,
,Complete samenvatting groepsdynamica orde en klassenmamagement 2025 (LERGOK01X)
1. Gedrag en de invloed van overtuigingen en identiteit
1.1 Overtuigingen
Gedrag vindt zijn oorsprong in onze overtuigingen; het vormt de kern van hoe wij handelen, denken en
ons opstellen in verschillende situaties. Voor docenten zijn deze overtuigingen niet slechts persoonlijke
voorkeuren, maar worden zij ook sterk beïnvloed door de verwachtingen van collega’s, de schoolleiding
en de leerlingen zelf (Johnson & Johnson, 2022). Wanneer gedrag uitsluitend gebaseerd is op sociale
verwachtingen of aangeleerde trucjes, ontbreekt de authentieke basis, waardoor leerlingen dit vaak
aanvoelen en het effect van de docent beperkt blijft.
Het is daarom cruciaal dat docenten inzicht krijgen in hun eigen overtuigingen. Dit betekent dat zij zich
bewust moeten zijn van hun waarden, normen en professionele principes, en hoe deze van invloed zijn
op hun interacties met leerlingen. Alleen door deze kern overtuigingen te herkennen, kan een docent
consistent en effectief handelen in uiteenlopende situaties (Slooter, 2021).
1.2 Identiteit
Onze overtuigingen zijn nauw verbonden met onze identiteit; verschillende identiteiten dragen
verschillende overtuigingen met zich mee. Een docent kan in verschillende situaties een andere ‘rol’ of
identiteit aannemen, bijvoorbeeld als autoriteit, begeleider of mediator. Wanneer de verwachtingen van
de omgeving niet overeenkomen met de eigen identiteit, kan dit leiden tot interne spanning en
onzekerheid over hoe te handelen (Slooter, 2021).
Het is daarom van belang dat docenten duidelijk voor ogen hebben wie zij professioneel willen zijn en
welke rol zij willen vervullen binnen de schoolcontext. Dit helpt om conflicten te vermijden en maakt het
mogelijk om bewust keuzes te maken in gedrag, afgestemd op de situatie. Tegelijkertijd kan het nuttig
zijn inzicht te hebben in de verwachtingen van leerlingen, zodat docenten hun optreden waar nodig
professioneel kunnen aanpassen zonder afbreuk te doen aan hun authenticiteit (Johnson & Johnson,
2022).
,1.3 Vijf rollen van de docent tentamen!!
De invloed van een docent op het leerproces van leerlingen is aanzienlijk.
Volgens Slooter (2021) zijn er vijf kernrollen die een docent effectief maken:
1. De gastheer – Het creëren van een veilige, persoonlijke relatie met leerlingen, waardoor een
fundament voor leren ontstaat.
2. De presentator – Het vasthouden van aandacht en het bewaken van het verloop van de les,
zodat leerlingen structuur ervaren.
3. De didacticus – Het overbrengen van kennis en het stimuleren van een positieve werkhouding
bij leerlingen.
4. De pedagoog – Het handhaven van orde en het corrigeren van gedrag op een duidelijke en
respectvolle manier.
5. De afsluiter – Het afronden van de les en het faciliteren van reflectie bij leerlingen over wat zij
hebben geleerd en ervaren.
De eerste drie rollen zijn met name bepalend voor een constructieve werksfeer, waarin ordeproblemen
aanzienlijk afnemen. Daarnaast zorgen deze rollen voor voorspelbaar gedrag van de docent en sluiten
zij aan bij het juiste niveau van ondersteuning voor de leerlingen (Johnson & Johnson, 2022).
Naast de vijf rollen is het essentieel dat docenten leerlingen uitdagen om zelfstandig taken uit te voeren
en hun leerproces actief vorm te geven. Het bieden van vrijheid en autonomie bevordert niet alleen
motivatie, maar ondersteunt ook de ontwikkeling van zelfregulatie en probleemoplossend vermogen
(Slooter, 2021).
, 1.4 Gedragsverandering
Effectief docentengedrag gaat verder dan bekwaam zijn; het vereist ook bewustzijn van hoe het eigen
handelen wordt ontvangen door leerlingen. Een docent moet voortdurend evalueren welke effecten hun
gedrag oproept en bepalen of aanpassingen nodig zijn.
Reflectie
Reflectie is een fundamentele vaardigheid in dit proces. Door kritisch te analyseren hoe leerlingen
reageren, kan een docent het eigen gedrag bijsturen.
Korthagen (zoals aangehaald in Slooter, 2021) beschrijft een model voor reflectie dat acht kernvragen
bevat:
Wat wil ik bereiken?
Wat willen de leerlingen?
Wat doe ik concreet?
Hoe reageren de leerlingen?
Wat denk ik in deze situatie?
Wat denken de leerlingen?
Wat voel ik?
Wat voelen de leerlingen?