Odisee
4. Geïntegreerde logistieke structuur: aan wie rapporteert de inkoper?
De keuze tussen centraal en decentraal hangt af van factoren zoals productverwantschap,
geografische afstand, kostenbesparingen, inkoopexpertise, grootte leverancier, en invloed
van klanten.
H3: Inkoopprocessen
3.1 koopgedrag consumenten vs organisaties
indeling van producten:
- kapitaalgoederen: blijft lang in u bedrijf
- verbruiksgoederen: verbruikt in bedrijfsuitoefening
- materialen: grondstoffen en onderdelen
- diensten: niet tastbaar
Diensten:
- onaantastbaar: dienst is ervaring bv. les
- vergankelijk: tijdelijk
- heterogeen: elke dienst is anders
- interactieve consumptie: in aanwezigheid, betrokkenheid
3.2 Inkoopgoederen classificatie
directe goederen = Bij handelsondernemingen: artikels in het assortiment
Bij dienstverlenende bedrijven: personeel, software, infrastructuur
directe inkoop = BOM = Bill of Materials
→ bv. Ikea: wat zit er allemaal in de doos
indirecte goederen = Goederen niet direct bestemd voor primaire productie-processen:
catering, huisvesting,kantoorbenodigdheden,professionele diensten
indirecte inkoop = NPR = Non Product Related
3.3 Besluitvormingsmodellen
variabelen die het koopproces beïnvloeden:
1. Karakteristieken van het product: De aard van het product bepaalt het type
expertise en betrokkenheid van verschillende disciplines in het koopproces.
2. Strategisch belang van de aankoop: Grotere belangen betrekken hogere
leidinggevenden meer bij de beslissing.