Bruikleen in de context van collectiemobiliteit
1
, Gaat over tijdelijke tentoonstellingen in een museumcontext
Deel 1: de rol van de jurist
1. Collectiemobiliteit
-ICOM Museumdefinitie (2022): “Een museum is een permanente instelling zonder winstoogmerk ten dienste
van de samenleving die materieel en immaterieel erfgoed onderzoekt, verzamelt, conserveert, interpreteert en
tentoonstelt. Open voor het publiek, toegankelijk en inclusief, bevorderen musea diversiteit en duurzaamheid.
Ze werken en communiceren ethisch, professioneel en met de deelname van gemeenschappen, en bieden
gevarieerde ervaringen voor educatie, plezier, reflectie en het delen van kennis.”
Tentoongestelde voorwerp niet afkomstig van collectie van museum, maar uit ander museum of
privébezit
Die terbeschikkingstelling van cultuurgoederen zijn essentieel voor tentoonstelling (dat is ook integraal
deel van wat een museum moet doen)
-Collectimobiliteit bestaat uit 2 delen
Geschiktheid van het voorwerp
o Voorwerp moet geschikt zijn voor de mobiliteit: moet in staat zijn om te reizen (mag niet
kwetsbaar zijn, mag museum verlaten, ..)
Vertrouwen tussen de betrokken partijen (cfr. professionele standaarden, praktische richtlijnen etc.)
o Geen stuk in bruiklening indien geen vertrouwen tussen partijen (veel netwerken, professionele
standaarden en richtlijnen waar musea hun gemeenschappelijke waarden inzetten)
-Metafoor: vergelijken met mobiliteit in het algemeen
Van punt A naar B: om verkeer op die route vlot te laten verlopen hebben we verkeersregels nodig
Verkeersregels => dat is ook in collectiemobiliteit nodig: alle regelgevingen in strijd tegen illegale
kunsthandel, auteursrechtelijke bepalingen, douaneregelgeving (casus over oude plantensoorten in
bruikleen aan australis: in Australië is regels als je niet aan administratieve procedures voldoet dan
wordt organisch materiaal vernietigd, dus oude planten vernietigd) => men moet daarom gepast
handelen
Voertuig: juridisch instrument waarmee voertuig van punt A naar B gaat, dat is het contract => contract
legt basisafspraken neer die dat verkeer (toch het voertuig) moeten respecteren
Daar loopt het soms fout => juridische discussies
2. Contract en mobiliteitsregels: recente juridische discussies
In Drents museum enorme kunstroof en gouden kunstvoorwerpen gestolen => zijn voor het moederland
Roemenië wel een belangrijk stuk dus veel reacties => ook discussie over contract
Woede gaat dus ook over gebrekkige afspraken en beveilging van dit topstuk voor Romenie
2
, -Vaak wordt contractueel kader verwaarloosd, maar wel heel belangrijk => contractueel kader voor tijdelijke
overdracht van cultuurgoederen moet voorzien in maatregelen die geschikt zijn voor organisatie van
tentoonstellingen, gezien de potentiële risico’s
Huidige praktijken in museumsector zijn moeilijk te verenigen met klassieke concept van bruikleen in oud
BW => economische overwegingen steeds belangrijker: feit dat bruikleen gratis is, is steeds
kunstmatiger
Potentiële risico’s zijn geëvolueerd en niet langer beperkt tot materiële risico’s
-Asymmetrie in de rechtsverhouding die aan de basis ligt van bruikleen is niet langer gerechtvaardigd: ontlener
neemt risico’s en verantwoordelijkheden op zich (en dit kan tot hoge verzekeringskosten leiden => paradoxaal,
want bruikleen is om niet), terwijl voordelen voor uitlener groter worden
Nieuw evenwicht nodig om kosten voor ontlener te verminderen en voldoende zekerheid te bieden voor
uitlener, zodat die niet aarzelt om zijn culturele goederen uit te lenen
Deel 2: bruikleen als contractuele grondslag
1. Bruikleencontract
<-> deposito (focus op bewaring + te allen tijde herroepbaar + om niet, maar dat is van aanvullend recht) =>
bij bruikleen ligt focus op gebruik, eindigt bij einde termijn en om niet-karakter is essentieel
-Bruikleen was traditioneel de grondslag voor collectiemobiliteit: beste juridische balans tussen partijen
Kosteloos: interessant voor ontlener (museum), beperkte budgetten, voorwerpen die niet meer in de
handel zijn (bv. openbaar domein)
Gepriviligeerde positie uitlener: teruggaveverbintenis gekoppeld aan verbintenis tot bewaring en behoud,
beperkte aansprakelijkheid
o Niet-translatief: je weet dat het terugkomt + dat het onbeschadigd terugkomt
o Omgekeerd: als uitlener heb je heel beperkte aansprakelijkheid (enkel voor schade ontstaan
door gebreken waar je van op de hoogte was) (art. 1891 oud BW)
Assymetrie => te rechtvaardigen door kosteloze karakter (uitlener heeft hoge mate van zekerheid en
verminderde aansprakelijkheid, ontlener moet geen kosten dragen voor tentoonstelling)
-Traditionele balans onder druk
Ook in de kunstsector zien we een duidelijke tendens naar commercialisering en professionalisering
Het klassieke beeld van twee musea die kosteloos objecten uitwisselen, is achterhaald => in de praktijk
is het veel complexer: bruiklenen brengen aanzienlijke kosten met zich mee, en uitleners stellen hun
cultuurgoederen niet zomaar ter beschikking uit louter altruïsme
Denk bijvoorbeeld aan Angelsaksische musea of privéverzamelaars, die vaak bepaalde voordelen
nastreven bij het uitlenen van werken
-Druk 1) Commercialisering en professionalisering van de tentoonstellingsindustrie
Kosteloze karakter ruim ingevuld
Indirecte voordelen: geen kosten voor opslag, restauratie, ‘museum-effect’
o Geen opslagkosten: door werk in bruikleen te geven, hoeft de verzamelaar zelf niet te instaan
voor opslag en conservatie — die verantwoordelijkheid ligt dan bij de ontlener (meestal een
museum)
o Restauratie als tegenprestatie: verzamelaar met beperkte financiële middelen kan een werk laten
tentoonstellen onder de voorwaarde dat de instelling het kunstwerk eerst laat restaureren
(restauratiekost vermeden)
o ‘Museumeffect’: wanneer werk in een gerenommeerd museum heeft gehangen, stijgt
marktwaarde (belangrijk verkoopargument bij eventuele latere verkoop aan geïnteresseerde
kopers)
Directe voordelen: wederzijdse bruiklenen, loan fees (vb. MoMA)
3
1
, Gaat over tijdelijke tentoonstellingen in een museumcontext
Deel 1: de rol van de jurist
1. Collectiemobiliteit
-ICOM Museumdefinitie (2022): “Een museum is een permanente instelling zonder winstoogmerk ten dienste
van de samenleving die materieel en immaterieel erfgoed onderzoekt, verzamelt, conserveert, interpreteert en
tentoonstelt. Open voor het publiek, toegankelijk en inclusief, bevorderen musea diversiteit en duurzaamheid.
Ze werken en communiceren ethisch, professioneel en met de deelname van gemeenschappen, en bieden
gevarieerde ervaringen voor educatie, plezier, reflectie en het delen van kennis.”
Tentoongestelde voorwerp niet afkomstig van collectie van museum, maar uit ander museum of
privébezit
Die terbeschikkingstelling van cultuurgoederen zijn essentieel voor tentoonstelling (dat is ook integraal
deel van wat een museum moet doen)
-Collectimobiliteit bestaat uit 2 delen
Geschiktheid van het voorwerp
o Voorwerp moet geschikt zijn voor de mobiliteit: moet in staat zijn om te reizen (mag niet
kwetsbaar zijn, mag museum verlaten, ..)
Vertrouwen tussen de betrokken partijen (cfr. professionele standaarden, praktische richtlijnen etc.)
o Geen stuk in bruiklening indien geen vertrouwen tussen partijen (veel netwerken, professionele
standaarden en richtlijnen waar musea hun gemeenschappelijke waarden inzetten)
-Metafoor: vergelijken met mobiliteit in het algemeen
Van punt A naar B: om verkeer op die route vlot te laten verlopen hebben we verkeersregels nodig
Verkeersregels => dat is ook in collectiemobiliteit nodig: alle regelgevingen in strijd tegen illegale
kunsthandel, auteursrechtelijke bepalingen, douaneregelgeving (casus over oude plantensoorten in
bruikleen aan australis: in Australië is regels als je niet aan administratieve procedures voldoet dan
wordt organisch materiaal vernietigd, dus oude planten vernietigd) => men moet daarom gepast
handelen
Voertuig: juridisch instrument waarmee voertuig van punt A naar B gaat, dat is het contract => contract
legt basisafspraken neer die dat verkeer (toch het voertuig) moeten respecteren
Daar loopt het soms fout => juridische discussies
2. Contract en mobiliteitsregels: recente juridische discussies
In Drents museum enorme kunstroof en gouden kunstvoorwerpen gestolen => zijn voor het moederland
Roemenië wel een belangrijk stuk dus veel reacties => ook discussie over contract
Woede gaat dus ook over gebrekkige afspraken en beveilging van dit topstuk voor Romenie
2
, -Vaak wordt contractueel kader verwaarloosd, maar wel heel belangrijk => contractueel kader voor tijdelijke
overdracht van cultuurgoederen moet voorzien in maatregelen die geschikt zijn voor organisatie van
tentoonstellingen, gezien de potentiële risico’s
Huidige praktijken in museumsector zijn moeilijk te verenigen met klassieke concept van bruikleen in oud
BW => economische overwegingen steeds belangrijker: feit dat bruikleen gratis is, is steeds
kunstmatiger
Potentiële risico’s zijn geëvolueerd en niet langer beperkt tot materiële risico’s
-Asymmetrie in de rechtsverhouding die aan de basis ligt van bruikleen is niet langer gerechtvaardigd: ontlener
neemt risico’s en verantwoordelijkheden op zich (en dit kan tot hoge verzekeringskosten leiden => paradoxaal,
want bruikleen is om niet), terwijl voordelen voor uitlener groter worden
Nieuw evenwicht nodig om kosten voor ontlener te verminderen en voldoende zekerheid te bieden voor
uitlener, zodat die niet aarzelt om zijn culturele goederen uit te lenen
Deel 2: bruikleen als contractuele grondslag
1. Bruikleencontract
<-> deposito (focus op bewaring + te allen tijde herroepbaar + om niet, maar dat is van aanvullend recht) =>
bij bruikleen ligt focus op gebruik, eindigt bij einde termijn en om niet-karakter is essentieel
-Bruikleen was traditioneel de grondslag voor collectiemobiliteit: beste juridische balans tussen partijen
Kosteloos: interessant voor ontlener (museum), beperkte budgetten, voorwerpen die niet meer in de
handel zijn (bv. openbaar domein)
Gepriviligeerde positie uitlener: teruggaveverbintenis gekoppeld aan verbintenis tot bewaring en behoud,
beperkte aansprakelijkheid
o Niet-translatief: je weet dat het terugkomt + dat het onbeschadigd terugkomt
o Omgekeerd: als uitlener heb je heel beperkte aansprakelijkheid (enkel voor schade ontstaan
door gebreken waar je van op de hoogte was) (art. 1891 oud BW)
Assymetrie => te rechtvaardigen door kosteloze karakter (uitlener heeft hoge mate van zekerheid en
verminderde aansprakelijkheid, ontlener moet geen kosten dragen voor tentoonstelling)
-Traditionele balans onder druk
Ook in de kunstsector zien we een duidelijke tendens naar commercialisering en professionalisering
Het klassieke beeld van twee musea die kosteloos objecten uitwisselen, is achterhaald => in de praktijk
is het veel complexer: bruiklenen brengen aanzienlijke kosten met zich mee, en uitleners stellen hun
cultuurgoederen niet zomaar ter beschikking uit louter altruïsme
Denk bijvoorbeeld aan Angelsaksische musea of privéverzamelaars, die vaak bepaalde voordelen
nastreven bij het uitlenen van werken
-Druk 1) Commercialisering en professionalisering van de tentoonstellingsindustrie
Kosteloze karakter ruim ingevuld
Indirecte voordelen: geen kosten voor opslag, restauratie, ‘museum-effect’
o Geen opslagkosten: door werk in bruikleen te geven, hoeft de verzamelaar zelf niet te instaan
voor opslag en conservatie — die verantwoordelijkheid ligt dan bij de ontlener (meestal een
museum)
o Restauratie als tegenprestatie: verzamelaar met beperkte financiële middelen kan een werk laten
tentoonstellen onder de voorwaarde dat de instelling het kunstwerk eerst laat restaureren
(restauratiekost vermeden)
o ‘Museumeffect’: wanneer werk in een gerenommeerd museum heeft gehangen, stijgt
marktwaarde (belangrijk verkoopargument bij eventuele latere verkoop aan geïnteresseerde
kopers)
Directe voordelen: wederzijdse bruiklenen, loan fees (vb. MoMA)
3