Verbintenissen- en ondernemingsrecht aantekeningen (Inkoop en recht)
Publiekrecht= de overheid doet iets wat wij niet kunnen. Wij zijn daar niet bevoegd voor.
Privaatrecht= alles wat geen publiekrecht is, o.a. verbintenissenrecht.
- Feitelijke handeling: als het niet relevant is voor het recht. Vb. heen en weer lopen. Het kan
wel een rechtgevolg hebben bijvoorbeeld door rood rijden. Iemand aanrijden, het is niet de
bedoeling en je wilt geen schadevergoeding betalen.
- Rechtshandeling: art.3:33. BW. Iemand heeft de bedoeling om rechtsgevolgen te krijgen. Wil
+ verklaring moet overeenkomen. Bijvoorbeeld een aanbod sturen. Je hebt de bedoeling om
een overeenkomst te sluiten.
- Rechtsfeit: alle feiten die relevant voor het recht zijn. Voorbeeld het overlijden van iemand,
er gelden dan bepaalde regels.
- Rechtsgevolg: een gevolg dat relevant is voor het recht. Het juridische gevolg van een
rechtsfeit. Vb. wat is het gevolg als je iets koopt, het moet worden geleverd en je moet
betalen. Je rijdt iemand aan, mogelijk rechtsgevolg is een schadevergoeding.
Verbintenis= een relatie tussen twee of meer personen waarbij de een ergens recht op heeft en de
ander ergens toe verplicht is. Recht en plicht. Hoe ontstaat een verbintenis?
- Overeenkomst: wat er afgesproken wordt.
- De wet: wat er in de wet staat;
- Rechtspraak: wat de rechter terecht vindt.
Aanbod + aanvaarding= overeenkomst. Art.6:217 BW.
Eenzijdige + eenzijdige= meerzijdige overeenkomst.
- Aanbod en aanvaarding= eenzijdige rechtshandeling: het is een opzichzelfstaande
rechtshandeling. Je hebt er geen andere rechtshandeling voor nodig.
- Overeenkomst= meerzijdige rechtshandeling: twee rechtshandelingen voor nodig.
Als de wil en verklaring niet overeenkomt door een vergissing of geestelijke stoornis.
- Vergissing: nietige rechtshandeling, 3:33 BW.
- Geestelijke stoornis: vernietigbaar, bestaat wel maar kun je ongedaan maken, art. 3:34 BW.
Wilsvertrouwensleer (art. 3:35 BW): een rechtshandeling is alleen nietig of vernietigbaar als een
andere partij er niet op kon vertrouwen. Als het niet realistisch is. vb iets met een waarde van €500
verkopen voor €50. Iets met een waarde van €500 per ongeluk voor €480 aanbieden, wel realistisch
dus mag je op vertrouwen.
- Je mag erop vertrouwen als de persoon betrouwbaar overkomt (niet merkbaar geestelijke
stoornis), het overeenkomt met de waarde, en de persoon geen nadeel lijdt.
Dubbele grondslag: rechtshandeling ontstaat ook al komt de wil en verklaring niet overeen maar je
mag er wel op vertrouwen.
,Wanneer gaat een aanbod of aanvaarding in? Bij ontvangst.
Ontvangsttheorie: rechtshandeling gaat in op het moment van ontvangt.
Intrekking: kun je gebruiken bij alle rechtshandelingen (aanbod, aanvaarding). Kan totdat de andere
partij de verklaring ontvangen heeft. Bij een aanvaarding per post moet de intrekking sneller of
gelijktijdig aankomen.
Als de overeenkomst is gesloten zit je in principe eraan vast.
Natuurlijke verbintenis: een verbintenis maar is niet afdwingbaar. Je kan niet meer eisen dat een
persoon iets doet. Verjaring, een bepaalde periode dat je ergens voor hebt. Bij een faillissement.
Einde verbintenis
- Nakoming: iemand doet wat hij moet doen;
- Verrekening: als het verrekend wordt, beide krijgen ze iets;
- Vervaltermijn.
Les 2
Dwingend recht: als je wilt dat iets gewoon zo gebeurt, om een van de twee te beschermen (sterke
en zwakkere partij). Voorbeeld huurovereenkomst, je accepteert iets wat je liever niet wilt accepteren
maar je wilt de kamer. Arbeidsovereenkomst; als werknemer ben je van je werkgever afhankelijk
hoeveel je betaald krijgt.
Ongeldigheid rechtshandeling:
Strijd met de wet (openbare orde en maatschappelijk onaanvaardbaar) (art. 3:40 BW):
- Nietig: als het maatschappelijk onaanvaardbaar is.
- Vernietigbaar: als je een van de twee wilt beschermen. Als persoon kiezen of je wel
beschermd wil worden (d.m.v. de wet).
Wilsgebreken (art. 3:44): de wil is gebrekkig tot stand gekomen door een van buitenaf komende
omstandigheid. Iemand wilde wel iets maar het is niet goed tot stand gekomen door bijvoorbeeld
bedreiging en dwaling (art. 6:228).
Bij wilsgebreken geen beroep op art. 3:35 BW. Vertrouwen speelt geen rol. Overeenkomst is te
vernietigen. Rechtshandeling vernietigbaar. (Begint bij art. 3:34).
- Bedrog art. 3:44 lid 3 BW: altijd opzettelijk, onjuiste mededeling/ kunstgreep. Causaal
verband kunstgreep of rechtshandeling. Anders had je het niet gedaan.
Kunstgreep= iemand voor de gek houden.
Aanprijzingen in algemene bewoordingen (uniek, bijzonder etc.) = geen bedrog.
- Bedreiging art. 3:44 lid 2 BW: opzettelijk onrechtmatig bedreigd. Persoon in nadeel (lichaam
of eigendommen). Causaal verband tussen bedreiging en verrichten rh.
, - Misbruik van omstandigheden art. 3:44 lid 4 BW: wanneer een persoon weet dat de ander in
bijzondere omstandigheden zit, daar wordt misbruik van gemaakt, misbruik door verrichten
rechtshandeling.
- Dwaling art. 6:228 lid 1 BW: onjuiste voorstelling van zaken, bij een juiste voorstelling van
zaken was het niet gebeurd. Causaal verband tussen dwaling en verrichten rh. Situaties:
1. Inlichting wederpartij: iemand zegt iets wat niet klopt, opzettelijk of niet;
2. Ongeoorloofd zwijgen wederpartij: had eigenlijk iets moeten zeggen maar niet gedaan;
3. Wederzijdse dwaling: beide onjuiste veronderstelling, verkoper kan geen beroep doen op
dwaling, koper wel.
Uitzonderingen (lid 2):
Verkeersopvattingen, hoe we ons gedragen en wat normaal is in de maatschappij.
Uitsluitend toekomstige omstandigheden, we weten niet wat er in de toekomst gebeurt. Bijv.
aandelen, als ze dalen kun je niet ineens roepen op dwalen.
Voorwaarden dwaling: onjuiste voorstelling van zaken, causaal verband, er zijn geen
uitzonderingen, 3 situaties (a,b of c).
Als er alle reden is tot twijfel en je het toch doet, kun je geen beroep doen op dwalen.
Je kan in een overeenkomst opnemen dat de andere partij geen beroep kan doen op dwalen.
Handelingsonbekwaamheid (art. 3:32 lid 4 BW): iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het
verrichten van rechtshandelingen, tenzij de wet anders bepaald:
- Minderjarigen art. 1:234 BW, wel bekwaam met toestemming, voor de leeftijd gebruikelijke
handelingen of handlichting (via de rechter, bijvoorbeeld voor jonge ondernemers);
- Ondercuratelegestelden art. 1:378 BW, wel bekwaam met toestemming, uitgaven voor
levensonderhoud.
Gevolg handelingsonbekwaamheid: rechtshandeling vernietigbaar door ouders, voogd of curator.
Bij een eenzijdige ongerichte rechtshandeling, bijv. opstellen testament, rh nietig.
Rechtspersonen zijn altijd handelingsbekwaam, natuurlijke personen kunnen handelingsonbekwaam
zijn.
Nietig: rechtshandeling heeft nooit bestaan. Geen handeling vereist.
Vernietigbaar: rechtshandeling is geldig, zolang het niet vernietigd is. Actieve handeling vereist door
buitengerechtelijke verklaring of rechterlijke vernietiging. Bij zelf doen advies om het schriftelijk te
doen.
Gevolgen: terugwerkende kracht (terugeisen van je eigen eigendom), geen nieuwe eigenaar,
onverschuldigde betaling. Alleen een deel is vernietig of nietig.
Wilsontbreken: de wil ontbreekt. Iemand verklaart iets wat die niet wilt, bijvoorbeeld vergissing
(nietig) of een geestelijke stoornis (vernietigbaar).
Les 3
Beginselen= uitganspunten. Principes die ze belangrijk vinden. Leidt tot wetten en artikelen. Wetten
en artikelen zijn gebaseerd op beginselen. Het principe gaat voor het beginsel.
Beginselen in het recht zijn de grondslag van rechtsregels, zoals de artikelen in het BW en beginselen
werken door:
- Partijautonomie/ relativiteit: je bent zelf vrij om te bepalen waartoe je verplicht bent (in het
privaatrecht). Je bent alleen verplicht als je die afspraak hebt gemaakt. Een ander kan jou wil
niet opperen. Allebei de partijen moeten het met elkaar eens zijn, dan heb je pas een
overeenkomst.
- Contractvrijheid: je mag zelf bepalen wat voor een overeenkomst je sluit en met wie je een
overeenkomst sluit. Een aantal overeenkomsten zijn volgens de wet geregeld. Zelf mag je een
nieuwe overeenkomst kunnen bedenken.
Publiekrecht= de overheid doet iets wat wij niet kunnen. Wij zijn daar niet bevoegd voor.
Privaatrecht= alles wat geen publiekrecht is, o.a. verbintenissenrecht.
- Feitelijke handeling: als het niet relevant is voor het recht. Vb. heen en weer lopen. Het kan
wel een rechtgevolg hebben bijvoorbeeld door rood rijden. Iemand aanrijden, het is niet de
bedoeling en je wilt geen schadevergoeding betalen.
- Rechtshandeling: art.3:33. BW. Iemand heeft de bedoeling om rechtsgevolgen te krijgen. Wil
+ verklaring moet overeenkomen. Bijvoorbeeld een aanbod sturen. Je hebt de bedoeling om
een overeenkomst te sluiten.
- Rechtsfeit: alle feiten die relevant voor het recht zijn. Voorbeeld het overlijden van iemand,
er gelden dan bepaalde regels.
- Rechtsgevolg: een gevolg dat relevant is voor het recht. Het juridische gevolg van een
rechtsfeit. Vb. wat is het gevolg als je iets koopt, het moet worden geleverd en je moet
betalen. Je rijdt iemand aan, mogelijk rechtsgevolg is een schadevergoeding.
Verbintenis= een relatie tussen twee of meer personen waarbij de een ergens recht op heeft en de
ander ergens toe verplicht is. Recht en plicht. Hoe ontstaat een verbintenis?
- Overeenkomst: wat er afgesproken wordt.
- De wet: wat er in de wet staat;
- Rechtspraak: wat de rechter terecht vindt.
Aanbod + aanvaarding= overeenkomst. Art.6:217 BW.
Eenzijdige + eenzijdige= meerzijdige overeenkomst.
- Aanbod en aanvaarding= eenzijdige rechtshandeling: het is een opzichzelfstaande
rechtshandeling. Je hebt er geen andere rechtshandeling voor nodig.
- Overeenkomst= meerzijdige rechtshandeling: twee rechtshandelingen voor nodig.
Als de wil en verklaring niet overeenkomt door een vergissing of geestelijke stoornis.
- Vergissing: nietige rechtshandeling, 3:33 BW.
- Geestelijke stoornis: vernietigbaar, bestaat wel maar kun je ongedaan maken, art. 3:34 BW.
Wilsvertrouwensleer (art. 3:35 BW): een rechtshandeling is alleen nietig of vernietigbaar als een
andere partij er niet op kon vertrouwen. Als het niet realistisch is. vb iets met een waarde van €500
verkopen voor €50. Iets met een waarde van €500 per ongeluk voor €480 aanbieden, wel realistisch
dus mag je op vertrouwen.
- Je mag erop vertrouwen als de persoon betrouwbaar overkomt (niet merkbaar geestelijke
stoornis), het overeenkomt met de waarde, en de persoon geen nadeel lijdt.
Dubbele grondslag: rechtshandeling ontstaat ook al komt de wil en verklaring niet overeen maar je
mag er wel op vertrouwen.
,Wanneer gaat een aanbod of aanvaarding in? Bij ontvangst.
Ontvangsttheorie: rechtshandeling gaat in op het moment van ontvangt.
Intrekking: kun je gebruiken bij alle rechtshandelingen (aanbod, aanvaarding). Kan totdat de andere
partij de verklaring ontvangen heeft. Bij een aanvaarding per post moet de intrekking sneller of
gelijktijdig aankomen.
Als de overeenkomst is gesloten zit je in principe eraan vast.
Natuurlijke verbintenis: een verbintenis maar is niet afdwingbaar. Je kan niet meer eisen dat een
persoon iets doet. Verjaring, een bepaalde periode dat je ergens voor hebt. Bij een faillissement.
Einde verbintenis
- Nakoming: iemand doet wat hij moet doen;
- Verrekening: als het verrekend wordt, beide krijgen ze iets;
- Vervaltermijn.
Les 2
Dwingend recht: als je wilt dat iets gewoon zo gebeurt, om een van de twee te beschermen (sterke
en zwakkere partij). Voorbeeld huurovereenkomst, je accepteert iets wat je liever niet wilt accepteren
maar je wilt de kamer. Arbeidsovereenkomst; als werknemer ben je van je werkgever afhankelijk
hoeveel je betaald krijgt.
Ongeldigheid rechtshandeling:
Strijd met de wet (openbare orde en maatschappelijk onaanvaardbaar) (art. 3:40 BW):
- Nietig: als het maatschappelijk onaanvaardbaar is.
- Vernietigbaar: als je een van de twee wilt beschermen. Als persoon kiezen of je wel
beschermd wil worden (d.m.v. de wet).
Wilsgebreken (art. 3:44): de wil is gebrekkig tot stand gekomen door een van buitenaf komende
omstandigheid. Iemand wilde wel iets maar het is niet goed tot stand gekomen door bijvoorbeeld
bedreiging en dwaling (art. 6:228).
Bij wilsgebreken geen beroep op art. 3:35 BW. Vertrouwen speelt geen rol. Overeenkomst is te
vernietigen. Rechtshandeling vernietigbaar. (Begint bij art. 3:34).
- Bedrog art. 3:44 lid 3 BW: altijd opzettelijk, onjuiste mededeling/ kunstgreep. Causaal
verband kunstgreep of rechtshandeling. Anders had je het niet gedaan.
Kunstgreep= iemand voor de gek houden.
Aanprijzingen in algemene bewoordingen (uniek, bijzonder etc.) = geen bedrog.
- Bedreiging art. 3:44 lid 2 BW: opzettelijk onrechtmatig bedreigd. Persoon in nadeel (lichaam
of eigendommen). Causaal verband tussen bedreiging en verrichten rh.
, - Misbruik van omstandigheden art. 3:44 lid 4 BW: wanneer een persoon weet dat de ander in
bijzondere omstandigheden zit, daar wordt misbruik van gemaakt, misbruik door verrichten
rechtshandeling.
- Dwaling art. 6:228 lid 1 BW: onjuiste voorstelling van zaken, bij een juiste voorstelling van
zaken was het niet gebeurd. Causaal verband tussen dwaling en verrichten rh. Situaties:
1. Inlichting wederpartij: iemand zegt iets wat niet klopt, opzettelijk of niet;
2. Ongeoorloofd zwijgen wederpartij: had eigenlijk iets moeten zeggen maar niet gedaan;
3. Wederzijdse dwaling: beide onjuiste veronderstelling, verkoper kan geen beroep doen op
dwaling, koper wel.
Uitzonderingen (lid 2):
Verkeersopvattingen, hoe we ons gedragen en wat normaal is in de maatschappij.
Uitsluitend toekomstige omstandigheden, we weten niet wat er in de toekomst gebeurt. Bijv.
aandelen, als ze dalen kun je niet ineens roepen op dwalen.
Voorwaarden dwaling: onjuiste voorstelling van zaken, causaal verband, er zijn geen
uitzonderingen, 3 situaties (a,b of c).
Als er alle reden is tot twijfel en je het toch doet, kun je geen beroep doen op dwalen.
Je kan in een overeenkomst opnemen dat de andere partij geen beroep kan doen op dwalen.
Handelingsonbekwaamheid (art. 3:32 lid 4 BW): iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het
verrichten van rechtshandelingen, tenzij de wet anders bepaald:
- Minderjarigen art. 1:234 BW, wel bekwaam met toestemming, voor de leeftijd gebruikelijke
handelingen of handlichting (via de rechter, bijvoorbeeld voor jonge ondernemers);
- Ondercuratelegestelden art. 1:378 BW, wel bekwaam met toestemming, uitgaven voor
levensonderhoud.
Gevolg handelingsonbekwaamheid: rechtshandeling vernietigbaar door ouders, voogd of curator.
Bij een eenzijdige ongerichte rechtshandeling, bijv. opstellen testament, rh nietig.
Rechtspersonen zijn altijd handelingsbekwaam, natuurlijke personen kunnen handelingsonbekwaam
zijn.
Nietig: rechtshandeling heeft nooit bestaan. Geen handeling vereist.
Vernietigbaar: rechtshandeling is geldig, zolang het niet vernietigd is. Actieve handeling vereist door
buitengerechtelijke verklaring of rechterlijke vernietiging. Bij zelf doen advies om het schriftelijk te
doen.
Gevolgen: terugwerkende kracht (terugeisen van je eigen eigendom), geen nieuwe eigenaar,
onverschuldigde betaling. Alleen een deel is vernietig of nietig.
Wilsontbreken: de wil ontbreekt. Iemand verklaart iets wat die niet wilt, bijvoorbeeld vergissing
(nietig) of een geestelijke stoornis (vernietigbaar).
Les 3
Beginselen= uitganspunten. Principes die ze belangrijk vinden. Leidt tot wetten en artikelen. Wetten
en artikelen zijn gebaseerd op beginselen. Het principe gaat voor het beginsel.
Beginselen in het recht zijn de grondslag van rechtsregels, zoals de artikelen in het BW en beginselen
werken door:
- Partijautonomie/ relativiteit: je bent zelf vrij om te bepalen waartoe je verplicht bent (in het
privaatrecht). Je bent alleen verplicht als je die afspraak hebt gemaakt. Een ander kan jou wil
niet opperen. Allebei de partijen moeten het met elkaar eens zijn, dan heb je pas een
overeenkomst.
- Contractvrijheid: je mag zelf bepalen wat voor een overeenkomst je sluit en met wie je een
overeenkomst sluit. Een aantal overeenkomsten zijn volgens de wet geregeld. Zelf mag je een
nieuwe overeenkomst kunnen bedenken.