Inleiding in de psychologie
§1. OM TE BEGINNEN
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’. Dit via TV, radio, kranten, boekenwinkel,
sociale media, …
MAAR meestal gaat het niet over wetenschappelijke psychologie!
Psychologie als wetenschappelijke discipline wordt vaak verkeerd ingeschat. Er is zowel
onderschatting als overschatting.
WAT IS PSYCHOLOGIE EN WAT IS HET NIET?
Roediger (1996): psychologie is de wetenschappelijke studie van de mentale processen en gedrag.
Zimbardo (2009): psychologie is de empirische studie van het gedrag en de menale processen.
APA = American Psychological Association
48 divisies van psychologie
MAAR ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag: economie, criminologie, sociologie…
grootste verschil: gebruiken allemaal verschillende methoden!
Psychologie = Betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard (= elke poging
om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet gebaseerd is op empirische observatie of
op de wetenschappelijke methode bv. Astrologie)
40-75% hecht geloof aan telepathie, helderziendheid, …
In 2011 paper verschenen van Daryl die beweerde dat mensen de toekomst kunnen voorspellen
Experiment van proefpersonen die een van de twee opties kiest en wanneer ze links kiezen
geen beloning en bij kiezen van rechts wel beloning, toevalsproces bepaalt het correcte
antwoord…
MENSEN KUNNEN DUS DE TOEKOMST NIET VOORSPELLEN
TOCH heeft hij zijn paper kunnen uitbrengen en verspreiden
Na +/- 100 jaar geen enkele wetenschappelijke evidentie voor extra sensory perception
HET FREUD PROBLEEM
Minder dan 10% (1/10) psychologen onderschrijven de ideeën van Freud
Iets marginaals in de wetenschappelijke psychologie
MAAR Nog minder onderschrijvingen voor Jung
DRIE BELANGRIJKE KENMERKEN
1. Systematisch empirisme:
Onderzoeksbenadering vertrekt van sensorische ervaring en observatie als onderzoeksgegevens
Geen gezagsargumenten
Francesco Sizi: astronoom met reactie op ontdekking van manen rond Jupiter door Galileo
Door gebrek aan systematisch empirisme: vb. aderlatingen (met een mes wat bloed aftappen en
dan zou de koorts dalen) van Benjamin Rush bij patiënten (gele koorts)
Patiënten waarbij dit niet werkte waren al te ziek en gingen dood.
Poppers kritiek op de psychoanalyse: dit is niet wetenschappelijk want die maken geen gebruik van
observaties?
2. Publiek verifieerbare kennis:
- Iets moet repliceerbaar zijn, als iemand iets beschrijft moet ik dat kunnen overdoen en dat
zou tot hetzelfde resultaat moeten leiden. (Eis van repliceerbaarheid)
- Dezelfde procedure moet leiden tot dezelfde resultaten
- Peer review
3. Toetsbare theorieën:
Falsifieerbaar: fouten zijn in principe aantoonbaar
Als de bewering van God bestaat niet waar zou zijn hoe kan ik dat dan
aantonen? Dat is dus iets wat ligt buiten de psychoanalyse
Ik kan niet aantonen dat de psychoanalyse fout is, ik kan niet voorspellen
, Popper: psychoanalyse geen wetenschap omdat het niet kan worden
aangetoond als fout
Syndroom van Gilles de la Tourette: psychoanalisten hebben hierover
geschreven, dat het te maken heeft met relaties met ouders etc. maar nu
spreekt niemand meer over die theorie aangezien er nu andere dingen zijn
aangetoond.
Toetsbaarheid kan variëren met de tijd!!! (Wat in het verleden niet kon kan nu wel
wetenschappelijk onderzocht worden, zo ook met het nu en de toekomst)
HET VIJFSTAPSPROCES VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
1) Hypothese ontwikkelen
Hypothese: Een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
Operationele definities: exacte procedures om experimentele condities en metingen van resultaten
vast te leggen
A is beter dan B
2) Gecontroleerde test
Onafhankelijke variabele: variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd wordt.
De leermethode (de helft van de kinderen leert lezen met methode A, de andere helft met B -> ik
bepaal welk kind wat doet)
Randomisatie: enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de aanbiedingsvolgorde van
de stimilu of toewijzen van proefpersonen aan condities
De kinderen op toeval toewijzen -> dus NIET twee verschillende scholen, we willen weten hoe de
methodes op zich verschillen.
3) Objectieve gegevens verzamelen
Gegevens (data): informatie verzamelt door de onderzoeker voor het testen van de hypothese
Afhankelijke variabele: het gemeten resultaat van een studie; de responsen van deelnemers in een
studie
De leessnelheid en de fouten zijn afhankelijke variabelen
4) Analyseren van de resultaten
Gebaseerd op statistische analyse van de resultaten: aanhouden of verwerpen van de hypothese
5) Publiceren, bekritiseren, repliceren van de resultaten
Zodat men er kritiek op kan geven, etc.
Publiceren is belangrijk
TYPES VAN PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
1) Naturalistische observatie:
Vaak eerste stap die leidt naar gecontroleerd onderzoek
Vb. kijken naar geweld op tv
Passen mensen (of dieren) gedrag aan wanneer ze geobserveerd worden?
2) Gevalstudie:
Zeer uitvoerige studie voor 1 persoon of voor 1 geval
Vb. Freud, psychoanalyse: zijn begin is gebaseerd op 1 geval namelijk Anna O
Later studie gebruikt bij andere gevallen?
Niet altijd te veralgemenen naar iedereen
Vb. er was een werknemer van de spoorwegen die een accident krijgt op het werk en een
staaf door zijn hoofd krijgt. Man is blijven leven, had wel verandering in karakter. Het minste
dat men daaruit kan afleiden is dat men kan blijven leven na zulke accidenten. Je moet niet
nog meer vrijwilligers hebben om het opnieuw te testen. -> MAAR wat we kunnen afleiden is
vaak beperkt
Gevaar van getuigenverklaringen
Komen heel frequent voor bij de neuropsychologie
3) Interview
, Directe bevraging -> belangrijk dat het op de juiste manier gebeurt enzovoort
Vb. studie bij 1500 jongeren waarbij een duidelijk verband is tussen kijken naar geweld en
het vertonen van agressief gedrag
Maar let op met causaliteit, het kan ook omgekeerd zijn! Het kan zijn dat mensen die
agressief zijn van aard dat zij meer kiezen om naar geweldsfilms te kijken
Training: neutraliteit
4. Survey
Verzamelen van opinies van een grote steekproef
Belangrijk dat die steekproef representatief is ten opzichte van de populatie
W.E.I.R.D. participants = western, educates, industrialized, rich, democratic
Iets wat in de psychologie heel erg doordringt
Resultaten van de studies: er is altijd venuit gegaan dat ze dit konden verlgemenen maar daar
is de laatste tijd kritiek op.
5. Psychologische tests
Cognitieve tests -> gaat over uw vs
Persoonlijkheids- en attitudetests
denkvermogen, hoe je informatie verwerkt Vooral vragenlijsten en projectieve
etc technieken (= je krijgt een heel onduidelijk
Vooral schoolvorderingen en iets te zien en daarover worden vragen
intelligentietests gesteld)
Makkelijker op te stellen Moeilijker te maken, niet zo heel veel van
Onderscheid tussen: deze tests die het niveau behalen van de
- Collectieve tests -> dient voor cognitieve test
grotere groepen. Raven progressive Meest gebruikte test: Wechlers Adult
matrices is een belangrijk voorbeeld Intel. Test -> een hoop subtests, bv.
- Individuele tests -> moet ik als Informatie en het idee daarachter is dat je
psycholoog met 1 persoon doen, algemene vragen stelt en dat iemand die
waardoor het meer tijd komst om intelligenter is antwoord geeft.
iemand zijn intelligentie hierdoor te
meten MAAR de kwaliteit is wel
hoger
Vb. Raven Progressive Matrices:
Progressive omdat alle opgaven gerangschikt zijn van makkelijk naar moeilijk.
Het is een taalarme test, je kunt hem dus ook gebruiken voor mensen die hun taal
niet goed beheersen/kennen
Vb. intelligentietest: Rorschach
Hij maakte een inktvlek op een papier en plooide dit tegen elkaar om zo een
symmetrische inktvlek te creëren. Dan werd er de vraag gesteld aan
proefpersonen wat ze erin zien. Het antwoord hierop wordt geacht iets over de
proefpersonen te vertellen.
Vb. Thematic Aperception test
Wat hier te zien is, wat eraan is voorafgegaan en hoe gaat het verder
Vb. Szondi
Proefpersonen krijgen telkens 8 foto’s te zien en moeten de twee meest
sympathieke en de twee minst sympathieke uitkiezen.
het zijn allemaal foto’s van psychiatrische mensen en psychopaten
Mensen keizen de foto’s met stoornissen waar ze zelf ook aanleg voor
hebben
, geen enkel degelijk onderzoek dat aantoont dat de test kwaliteit bevat, toch wordt deze nog steeds
afgenomen.
Drie belangrijke noties voor beoordeling van de kwaliteit van een test:
1. Standaardisatie: ‘hoe moet ik precies meten?’
Moet altijd op dezelfde manier gebeuren
Een goede test geeft heel specifieke instructies over hoe de test moet worden voorgelegd
Doe ik het altijd op dezelfde manier?
2. Betrouwbaarheid: ‘hoe precies is de meting?’ -> ik kan mijn meting in principe twee keer doen
maar bij een psychologische meting geeft dit echter problemen.
Stel je doet intelligentietest en zegt de verkeerde hoofdstad, later hoor je de echte hoofdstad en bij
de volgende test heb je deze wel juist. Dit betekent dan niet dat je intelligenter bent.
Een psychologische test twee keer afnemen is dus moeilijk
Hoe sterk correleert de test met zichzelf?
3. Validiteit: ‘meet de test wat men beoogt te meten?’ -> meet ik wel het juiste?
Strengere eis!!
Stel ik heb weegschaal die altijd vijf kilo te veel aangeeft, en ik doe de test twee keer, dan kan de
weegschaal heel precies zijn MAAR geeft wel fout gewicht aan
Rekenvaardigheid willen meten van zesde leerjaar, veronderstel dat enkele kinderen nog niet zo
heel lang in België zijn en de taal nog niet goed kennen, dan moet je uitkijken want dan meet je
misschien niet alleen rekenvaardigheid maar ook taalvaardigheid.
Moet ook een betrouwbare test zijn, als je test niet betrouwbaar is MAAR een betrouwbare test
moet niet persee een valide test zijn.
Hoe sterk correleert de test met een criterium
6. Correlationele studies
De correlatiecoëfficiënt is een belangrijke notie!!
altijd tussen: -1.0 ≤ r ≤ +1.0
o -1.0 perfect omgekeerd verband
o 0.0 geen enkel verband
o +1.0 perfect verband
Voorbeelden:
Intelligentie en studieresultaten: hangt van
studierichting af, maar naarmate iemand intelligenter is gaan de studieresultaten een beetje beter zijn
-> MAAR is maar 1 van de factoren.
Correlatie (zegt iets over de samenhang tussen twee variabelen maar zegt niets over causaliteit) en
causaliteit
Pearson en erfelijkheid: interpreteerde TBC als erfelijke ziekte en vergiste zich daarin, het heeft iets
met omgevingsinvloeden te maken
Tienerzwangerschappen in Taiwan: groot probleem waardoor regering onderzoek liet uitvoeren en
met wat de tienerzwangerschappen samenhingen. Hing volgens deze studies samen met aantal
elektrische toestellen in huis. Het aantal elektrische toestellen zegt iets over de sociaaleconomische
status. Die zijn beter opgeleid en die vertonen minder tienerzwangerschappen.
Dyslexie en oogbewegingen: proefpersoon kijkt naar scherm en heeft helm op met camera’s die de
ogen filmen. Als we iets scherp willen zien dan draaien wij onze ogen zodat het ding dat je scherp wilt
zien perfect in het zicht is. Maar je ogen maken eigenlijk sprongen, wanneer je fixeert zie je een stuk
scherp en je hersenen knopen alles aan elkaar. Mensen met dyslexie fixeren, springen voort, springen
voort en springen terug. Ze maken veel meer terugsprongen.
7. Experimentele methode
§1. OM TE BEGINNEN
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’. Dit via TV, radio, kranten, boekenwinkel,
sociale media, …
MAAR meestal gaat het niet over wetenschappelijke psychologie!
Psychologie als wetenschappelijke discipline wordt vaak verkeerd ingeschat. Er is zowel
onderschatting als overschatting.
WAT IS PSYCHOLOGIE EN WAT IS HET NIET?
Roediger (1996): psychologie is de wetenschappelijke studie van de mentale processen en gedrag.
Zimbardo (2009): psychologie is de empirische studie van het gedrag en de menale processen.
APA = American Psychological Association
48 divisies van psychologie
MAAR ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag: economie, criminologie, sociologie…
grootste verschil: gebruiken allemaal verschillende methoden!
Psychologie = Betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard (= elke poging
om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet gebaseerd is op empirische observatie of
op de wetenschappelijke methode bv. Astrologie)
40-75% hecht geloof aan telepathie, helderziendheid, …
In 2011 paper verschenen van Daryl die beweerde dat mensen de toekomst kunnen voorspellen
Experiment van proefpersonen die een van de twee opties kiest en wanneer ze links kiezen
geen beloning en bij kiezen van rechts wel beloning, toevalsproces bepaalt het correcte
antwoord…
MENSEN KUNNEN DUS DE TOEKOMST NIET VOORSPELLEN
TOCH heeft hij zijn paper kunnen uitbrengen en verspreiden
Na +/- 100 jaar geen enkele wetenschappelijke evidentie voor extra sensory perception
HET FREUD PROBLEEM
Minder dan 10% (1/10) psychologen onderschrijven de ideeën van Freud
Iets marginaals in de wetenschappelijke psychologie
MAAR Nog minder onderschrijvingen voor Jung
DRIE BELANGRIJKE KENMERKEN
1. Systematisch empirisme:
Onderzoeksbenadering vertrekt van sensorische ervaring en observatie als onderzoeksgegevens
Geen gezagsargumenten
Francesco Sizi: astronoom met reactie op ontdekking van manen rond Jupiter door Galileo
Door gebrek aan systematisch empirisme: vb. aderlatingen (met een mes wat bloed aftappen en
dan zou de koorts dalen) van Benjamin Rush bij patiënten (gele koorts)
Patiënten waarbij dit niet werkte waren al te ziek en gingen dood.
Poppers kritiek op de psychoanalyse: dit is niet wetenschappelijk want die maken geen gebruik van
observaties?
2. Publiek verifieerbare kennis:
- Iets moet repliceerbaar zijn, als iemand iets beschrijft moet ik dat kunnen overdoen en dat
zou tot hetzelfde resultaat moeten leiden. (Eis van repliceerbaarheid)
- Dezelfde procedure moet leiden tot dezelfde resultaten
- Peer review
3. Toetsbare theorieën:
Falsifieerbaar: fouten zijn in principe aantoonbaar
Als de bewering van God bestaat niet waar zou zijn hoe kan ik dat dan
aantonen? Dat is dus iets wat ligt buiten de psychoanalyse
Ik kan niet aantonen dat de psychoanalyse fout is, ik kan niet voorspellen
, Popper: psychoanalyse geen wetenschap omdat het niet kan worden
aangetoond als fout
Syndroom van Gilles de la Tourette: psychoanalisten hebben hierover
geschreven, dat het te maken heeft met relaties met ouders etc. maar nu
spreekt niemand meer over die theorie aangezien er nu andere dingen zijn
aangetoond.
Toetsbaarheid kan variëren met de tijd!!! (Wat in het verleden niet kon kan nu wel
wetenschappelijk onderzocht worden, zo ook met het nu en de toekomst)
HET VIJFSTAPSPROCES VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
1) Hypothese ontwikkelen
Hypothese: Een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
Operationele definities: exacte procedures om experimentele condities en metingen van resultaten
vast te leggen
A is beter dan B
2) Gecontroleerde test
Onafhankelijke variabele: variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd wordt.
De leermethode (de helft van de kinderen leert lezen met methode A, de andere helft met B -> ik
bepaal welk kind wat doet)
Randomisatie: enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de aanbiedingsvolgorde van
de stimilu of toewijzen van proefpersonen aan condities
De kinderen op toeval toewijzen -> dus NIET twee verschillende scholen, we willen weten hoe de
methodes op zich verschillen.
3) Objectieve gegevens verzamelen
Gegevens (data): informatie verzamelt door de onderzoeker voor het testen van de hypothese
Afhankelijke variabele: het gemeten resultaat van een studie; de responsen van deelnemers in een
studie
De leessnelheid en de fouten zijn afhankelijke variabelen
4) Analyseren van de resultaten
Gebaseerd op statistische analyse van de resultaten: aanhouden of verwerpen van de hypothese
5) Publiceren, bekritiseren, repliceren van de resultaten
Zodat men er kritiek op kan geven, etc.
Publiceren is belangrijk
TYPES VAN PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
1) Naturalistische observatie:
Vaak eerste stap die leidt naar gecontroleerd onderzoek
Vb. kijken naar geweld op tv
Passen mensen (of dieren) gedrag aan wanneer ze geobserveerd worden?
2) Gevalstudie:
Zeer uitvoerige studie voor 1 persoon of voor 1 geval
Vb. Freud, psychoanalyse: zijn begin is gebaseerd op 1 geval namelijk Anna O
Later studie gebruikt bij andere gevallen?
Niet altijd te veralgemenen naar iedereen
Vb. er was een werknemer van de spoorwegen die een accident krijgt op het werk en een
staaf door zijn hoofd krijgt. Man is blijven leven, had wel verandering in karakter. Het minste
dat men daaruit kan afleiden is dat men kan blijven leven na zulke accidenten. Je moet niet
nog meer vrijwilligers hebben om het opnieuw te testen. -> MAAR wat we kunnen afleiden is
vaak beperkt
Gevaar van getuigenverklaringen
Komen heel frequent voor bij de neuropsychologie
3) Interview
, Directe bevraging -> belangrijk dat het op de juiste manier gebeurt enzovoort
Vb. studie bij 1500 jongeren waarbij een duidelijk verband is tussen kijken naar geweld en
het vertonen van agressief gedrag
Maar let op met causaliteit, het kan ook omgekeerd zijn! Het kan zijn dat mensen die
agressief zijn van aard dat zij meer kiezen om naar geweldsfilms te kijken
Training: neutraliteit
4. Survey
Verzamelen van opinies van een grote steekproef
Belangrijk dat die steekproef representatief is ten opzichte van de populatie
W.E.I.R.D. participants = western, educates, industrialized, rich, democratic
Iets wat in de psychologie heel erg doordringt
Resultaten van de studies: er is altijd venuit gegaan dat ze dit konden verlgemenen maar daar
is de laatste tijd kritiek op.
5. Psychologische tests
Cognitieve tests -> gaat over uw vs
Persoonlijkheids- en attitudetests
denkvermogen, hoe je informatie verwerkt Vooral vragenlijsten en projectieve
etc technieken (= je krijgt een heel onduidelijk
Vooral schoolvorderingen en iets te zien en daarover worden vragen
intelligentietests gesteld)
Makkelijker op te stellen Moeilijker te maken, niet zo heel veel van
Onderscheid tussen: deze tests die het niveau behalen van de
- Collectieve tests -> dient voor cognitieve test
grotere groepen. Raven progressive Meest gebruikte test: Wechlers Adult
matrices is een belangrijk voorbeeld Intel. Test -> een hoop subtests, bv.
- Individuele tests -> moet ik als Informatie en het idee daarachter is dat je
psycholoog met 1 persoon doen, algemene vragen stelt en dat iemand die
waardoor het meer tijd komst om intelligenter is antwoord geeft.
iemand zijn intelligentie hierdoor te
meten MAAR de kwaliteit is wel
hoger
Vb. Raven Progressive Matrices:
Progressive omdat alle opgaven gerangschikt zijn van makkelijk naar moeilijk.
Het is een taalarme test, je kunt hem dus ook gebruiken voor mensen die hun taal
niet goed beheersen/kennen
Vb. intelligentietest: Rorschach
Hij maakte een inktvlek op een papier en plooide dit tegen elkaar om zo een
symmetrische inktvlek te creëren. Dan werd er de vraag gesteld aan
proefpersonen wat ze erin zien. Het antwoord hierop wordt geacht iets over de
proefpersonen te vertellen.
Vb. Thematic Aperception test
Wat hier te zien is, wat eraan is voorafgegaan en hoe gaat het verder
Vb. Szondi
Proefpersonen krijgen telkens 8 foto’s te zien en moeten de twee meest
sympathieke en de twee minst sympathieke uitkiezen.
het zijn allemaal foto’s van psychiatrische mensen en psychopaten
Mensen keizen de foto’s met stoornissen waar ze zelf ook aanleg voor
hebben
, geen enkel degelijk onderzoek dat aantoont dat de test kwaliteit bevat, toch wordt deze nog steeds
afgenomen.
Drie belangrijke noties voor beoordeling van de kwaliteit van een test:
1. Standaardisatie: ‘hoe moet ik precies meten?’
Moet altijd op dezelfde manier gebeuren
Een goede test geeft heel specifieke instructies over hoe de test moet worden voorgelegd
Doe ik het altijd op dezelfde manier?
2. Betrouwbaarheid: ‘hoe precies is de meting?’ -> ik kan mijn meting in principe twee keer doen
maar bij een psychologische meting geeft dit echter problemen.
Stel je doet intelligentietest en zegt de verkeerde hoofdstad, later hoor je de echte hoofdstad en bij
de volgende test heb je deze wel juist. Dit betekent dan niet dat je intelligenter bent.
Een psychologische test twee keer afnemen is dus moeilijk
Hoe sterk correleert de test met zichzelf?
3. Validiteit: ‘meet de test wat men beoogt te meten?’ -> meet ik wel het juiste?
Strengere eis!!
Stel ik heb weegschaal die altijd vijf kilo te veel aangeeft, en ik doe de test twee keer, dan kan de
weegschaal heel precies zijn MAAR geeft wel fout gewicht aan
Rekenvaardigheid willen meten van zesde leerjaar, veronderstel dat enkele kinderen nog niet zo
heel lang in België zijn en de taal nog niet goed kennen, dan moet je uitkijken want dan meet je
misschien niet alleen rekenvaardigheid maar ook taalvaardigheid.
Moet ook een betrouwbare test zijn, als je test niet betrouwbaar is MAAR een betrouwbare test
moet niet persee een valide test zijn.
Hoe sterk correleert de test met een criterium
6. Correlationele studies
De correlatiecoëfficiënt is een belangrijke notie!!
altijd tussen: -1.0 ≤ r ≤ +1.0
o -1.0 perfect omgekeerd verband
o 0.0 geen enkel verband
o +1.0 perfect verband
Voorbeelden:
Intelligentie en studieresultaten: hangt van
studierichting af, maar naarmate iemand intelligenter is gaan de studieresultaten een beetje beter zijn
-> MAAR is maar 1 van de factoren.
Correlatie (zegt iets over de samenhang tussen twee variabelen maar zegt niets over causaliteit) en
causaliteit
Pearson en erfelijkheid: interpreteerde TBC als erfelijke ziekte en vergiste zich daarin, het heeft iets
met omgevingsinvloeden te maken
Tienerzwangerschappen in Taiwan: groot probleem waardoor regering onderzoek liet uitvoeren en
met wat de tienerzwangerschappen samenhingen. Hing volgens deze studies samen met aantal
elektrische toestellen in huis. Het aantal elektrische toestellen zegt iets over de sociaaleconomische
status. Die zijn beter opgeleid en die vertonen minder tienerzwangerschappen.
Dyslexie en oogbewegingen: proefpersoon kijkt naar scherm en heeft helm op met camera’s die de
ogen filmen. Als we iets scherp willen zien dan draaien wij onze ogen zodat het ding dat je scherp wilt
zien perfect in het zicht is. Maar je ogen maken eigenlijk sprongen, wanneer je fixeert zie je een stuk
scherp en je hersenen knopen alles aan elkaar. Mensen met dyslexie fixeren, springen voort, springen
voort en springen terug. Ze maken veel meer terugsprongen.
7. Experimentele methode