Tentamenstof
- De thema’s die je moet bestuderen voor het tentamen worden allemaal besproken in
het college
- Het college dient dus als rode draad voor het tentamen
- Er worden uitsluitend thema’s getentamineerd die in het college + in de slides
aangeven passages uit het boek
- Groen is leren maar het staat nietin het boek
- En blauw is niet relevant voor het tentamen
- 50 meerkeuze vragen
- College 1: grondslagen van de psychologie (hfdst. 1,2)
- College 2: De evolutionaire basis van gedrag (hfdst. 3)
- College 3: Leren (hfdst.8)
- College 4: Motivatie en emotie (hfdst. 5)
- College 5: Sensatie en perceptie (hfdst. 6,7)
- College 6: Geheugen en aandacht (hfdst. 9)
- College 7: Redeneren en intelligentie (hfdst. 10)
- College 8: Ontwikkeling (hfdst. 11 en 12)
- College 9: Sociale aspecten van waarneming en gedrag (hfdst. 13)
- College 10: Persoonlijkheid (hfdst. 14)
- College 11: Studeren (geen corresponderend boekhoofdstuk; geen tentamenstof)
College 1 Grondslagen van psychologie
Wat is psychologie?
Zielkunde is de academische discipline die zich bezighoudt met innerlijk leven en het gedrag
van mensen (Wikipedia)
Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen, kun je waarnemen en meten
gemotiveerd is (waarom doet deze persoon dit?) en de direct waarneembare (bijv.
omgevingsfactoren, agressief gedrag of reactietijd), de privaat toegankelijke, alleen kenbaar
voor persoon (motieven, wensen, meningen/attitudes, gedachten herinneringen etc. bv
boosheid en verdriet) en privaat niet-toegankelijke, niet kenbaar voor persoon en anderen
(d.i. onbewuste, impliciete stereotypen (zie college 9), klassiek geconditioneerde responsen
(zie college 3) processen en toestanden die hierbij een rol spelen
Grondleggers van de psychologie
Wilhelm Wundt (1832 – 1920)
• Eerste (?) psychologisch laboratorium
• Onderzoek naar waarneming en waarnemingsdrempels, verschillende dingen zijn
subjectief. Hij vroeg wat mensen vonden.
• Methode: introspectie (vraag proefpersonen naar hun ervaring) veel commentaar op
‘zou proefpersoon de waarheid spreken’
William James (1842 – 1910)
• Onderzoek naar emoties
• Emotie = verandering in het lichaam
• Facial feedback hypothese
• Voel je je sip? Probeer te lachen!
• Emotie is immers lichamelijke veranderin
,De moderne psychologie
3 uitgangspunten (P 2-10)
1. Fysieke veroorzaking van gedrag
2. Gedrag/ psychische processen worden gevormd door ervaring
3. De machinerie voor gedachten en gedrag (d.w.z. brein, lichaam) is vormgegeven door
natuurlijke selectie
1 Fysieke veroorzaking van gedrag
• Tot 17e eeuw: mens bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel (onstoffelijk)
• De ziel beïnvloedt het lichaam
• Maar hoe dan?
René Descartes
• Dieren hebben geen ziel (alleen fysieke oorzaken)
• Dus alles wat zowel dieren als mensen doen heeft een fysieke oorzaak!
• Dieren hebben geen gedachten, dus die komen uit de ziel
• ‘the ghost in the machine’ (Gilbert Ryle) je hebt een ziel en die zit als het ware in een
machine, er zit iets in ons wat het lijf aanstuurt.
• Maar: hoe communiceren ziel en lichaam dan? Antwoord: in de pijnappelklier
(epifyse) N.B.: dit is flauwekul
Thomas Hobbes (1588-1679)
• Er is geen ziel, alleen maar materie > Materialisme
• Probleem: is een gedachte ook materie?
• Nee? Dan heb je nog steeds een probleem (zie Descartes)
• Ja? Dan moet je gedachten en gevoelens dus vanuit materie kunnen verklaren (Maar
hoe dan?)
Ivan Sechenov
• Belangrijke ontwikkelingen in de 19e eeuw (1)
• Dieronderzoek: reflexen
• Alle gedrag (ook breinmechanismen) zijn reflexen
Belangrijke ontwikkelingen in de 19e eeuw (2)
• Lokalisatie van functies in het brein
• Schade aan bepaalde delen van het brein resulteert in selectieve uitval
• Bijvoorbeeld gebieden van Broca en Wernicke voor taal
• Algemeen geaccepteerd idee: gevoelens, gedachten etc. hebben fysieke oorzaken
• Waarom is dat belangrijk voor de psychologie? > Maakt het mogelijk psychologische
processen empirisch te onderzoeken
2. Gedrag wordt gevormd door ervaring
John locke
• Brits empirisme (o.a. Locke, Berkeley en Hume)
• Kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring
• Locke: mens komt als een onbeschreven blad (‘Tabula Rasa’) ter wereld…
• …en worden geheel gevormd door ervaring
, • Tegenovergestelde van empirisme = nativisme
• Nativisme: veel van bepalende menselijke gedachten en motieven zijn aangeboren
(o.a. Kant en von Leibniz)
• A priori kennis: aangeboren
• A posteriori kennis: aangeleerd
• Bijv. aangeboren aanleg voor taal
• Debat is nog steeds erg actueel: Nature vs. nurture debat!
– Bijv. is goed kunnen voetballen aangeboren of een kwestie van veel trainen?
• Tegenwoordig geloven we dat het allebei een beetje waar is
3. Brein en lichaam zijn vormgegeven door natuurlijke selectie
• Evolutie: survival of the fittest (Charles Darwin)
• Fysieke eigenschappen erf je want hebben overlevingswaarde
• Dit geldt ook voor bepaalde gedragingen (want hebben een fysieke oorzaak, zie punt
1) Verdriet, lachen, boosheid hebben overlevingswaarde En zijn dus (deels) erfelijk
(zie college 2)
Charles Darwin
• Twee andere belangrijke bijdragen van Darwin:
• Mensen zijn dieren
• Nadruk op functie van gedrag (vgl. ecologische psychologie)
• Mensen hebben geen bijzondere eigenschappen
• Belang van functie: wat is het nut van boos zijn, verdrietig zijn etc.?
• Implicatie: soms kun je gedrag begrijpen door naar de functie ervan te kijken
Iedereen is psycholoog
• Iedereen maakt voor het verklaren van eigen/andermans gedrag gebruik van ideeën
over mentale toestanden, motieven en hun relatie met gedrag
• Gebaseerd op ervaring (met jezelf of anderen) en dingen die ‘algemeen bekend’
worden verondersteld
• Belangrijk deze te onderscheiden van wetenschappelijke psychologie
3 potentiële valkuilen
1. Folk psychology
2. Gebruik van hypothetische constructen
3. Gebruik van metaforen
Folk psychology
• Gebaseerd op ervaring (met jezelf of anderen) en dingen die ‘algemeen bekend’
worden verondersteld
• Belangrijk deze te onderscheiden van wetenschappelijke psychologie
• ‘Folk psychology’ of ‘common sense psychology’: mensen verklaren gedrag van
zichzelf en anderen door bepaalde mentale kenmerken aan hen toe te schrijven
Emoties, wensen, stemmingen, pijn, gedachten
• We hebben vaak impliciete theorieën over emoties, wensen etc. van onszelf en
anderen. Voorbeelden:
- Boosheid moet je niet inhouden, daar word je somber van
- Als je 4 keer achter elkaar verliest neemt het vertrouwen van het team af
, • Soms zijn dergelijke aannames en ideeën juist, vaak ook niet
• Wel zijn ze vaak bruikbaar: het stelt ons in staat je eigen gedrag te analyseren en
veranderen, met anderen te communiceren, hun gedrag te anticiperen etc.
Hypothetische constructen
• Kun je zwaartekracht zien?
• Zwaartekracht is een hypothetisch construct (HC):
• het is niet direct waarneembaar
• bezit een aantal veronderstelde eigenschappen (zwaartekracht geeft
objecten gewicht)
• Je kunt de consequenties zien van het hypothetisch ding of proces (appels
vallen van bomen)
• We gebruiken het om observeerbare dingen mee verklaren (appels vallen van
bomen door de zwaartekracht)
• Kun je angst zien?
• Angst is een hypothetisch construct:
• het is niet direct waarneembaar (waar zit angst?)
• bezit een aantal veronderstelde eigenschappen (angst zorgt voor verhoogde
hartslag)
• Je kunt de consequenties zien van het hypothetisch ding of proces (iemand is bijv.
onrustig)
• We gebruiken het om observeerbare dingen mee verklaren (X gaat ‘s avonds niet
naar buiten omdat hij bang is in het donker)
Hypothetische constructen in de psychologie
• Emotie, intelligentie, depressie, geheugen, redenatie etc. = HC
• Welke van onderstaande is een hypothetisch construct?
• Menopauze
• Waterstofatoom
• Posttraumatische stress
• HC’s zijn nuttig omdat ze ons helpen theorieën te vormen
• Maar verklaringen met HC’s zijn soms lastig: Fransien haalt een hoog cijfer omdat ze
intelligent is (hoe weet je dat Fransien intelligent is?)
Metaforen
• Metafoor: Maakt van een abstract, moeilijk voor te stellen idee iets concreets (iets
dat je kunt ervaren)
• Voorbeeld: ‘Truus is een wandelende encyclopedie’ - ‘Het leven is een achtbaan’ -
• In de wetenschap wordt hier veel gebruik van gemaakt
• Voordeel: het vergemakkelijkt communicatie, maakt zaken voorstelbaar
• Nadeel: metaforen gaan een eigen leven leiden
• Voorbeelden uit de psychologie
• ‘Onaangename ervaringen worden verdrongen’ (psychodynamische theorie van
Freud, zie college over Persoonlijkheid)
• ‘Informatie wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen’ (zie college over
geheugen en aandacht)
• Machine-metafoor voor het lichaam, computer-metafoor voor het brein etc
- De thema’s die je moet bestuderen voor het tentamen worden allemaal besproken in
het college
- Het college dient dus als rode draad voor het tentamen
- Er worden uitsluitend thema’s getentamineerd die in het college + in de slides
aangeven passages uit het boek
- Groen is leren maar het staat nietin het boek
- En blauw is niet relevant voor het tentamen
- 50 meerkeuze vragen
- College 1: grondslagen van de psychologie (hfdst. 1,2)
- College 2: De evolutionaire basis van gedrag (hfdst. 3)
- College 3: Leren (hfdst.8)
- College 4: Motivatie en emotie (hfdst. 5)
- College 5: Sensatie en perceptie (hfdst. 6,7)
- College 6: Geheugen en aandacht (hfdst. 9)
- College 7: Redeneren en intelligentie (hfdst. 10)
- College 8: Ontwikkeling (hfdst. 11 en 12)
- College 9: Sociale aspecten van waarneming en gedrag (hfdst. 13)
- College 10: Persoonlijkheid (hfdst. 14)
- College 11: Studeren (geen corresponderend boekhoofdstuk; geen tentamenstof)
College 1 Grondslagen van psychologie
Wat is psychologie?
Zielkunde is de academische discipline die zich bezighoudt met innerlijk leven en het gedrag
van mensen (Wikipedia)
Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen, kun je waarnemen en meten
gemotiveerd is (waarom doet deze persoon dit?) en de direct waarneembare (bijv.
omgevingsfactoren, agressief gedrag of reactietijd), de privaat toegankelijke, alleen kenbaar
voor persoon (motieven, wensen, meningen/attitudes, gedachten herinneringen etc. bv
boosheid en verdriet) en privaat niet-toegankelijke, niet kenbaar voor persoon en anderen
(d.i. onbewuste, impliciete stereotypen (zie college 9), klassiek geconditioneerde responsen
(zie college 3) processen en toestanden die hierbij een rol spelen
Grondleggers van de psychologie
Wilhelm Wundt (1832 – 1920)
• Eerste (?) psychologisch laboratorium
• Onderzoek naar waarneming en waarnemingsdrempels, verschillende dingen zijn
subjectief. Hij vroeg wat mensen vonden.
• Methode: introspectie (vraag proefpersonen naar hun ervaring) veel commentaar op
‘zou proefpersoon de waarheid spreken’
William James (1842 – 1910)
• Onderzoek naar emoties
• Emotie = verandering in het lichaam
• Facial feedback hypothese
• Voel je je sip? Probeer te lachen!
• Emotie is immers lichamelijke veranderin
,De moderne psychologie
3 uitgangspunten (P 2-10)
1. Fysieke veroorzaking van gedrag
2. Gedrag/ psychische processen worden gevormd door ervaring
3. De machinerie voor gedachten en gedrag (d.w.z. brein, lichaam) is vormgegeven door
natuurlijke selectie
1 Fysieke veroorzaking van gedrag
• Tot 17e eeuw: mens bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel (onstoffelijk)
• De ziel beïnvloedt het lichaam
• Maar hoe dan?
René Descartes
• Dieren hebben geen ziel (alleen fysieke oorzaken)
• Dus alles wat zowel dieren als mensen doen heeft een fysieke oorzaak!
• Dieren hebben geen gedachten, dus die komen uit de ziel
• ‘the ghost in the machine’ (Gilbert Ryle) je hebt een ziel en die zit als het ware in een
machine, er zit iets in ons wat het lijf aanstuurt.
• Maar: hoe communiceren ziel en lichaam dan? Antwoord: in de pijnappelklier
(epifyse) N.B.: dit is flauwekul
Thomas Hobbes (1588-1679)
• Er is geen ziel, alleen maar materie > Materialisme
• Probleem: is een gedachte ook materie?
• Nee? Dan heb je nog steeds een probleem (zie Descartes)
• Ja? Dan moet je gedachten en gevoelens dus vanuit materie kunnen verklaren (Maar
hoe dan?)
Ivan Sechenov
• Belangrijke ontwikkelingen in de 19e eeuw (1)
• Dieronderzoek: reflexen
• Alle gedrag (ook breinmechanismen) zijn reflexen
Belangrijke ontwikkelingen in de 19e eeuw (2)
• Lokalisatie van functies in het brein
• Schade aan bepaalde delen van het brein resulteert in selectieve uitval
• Bijvoorbeeld gebieden van Broca en Wernicke voor taal
• Algemeen geaccepteerd idee: gevoelens, gedachten etc. hebben fysieke oorzaken
• Waarom is dat belangrijk voor de psychologie? > Maakt het mogelijk psychologische
processen empirisch te onderzoeken
2. Gedrag wordt gevormd door ervaring
John locke
• Brits empirisme (o.a. Locke, Berkeley en Hume)
• Kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring
• Locke: mens komt als een onbeschreven blad (‘Tabula Rasa’) ter wereld…
• …en worden geheel gevormd door ervaring
, • Tegenovergestelde van empirisme = nativisme
• Nativisme: veel van bepalende menselijke gedachten en motieven zijn aangeboren
(o.a. Kant en von Leibniz)
• A priori kennis: aangeboren
• A posteriori kennis: aangeleerd
• Bijv. aangeboren aanleg voor taal
• Debat is nog steeds erg actueel: Nature vs. nurture debat!
– Bijv. is goed kunnen voetballen aangeboren of een kwestie van veel trainen?
• Tegenwoordig geloven we dat het allebei een beetje waar is
3. Brein en lichaam zijn vormgegeven door natuurlijke selectie
• Evolutie: survival of the fittest (Charles Darwin)
• Fysieke eigenschappen erf je want hebben overlevingswaarde
• Dit geldt ook voor bepaalde gedragingen (want hebben een fysieke oorzaak, zie punt
1) Verdriet, lachen, boosheid hebben overlevingswaarde En zijn dus (deels) erfelijk
(zie college 2)
Charles Darwin
• Twee andere belangrijke bijdragen van Darwin:
• Mensen zijn dieren
• Nadruk op functie van gedrag (vgl. ecologische psychologie)
• Mensen hebben geen bijzondere eigenschappen
• Belang van functie: wat is het nut van boos zijn, verdrietig zijn etc.?
• Implicatie: soms kun je gedrag begrijpen door naar de functie ervan te kijken
Iedereen is psycholoog
• Iedereen maakt voor het verklaren van eigen/andermans gedrag gebruik van ideeën
over mentale toestanden, motieven en hun relatie met gedrag
• Gebaseerd op ervaring (met jezelf of anderen) en dingen die ‘algemeen bekend’
worden verondersteld
• Belangrijk deze te onderscheiden van wetenschappelijke psychologie
3 potentiële valkuilen
1. Folk psychology
2. Gebruik van hypothetische constructen
3. Gebruik van metaforen
Folk psychology
• Gebaseerd op ervaring (met jezelf of anderen) en dingen die ‘algemeen bekend’
worden verondersteld
• Belangrijk deze te onderscheiden van wetenschappelijke psychologie
• ‘Folk psychology’ of ‘common sense psychology’: mensen verklaren gedrag van
zichzelf en anderen door bepaalde mentale kenmerken aan hen toe te schrijven
Emoties, wensen, stemmingen, pijn, gedachten
• We hebben vaak impliciete theorieën over emoties, wensen etc. van onszelf en
anderen. Voorbeelden:
- Boosheid moet je niet inhouden, daar word je somber van
- Als je 4 keer achter elkaar verliest neemt het vertrouwen van het team af
, • Soms zijn dergelijke aannames en ideeën juist, vaak ook niet
• Wel zijn ze vaak bruikbaar: het stelt ons in staat je eigen gedrag te analyseren en
veranderen, met anderen te communiceren, hun gedrag te anticiperen etc.
Hypothetische constructen
• Kun je zwaartekracht zien?
• Zwaartekracht is een hypothetisch construct (HC):
• het is niet direct waarneembaar
• bezit een aantal veronderstelde eigenschappen (zwaartekracht geeft
objecten gewicht)
• Je kunt de consequenties zien van het hypothetisch ding of proces (appels
vallen van bomen)
• We gebruiken het om observeerbare dingen mee verklaren (appels vallen van
bomen door de zwaartekracht)
• Kun je angst zien?
• Angst is een hypothetisch construct:
• het is niet direct waarneembaar (waar zit angst?)
• bezit een aantal veronderstelde eigenschappen (angst zorgt voor verhoogde
hartslag)
• Je kunt de consequenties zien van het hypothetisch ding of proces (iemand is bijv.
onrustig)
• We gebruiken het om observeerbare dingen mee verklaren (X gaat ‘s avonds niet
naar buiten omdat hij bang is in het donker)
Hypothetische constructen in de psychologie
• Emotie, intelligentie, depressie, geheugen, redenatie etc. = HC
• Welke van onderstaande is een hypothetisch construct?
• Menopauze
• Waterstofatoom
• Posttraumatische stress
• HC’s zijn nuttig omdat ze ons helpen theorieën te vormen
• Maar verklaringen met HC’s zijn soms lastig: Fransien haalt een hoog cijfer omdat ze
intelligent is (hoe weet je dat Fransien intelligent is?)
Metaforen
• Metafoor: Maakt van een abstract, moeilijk voor te stellen idee iets concreets (iets
dat je kunt ervaren)
• Voorbeeld: ‘Truus is een wandelende encyclopedie’ - ‘Het leven is een achtbaan’ -
• In de wetenschap wordt hier veel gebruik van gemaakt
• Voordeel: het vergemakkelijkt communicatie, maakt zaken voorstelbaar
• Nadeel: metaforen gaan een eigen leven leiden
• Voorbeelden uit de psychologie
• ‘Onaangename ervaringen worden verdrongen’ (psychodynamische theorie van
Freud, zie college over Persoonlijkheid)
• ‘Informatie wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen’ (zie college over
geheugen en aandacht)
• Machine-metafoor voor het lichaam, computer-metafoor voor het brein etc