G2 Russische Revolutie en Lenins bewind
f Mensjevieken: groep van dezelfde partij ald de bolsjewieken. De naam komt van
‘mensje’ = minder
f Bolsjevieken: radicale groep van de jonge Russische sociaal-democratische partij die
later ‘communisten’ worden genoemd. De naam komt van ‘bolsje’ = meer. De
belangrijkste leider is Lenin.
f Sovjet: lokale raad van arbeiders, boeren en soldaten aan het begin van de 20 e eeuw
f Centraal comité: soort van bestuur
f Kabinet: regering
f constituante: grondwetgevende vergadering
f USSR: Unie van de Socialistische Sovjet-Republieken. Een eenpartijstaat geregeerd
door de communistische partij.
f Particulier: privé
f Koelakken: scheldwoord voor Russische boeren die ingehuurd personeel uitbuitten.
f Oorlogscommunisme:
f NEP:
De economische en politieke situatie van Rusland voor de revolutie:
Tsaar Nicolaas II was aan de macht als alleenheerser. Rusland heeft een verouderde
landbouweconomie. De boeren zijn arm en het grootste deel van de bevolking leeft in
slechte omstandigheden.
De rol van de Eerste Wereldoorlog in de revolutie:
De deelname van Rusland aan de EW draait uit tot een ramp. Door voedseltekort breken er
rellen uit in Sint-Petersburg.
Het verloop van de februarirevolutie:
Textielarbeiders gaan staken en betogen, wat uitgroeit tot een volksopstand. Veel
doemaleden steunen deze revolutie en vormen een ‘Voorlopige Regering’ .De tsaar treedt
af. Deze Regering voert veel liberale hervormingen en wil de oorlog tegen Duitsland
voortzetten.
De chaos na de februarirevolutie:
Ondertussen richten socialistische leiders de sovjet (van Sint-Petersburg) op. Zij willen vrede
met Duitsland. Er ontstaan 2 machtcentra. Ee nieuwe coalitieregering lanceert een offensief
tegen Duitsland. Dit leidt tot een regeringscrisis. Kerenski vormt een nieuwe coalitieregering
en wil de orde herstellen. Hij zoekt steun bij de opperbevelhebber van het leger, die een
maand later een staatsgreep pleegt. Kerenski roept de sovjet ter hulp: bolsjewieken,
socialisten, matrozen, … helpen bij deze opstand. De bolsjewieken profiteren hier veel van.
In Sint-Petersburg en Moskou controleren ze de sovjet.
f Mensjevieken: groep van dezelfde partij ald de bolsjewieken. De naam komt van
‘mensje’ = minder
f Bolsjevieken: radicale groep van de jonge Russische sociaal-democratische partij die
later ‘communisten’ worden genoemd. De naam komt van ‘bolsje’ = meer. De
belangrijkste leider is Lenin.
f Sovjet: lokale raad van arbeiders, boeren en soldaten aan het begin van de 20 e eeuw
f Centraal comité: soort van bestuur
f Kabinet: regering
f constituante: grondwetgevende vergadering
f USSR: Unie van de Socialistische Sovjet-Republieken. Een eenpartijstaat geregeerd
door de communistische partij.
f Particulier: privé
f Koelakken: scheldwoord voor Russische boeren die ingehuurd personeel uitbuitten.
f Oorlogscommunisme:
f NEP:
De economische en politieke situatie van Rusland voor de revolutie:
Tsaar Nicolaas II was aan de macht als alleenheerser. Rusland heeft een verouderde
landbouweconomie. De boeren zijn arm en het grootste deel van de bevolking leeft in
slechte omstandigheden.
De rol van de Eerste Wereldoorlog in de revolutie:
De deelname van Rusland aan de EW draait uit tot een ramp. Door voedseltekort breken er
rellen uit in Sint-Petersburg.
Het verloop van de februarirevolutie:
Textielarbeiders gaan staken en betogen, wat uitgroeit tot een volksopstand. Veel
doemaleden steunen deze revolutie en vormen een ‘Voorlopige Regering’ .De tsaar treedt
af. Deze Regering voert veel liberale hervormingen en wil de oorlog tegen Duitsland
voortzetten.
De chaos na de februarirevolutie:
Ondertussen richten socialistische leiders de sovjet (van Sint-Petersburg) op. Zij willen vrede
met Duitsland. Er ontstaan 2 machtcentra. Ee nieuwe coalitieregering lanceert een offensief
tegen Duitsland. Dit leidt tot een regeringscrisis. Kerenski vormt een nieuwe coalitieregering
en wil de orde herstellen. Hij zoekt steun bij de opperbevelhebber van het leger, die een
maand later een staatsgreep pleegt. Kerenski roept de sovjet ter hulp: bolsjewieken,
socialisten, matrozen, … helpen bij deze opstand. De bolsjewieken profiteren hier veel van.
In Sint-Petersburg en Moskou controleren ze de sovjet.