Jurisprudentie ondernemingsrecht
Week 2
Stilzwijgende totstandkoming maatschap HR 02 september 2011
Tussen een aantal dierenartsen die (al dan niet met hun bv’s) samenwerkten, was in de loop
van de tijd stilzwijgend een maatschap ontstaan.
Waar een schriftelijk contract ontbreekt, kan de totstandkoming van een overeenkomst mede
worden afgeleid uit een tussen partijen op enig moment bestaande feitelijke situatie. Het hof
heeft verschillende verklaringen en gedragingen van partijen in aanmerking genomen en is
nagegaan wat partijen over en weer uit deze verklaringen en gedragingen hebben afgeleid
en redelijkerwijze mochten afleiden, zonder daarbij een of meer specifieke momenten aan te
wijzen waarop enige betrokkene zich welbewust als vennoot jegens enige andere
betrokkene heeft opgesteld.
Gelet op deze beoordeling, ligt in het oordeel dat de tussen partijen bestaande situatie
getypeerd dient te worden als een maatschap besloten het oordeel dat partijen zich jegens
elkaar (stilzwijgend) hadden verbonden als vennoten in maatschapsverband samen te
werken. Het voorgaande brengt niet mee dat op lichte gronden het stilzwijgende ontstaan
van een maatschap kan worden aangenomen. HR benadrukt dat er belangrijke verschillen
bestaan tussen een overeenkomst van opdracht en een overeenkomst van maatschap.
Motivering oordeel van rechter dat sprake is van maatschap moet aan hoge eisen voldoen.
De overeenkomst van maatschap is een consensuele, vormvrije overeenkomst is, die niet
noodzakelijk schriftelijk behoeft te worden aangegaan, en zelfs stilzwijgend, op grond van
gedragingen van partijen, tot stand kan komen. De verschillende elementen van een
maatschap: ‘overeenkomst’; ‘samenwerking; gelijkheid/gelijkwaardigheid’; ‘verdeling van
voordeel’; ‘inbreng’, en ‘gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers’.
Week 3
Staleman/van de Ven HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360
Staleman en Richelle zijn tot 1990 directeuren van Van de Ven Automobielbedrijf Venlo BV. Vanaf 1987 worden
lease-activiteiten ontwikkeld. Deze leiden tot grote verliezen. Van de Ven BV vordert van de directeuren een
schadevergoeding wegens onbehoorlijke taakvervulling (2:9 BW). De directeuren beroepen zich op de decharge
die de algemene vergadering van aandeelhouders aan hen heeft verleend voor het gevoerde beleid.
In hoeverre kunnen bestuurders zich beroepen op een door de algemene vergadering van aandeelhouders aan
hen als bestuurders verleende decharge?
Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon
uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het
bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of
behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en
de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze
nauwgezet vervult.
Het Van de Ven-arrest geeft een maatstaf voor ernstig verwijtbaar handelen in de zin van art. 2:9 BW.
Bovendien wordt het ontslag van aansprakelijkheid dat uit decharge, verleend door de algemene vergadering
van aandeelhouders bij het vaststellen van een jaarrekening, voortvloeit, door de Hoge Raad beperkt tot de
gegevens die formeel aan de aandeelhouders bekend waren.
Ontvanger/Roelofsen HR 8 december 2006, NJ 2006, 659
De verweerder in deze zaak was directeur en enig aandeelhouder van twee besloten vennootschappen, die een
fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormden. Aan deze fiscale eenheid zijn in 1997 en in 1998 in totaal
zeven naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van ƒ 2.021.297,--. Dit bedrag is niet
betaald. Beide vennootschappen zijn in 1998 failliet verklaard. De Ontvanger (van de Belastingdienst Oost)
heeft een verklaring voor recht gevraagd dat de verweerder jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en hij
Week 2
Stilzwijgende totstandkoming maatschap HR 02 september 2011
Tussen een aantal dierenartsen die (al dan niet met hun bv’s) samenwerkten, was in de loop
van de tijd stilzwijgend een maatschap ontstaan.
Waar een schriftelijk contract ontbreekt, kan de totstandkoming van een overeenkomst mede
worden afgeleid uit een tussen partijen op enig moment bestaande feitelijke situatie. Het hof
heeft verschillende verklaringen en gedragingen van partijen in aanmerking genomen en is
nagegaan wat partijen over en weer uit deze verklaringen en gedragingen hebben afgeleid
en redelijkerwijze mochten afleiden, zonder daarbij een of meer specifieke momenten aan te
wijzen waarop enige betrokkene zich welbewust als vennoot jegens enige andere
betrokkene heeft opgesteld.
Gelet op deze beoordeling, ligt in het oordeel dat de tussen partijen bestaande situatie
getypeerd dient te worden als een maatschap besloten het oordeel dat partijen zich jegens
elkaar (stilzwijgend) hadden verbonden als vennoten in maatschapsverband samen te
werken. Het voorgaande brengt niet mee dat op lichte gronden het stilzwijgende ontstaan
van een maatschap kan worden aangenomen. HR benadrukt dat er belangrijke verschillen
bestaan tussen een overeenkomst van opdracht en een overeenkomst van maatschap.
Motivering oordeel van rechter dat sprake is van maatschap moet aan hoge eisen voldoen.
De overeenkomst van maatschap is een consensuele, vormvrije overeenkomst is, die niet
noodzakelijk schriftelijk behoeft te worden aangegaan, en zelfs stilzwijgend, op grond van
gedragingen van partijen, tot stand kan komen. De verschillende elementen van een
maatschap: ‘overeenkomst’; ‘samenwerking; gelijkheid/gelijkwaardigheid’; ‘verdeling van
voordeel’; ‘inbreng’, en ‘gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers’.
Week 3
Staleman/van de Ven HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360
Staleman en Richelle zijn tot 1990 directeuren van Van de Ven Automobielbedrijf Venlo BV. Vanaf 1987 worden
lease-activiteiten ontwikkeld. Deze leiden tot grote verliezen. Van de Ven BV vordert van de directeuren een
schadevergoeding wegens onbehoorlijke taakvervulling (2:9 BW). De directeuren beroepen zich op de decharge
die de algemene vergadering van aandeelhouders aan hen heeft verleend voor het gevoerde beleid.
In hoeverre kunnen bestuurders zich beroepen op een door de algemene vergadering van aandeelhouders aan
hen als bestuurders verleende decharge?
Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon
uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het
bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of
behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en
de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze
nauwgezet vervult.
Het Van de Ven-arrest geeft een maatstaf voor ernstig verwijtbaar handelen in de zin van art. 2:9 BW.
Bovendien wordt het ontslag van aansprakelijkheid dat uit decharge, verleend door de algemene vergadering
van aandeelhouders bij het vaststellen van een jaarrekening, voortvloeit, door de Hoge Raad beperkt tot de
gegevens die formeel aan de aandeelhouders bekend waren.
Ontvanger/Roelofsen HR 8 december 2006, NJ 2006, 659
De verweerder in deze zaak was directeur en enig aandeelhouder van twee besloten vennootschappen, die een
fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormden. Aan deze fiscale eenheid zijn in 1997 en in 1998 in totaal
zeven naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd tot een bedrag van ƒ 2.021.297,--. Dit bedrag is niet
betaald. Beide vennootschappen zijn in 1998 failliet verklaard. De Ontvanger (van de Belastingdienst Oost)
heeft een verklaring voor recht gevraagd dat de verweerder jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en hij